zaterdag 30 juni 2012

Hahaha

De regisseur uit Like You Know It All lijkt na het bezoek aan het filmfestival gewoon doorgesjokt en in een Koreaans havenstadje belandt. Onderweg is ie wel zijn oeuvre verloren, want hier is ie nog slechts filmprofessor. (Al zelfs dat al waar is.) Een hork is ie gebleven, waardoor de titel zeker in het eerste uur wordt waargemaakt. Aparte satirische stijl heeft die Hong Sang-soo toch. Ik ken niemand met zijn soort zwarte humor, ik kan het ook niet omschrijven. Het zal wel héél Koreaans zijn. (Ik heb ook het gevoel dat het de samenleving hier aan alle kanten wordt bespot. Neem bijvoorbeeld de moeder met haar kogelvisrestaurantje... Koreaanse moeders!) Wel weer typisch dat ik het hardst moest lachen om een scene die even later een droom bleek. Terwijl het in mijn optiek gewoon een typisch Koreaans staaltje absurd denken was. Op een of andere historische plek (waar de wannabe filmregisseur een gids probeert te versieren) komt hij een oude zeeheld tegen. (Ik dacht: 'aha een man die daar verkleed rondloopt') Er volgt een zeer begeesterde dialoog, waarin beide als het ware in hun rol groeien. (Als bewonderaar, en als held uit het verleden.) Hahaha heeft overigens een aardig toepasslijke literaire structuur. Het lijkt wel of Korea na de dictatuur in 25 jaar in fast-motion door de geschiedenis sjeest. Dan zijn ze nu bij de rederijkerscultuur (zie ook Shi). Veel poëzie, en deze film heeft zelfs een soort stockregel, na elke scene klinken de glazen. 'Proost!' En op naar de volgende strofe, waarbij de sfeer overigens steeds donkerder wordt. Logisch, richting kater ten slotte.

Clean, Shaven

Tien jaar voordat hij het fenomenale Keane maakte, behandelde Kerrigan dezelfde thematiek in zijn debuut Clean, Shaven. Een veel fysiekere versie van het ''gekke man zoekt dochter'-verhaal. Niet alleen omdat de dochter hier met zekerheid bestaat. Het hoofd-personage is hier veel gevaarlijker, zéker voor zichzelf, mogelijk ook voor anderen. Zijn tics zijn niet langer enkel neurotisch, ze zijn horror-bloederig. Expres jezelf snijden met scheren bijvoorbeeld. Peter Greene heeft overrompelende ogen, die door je heen staren. De beginscènes waarin hij (net uit de psychiatrische inrichting) terug bij zijn moeder intrekt zijn verschrikkelijk goed. 'Nog zo'n zomer kan ik echt niet aan', sipt ma. 'Je moet echt naar buiten'. En dat doet ie. We blijven niet de hele tijd bij hem, de film volgt ook een detective, die naar de man op zoek is. Als een soort Sans Toit Ni Loi 'interviewt' de agent mensen die met de schizofrene man in aanraking zijn gekomen. Soms krijg je dan fascinerende overgangen, en beginnen de twee mannen in een zeer toepasselijke verwarring op elkaar te lijken. (Wie van de twee is nou het gevaarlijkst!?) Toch kun je ook duidelijk merken dat dit een volkomen no-budget debuut is, waarvan de jarenlange opnamen steeds onderbroken moesten worden door geldgebrek. De rommeligheid neemt na het gefocuste begin toe, en de spanning loopt in de laatste fase eerder terug dan op. Maar het laatste shot is dan weer wel fantastisch, en in de mengeling van boot, kinderspel en waanzin erg Salinger.

The Rise and Fall of Legs Diamond

Er schijnt ook een Broadway musical-versie van deze film te bestaan, wat enigszins raar lijkt voor een variant op Scarface. Maar 'Legs' is een zwierende schurk, met een schare voluptueuze Italiaans aandoende dames om zich heen. Bovendien is hij een een uitstekend danser. (Erg veel demonstraties geeft Ray Denton daar overigens niet van.) Toch zijn z'n schelmenstreken op de dansvloer (en in de bioscoop) gedurende de openingsfase erg vermakelijk. Hij heeft dan nog wat van Cary Grant, als een gladjakker die zijn doodzieke broer (Warren Oates) onder de hoede heeft. Maar hoe dichter bij de mob-top, hoe vervelender Legs wordt. Een wat al te bekend thema. Het knappe aan de film (en van regisseur Boetticher) is dat ie er in honderd minuten een heel epos doorheen jast, zonder dat het rommelig wordt, of onafgewerkt aanvoelt. De korte scenes weten kennelijk toch net genoeg indruk achter te laten. De eerste stappen als bodyguard van een bijfiguur, die zich bescheurt om Legs' capriolen. Ook een sequentie met bioscoop-reels (tijdens een Europa-reisje) is best uniek. (Plots 'echte' beelden.) Dat uitstapje leidt het einde in. En denkende aan Pacino, in dit genre is de fall vanaf 'the top of the world' - die woorden worden ook hier weer uitgesproken - natuurlijk weer het beste. De scene waarin Legs 'kennismaakt' met het Italiaanse syndicaat, dat bij zijn afwezigheid de boel heeft overgenomen; scherp en spannend.

Last Train Home

Tót de woede-uitbarsting vond ik dit een vrij gewone documentaire, die wel wat langzamer had mogen worden verteld. Juist om het verglijden van de tijd wat beter te illustreren. Nu lijkt dit Chinese gezinnetje propvol drama te zitten. (En dat ís ook zo op microschaal.) Maar toch, de film bestrijkt meerdere jaren. Ik had best nog wat meer claustrofobische tijd in de bedompte naai-ateliers én in de trein willen doorbrengen. De flarden van verhalen van de medepassagiers zijn prachtig. Ik las er gisteren nog wat over in de krant; het Chinese nieuwjaar eist het uiterste van het Chinese openbaar vervoer. En van de mensen. Hemeltjelief. De beelden van hordes reizigers, een stampede is nooit ver weg. 'Wat sta je nou te lachen', bitst moeder tegen haar Bambi-achtige lieve dochter. Het meisje is met school gekapt, en net als haar ouders twintig jaar eerder van het paradijselijke straatarme platteland naar de grote stad vertrokken. Zij is het personage dat de dramatiek van het Chineze boerengezin tot leven brengt. Juist omdat vooral het tweede kind (de zoon!) belangrijk wordt gevonden. En nu opa dood is heeft het meisje helemaal niemand meer. En als dat borrelende conflict, als iedereen die ene keer per jaar weer terug thuis is, uitbarst... Hartverscheurend. (Zelfs in de fourth wall komen krasjes.)

vrijdag 29 juni 2012

Trouble in Mind

Kijk, met een neonoir maak je me al blij. Maar met een mislukte neonoir uit de eighties helemáál. Door de looks, de uitzinnige kapsels, en natuurlijk de muziek. Muted trumpet, Marianne Faithfull en bovenal van die After Hours-achtige synths + new age strijkers + galmende klik klak-snares instrumentaaltjes. Heerlijk. Trouble in Mind is een volkomen uitzinnige film, ergens tussen Dune, The Fifth Element en Verhoeven. (Maar dan niet al te sci-fi.) De film speelt zich wel af in een dystopische toekomst, maar het politiek gestel, blijft m.u.v. Noord Koreaans-massaal aanwezige soldaten buiten beeld. (De soldaten stáán er wel, maar doen bijzonder weinig.) In deze grauwe wereld arriveert Kris Kristofferson, met zwarte Jandek-hoed en bespottelijk briljante baard. (Zwartgrijs, maar wit aan de kin, en met daar dan een zwart streepje doorheen.) Het is jammer dat hij kan spreken (ik kan best een plot verzinnen waarin ie 'mute' was) want ik vind Kristofferson een matig acteur. Nu geeft dat hier niet zo... De Hoed keert uit de gevangenis terug naar zijn stamcafé, waar een Connie Palmen-typeje en een verzameling Starwars Cantina-bums resideren. (Een poëtische Afrikaan met Lupe Fiasco-bril die Solo wordt genoemd, bijvoorbeeld.) Ook een van de Carradine-broers arriveert aldaar, met z'n engelachtige meisje Lori Singer. Als er één rechte lijn in de film zit, is het Carradine, die arriveert als normale jongen met Denver-kapsel, en met elke scene in de verderfelijke city excentrieker wordt. Tot ie als Bowie eindigt. Meer weet ik eigenlijk niet te signaleren in deze bizarre chaos. Divine valt nog op, als slechterik. Jammer dat hij/zij stierf voor ie Little Brittain kon zien.... (En kon guest starren!)

Profession: Heartbreaker

De Engelse titel is leuker dan de Franse. Maar deze Franse Crazy Stupid Love is véél leuker dan de 'echte'. Typisch toch dat twee films in zo'n kort tijd bestek hun romcom-verhaal ophangen aan die beroemde Dirty Dancing-move. Waar Crazy Stupid Love zichzelf echter veel te serieus nam, gaat L'Arnacœur gewoon voor de grappen en grollen. Romain Duris is lang niet zo knap als Gosling, maar hij heeft wel dat donkere gevaarlijke waardoor je gelooft dat vrouwen voor 'm vallen. Treffend geïllustreerd in het Marokkaanse intro, wat (voel ik intuitief zonder nou iets specifieks aan te kunnen wijzen) knipoogt naar The Man Who Knew Too Much, van Hitchcock. Het zal de woestijn gewoon zijn. Daarna gooit men er een vleugje James Bond-parodie overheen (Duris wordt gesteund door verbluffende hi-tech apparatuur) en vertrekt men naar Monaco. (Dat is nog altijd zéér Hitchcock bedenk ik me.) Daar wacht Duris zijn moeilijkste klus, een dame (Vanessa Paradis) die op het punt staat te trouwen. Voorspelbare, maar zeer amusante verwikkelingen volgen, de 'nu moeten er tranen komen'-running gag is geweldig. Als je mij kan laten lachen om fysieke humor ('de gevoelloze rechterdij') doe je wat goed. Minder geslaagd zijn wat geweldsuitbarstingen met een potige Serviër. Ook begon het me op te vallen dat het komische duo dat Duris met de techniek ondersteunt (een echtpaar) in werkelijkheid (dus als acteurs) elkaar helemaal niet zo lijken te mogen. Wederom puur intuïtie. Zul je zien dat ze getrouwd zijn.

Guy and Madeline on a Park Bench

Interessant; waar het nog wat betere Midnight Kiss de mumblecore een leveltje hoger tilde qua dialogen, doet deze dat wat betreft sfeer. Heel nauwkeurig vangt de film de gevoelens van net na een break-up. En dat lukt vooral bij Guy, de (niet al te beste!) jazz-trompettist die vlucht in muziek en een rebound love. Het mooie is dat deze gevoelens nagenoeg woordloos worden overgebracht, net zoals in de geniale intiteling de hele voorgeschiedenis in een paar shots wordt verteld. Echt subliem gedaan. Het Madeline-gedeelte van de film komt er wat minder uit; misschien ook doordat het rebound love meisje meer indruk op me maakte (en überhaupt ook veel speeltijd krijgt.) De scene dat zij Guy ontmoet in een metro, erg spannend. De jazz-liedjes vormen een mooie soundtrack, de musical-nummers klinken heerlijk old school, maar werken meer als fragmenten uit van die YouTube flashmob-filmpjes. Minder uniek dan de kalmte die in de rest van de film heerst. Af en toe onderbroken door wat rants en pick-up pogingen, want – eigenlijk had dat mededeling numero 1 moeten zijn – dit is natuurlijk eerst en vooral een geweldige ode aan Cassavetes early movies. Leuk trouwens dat Boston, zat die Nederlandse toeteraar Jorrit Dijkstra niet ook daar? Misschien is jazz er werkelijk nog altijd groot. Perfect einde trouwens. Weten wanneer je moet stoppen.

The Prowler

Vooral in het eerste kwart is dit een zeer goede noir. Het begint al met het openingsshot, dat (ook) de kijker tot een gluurder maakt. (Ultiem cine-meta eigenlijk...) De vrouw die wordt 'bekeken' belt agenten, die haar sussen, en het allemaal maar wat overdreven lijken te vinden. (Opnieuw de gedachte van de kijker verwoordend, want ja, dan moet ze maar niet naakt voor 't raam gaan staan!) Maar langzaam krijgt een van de agenten wat griezeligs. En hij (Van Heflin) blijft maar terugkomen voor 'checkups'! In de beste scene van de film peutert hij met een haarpin van de dame (die hij ongevraagd uit heur haar 'leent') een kastje van haar echtgenoot open. (Allemaal heel symbolisch natuurlijk, eerst het kastje en dan...) Het slot houdt hem maar even tegen, meldt ie triomfantelijk. De vrouw zegt: 'soms kan een klein beetje vertraging precies genoeg zijn.' Je denkt; ze heeft door dat ie een creep is. Maar nee hoor, ze wordt verliefd. Volgens David Thomson uit onverbloemd Amerikaans opportunisme, weg van een slecht huwelijk. Vanaf dat moment komen we helaas op standaard noir terrein. Het op zich voorspelbare einde van de echtgenoot is zeldzaam koelbloedig en zelfs schokkend. Toch gaat het tijdens die handelingen mis op alle niveaus; de agent schiet zich tijdens de afrekening in zijn eigen arm; ik meende (of hoopte) per ongeluk terwijl hij een zelfmoord-opzetje probeerde neer te leggen op de lawn. De rechtszaak die volgt is zoals gebruikelijk een aanfluiting. (Ik háát rechtszaken in noirs.) Pas in de laatste tien minuten weet de film zich daarvan te herstellen, door middel van een Johnny Guitar-melodramatische western-wending.

donderdag 28 juni 2012

The Art of the Steal

Als advocaat van de duivel probeerde ik nog een tijdje te denken 'ach het zijn maar wat papiertjes met verf' en 'ja zo'n testament, dat geldt toch ook niet voor eeuwig'... Tja. Het zijn inderdáád geen schilderijen meer, maar onverhandelbare goudstaven, die machtswellustelingen graag willen hebben. En je kunstcollectie 'voor eeuwig niet uitleenbaar en verkoopbaar' verklaren, is niet houdbaar, maar dan nog mag je er als dode toch vanuit gaan dat ze een jaartje of honderd je laatste wens respecteren. We leren in deze fijne, typical American Story, dr. Barnes kennen. Een man die zijn fortuin in de medicijnen vergaarde, maar met een working class achtergrond, die (daarom?) graag de elite jende. (Beste stunt: het beheer over zijn collectie aan een black university geven... Vinden de dure Philly Perelmannetjes níet leuk!) Barnes hing zijn honderden werken (van Matisse en Renoir e.d.) in een eigen gebouw, allemaal dicht op elkaar, nauwelijks commercieel geëxploiteerd. Dit is zo mogelijk een nog veel grotere schoffering, althans, volgens de kunstwereld. (Die zogenaamd het beste met de werken voor heeft, maar alleen aan money, money, money denkt.) Dus zinnen ze op een manier om de werken in hun bezit te krijgen. En zoals we weten regeert er maar één ding in het kapitalisme. Je kan een moord plegen, je kan banken laten omvallen, als jij de backing van the powers hebt kom je er mee weg. Dit wordt volkomen eenzijdig (heerlijk eenzijdig zelfs) uit de doeken gedaan door afficionado's van Barnes. Geweldige figuren, die met smaak vertellen. Mijn favoriet: het Woody Allen-achtige mannetje dat tijdens een demonstratie een interview aan de docu staat te geven, en dan ineens PHILISTINES!!! schreeuwt. Hierboven op de foto. Maar er zijn meer ster-karakters. Ook in het slechte kamp. De aalgladde ambitieuze Richard Glanton, die de kunstcollectie mee op tournee neemt, een verdedigbare zet, maar tevens het begin van het einde. En dan de gouverneur van Pennsylvania – Oh Amerikaanse democratie!- kennelijk nog altijd diezelfde louche types als uit All The King's Men.

A Religiosa Portuguesa

We hadden het op het forum net over Manoel de Oliveira gehad. Deze film vind ik vergelijkbaar geconstrueerd als The Strange Case of Angelica, met even gekunsteld acteren, maar toch een heel stuk beter. Het zou kunnen helpen dat ik eerder al Le Pont des Arts van Eugène Green had gezien. Een excentrieke regisseur, zo kunnen we hier ook in beeld vaststellen. (Hij speelt namelijk ook ín de film een regisseur...) Zijn Beefheartiaanse dansmoves in een disco zijn hilarisch. Buiten dat is dit een heel serieuze en kalme film, over een actrice met onwaarschijnlijke grote ogen in een crisisje. Ondertussen maakt ze in Lissabon een film over een beroemde Portugese non. De film veronderstelt nogal veel Portugese voorkennis. Zo is die non de schrijfster van een heel beroemd dagboek uit de literatuurgeschiedenis, niemand weet of dat nou fictie of werkelijkheid is. Green houdt van dat soort kunstzinnige raadsels, en hij laat de actrice hier ook buiten filmtijd langs de locaties van de opnamen dwalen; om nóg een non tegen te komen, die haar wat wijsheden meegeeft. Ondertussen bekommert ze zich om een adoptiekind, zodat ze ook zonder vriendje moeder kan worden. (Dat doet me ergens aan denken hmmm..) Ik zit te ironisch te doen, want deze film zit vol met langzaam passerende bootjes, fraaie shots (continu spelend met de focus, lichtjes scherp, lichtjes onscherp en iconisch pontificaal in beeld gebrachte gezichten) én een paar Portugese “schlager”-liedjes. Fado is Hazes voor snobs.

The Arbor

Poeh, deze documentaire in fictie-vorm zit zo propvol ellende dat ik er de tweede helft wel genoeg van had. De regisseur kreeg het idee voor de film (vermoedelijk) pas toen ie hoorde hoe de dochter van een piepjonge toneelschrijfster zich – histoire se repete – ten gronde had gericht. Toch had ik graag een héle film over de schrijfster gezien, in plaats van over de verslaafde. De toneelschrijfster, uit de absolute goot van Bradford, is een jonge moeder, en verwerkt haar neighbourhood ervaringen in twee toneelstukken, die behoorlijk wat succes kennen. Het stugge meisje raakt als een Amy Winehouse aan de drank, om al snel te overlijden, drie kinderen van drie vaders achterlatend. Dit aangrijpende levensverhaal wordt verteld door acteurs die teksten van geïnterviewden lipsyncen (een prachtige meta-zet). Ondertussen lopen ze door de buurt en worden scenes uit het stuk 'The Arbor' midden op straat met minimale middelen gebracht. Geniaal. Zat voor mijn gevoel een negentig minuten film in, met véél meer scenes uit het stuk. (De paar échte docu-beelden zijn ook erg mooi trouwens, OMG, die vader!) Maar al voor de helft voorbij is verlegt de regisseur zijn blik naar de oudste dochter, het 'letterlijke' zwarte schaap, kind van een Pakistaanse vader. (Dus eindeloos object van racistische bejegeningen, óók van haar moeder...) Dit meisje vertelt nagenoeg de rest van de film, en alhoewel ik medelijden met haar heb, worden haar 'nu ben ik toch écht gelouterd en ik ben eindelijk clean' praatjes langzaam irritant. Want ja, dit meisje verknalt haar leven in het kwadraat. Ook al overleeft zij wel, d'r moeder was er niets bij. Alles gaat mis. En dat terwijl ze na de dood van moeder al snel wordt geadopteerd door lieve pleegouders. Hhier ging ik denken aan het Amerikaanse pamflet Dear Zachary. 'Achteraf gezien hadden we zoveel meer kunnen doen.' Ik voelde een connectie met Le Gamin au Vélo, door dat pleegouderschap. De regering zou eigenlijk moeten zorgen dat de staatsloterij altijd op die mensen valt, want je verdient zóveel respect. En je krijgt áltijd gezeik, want de kinderen komen getraumatiseerd aan.

The Music Room

Van de Apu-trilogy heb ik nog altijd maar één deel gezien, maar het zou best kunnen dat The Music Room me ooit inspireert om de rest ook te kijken; dit is een zeer toegankelijke Ray-film, met, zoals de titel voorspelt, een hoofdrol voor muziek. Misschien iets teveel muziek voor Westerse oren, maar dan nog, die Indiërs kunnen spelen, als George Harrison dit in 1959 had gezien waren de Beatles nooit opgericht. Maar niet alleen de muziek maakt deze film toegankelijk, want muziek, zelfs in raga-modus, is en blijft het meest universele wat er bestaat. Ook het verhaal heeft een grimmige sprookjesachtige grandeur, met trekjes van zowel Gatsby (!) en Shakespeare. Een man op het dakterras van zijn mansion, depressief lurkend aan zijn waterpijp, en meer ook niet. Zijn vrouw en kind gaan op reis, ze vragen of hij meegaat, maar hij blijft gewoon hangen. En dan gebeurt het onvermijdelijke, wat zijn lethargie nog verder opjaagt. Er is echter één obsessie waar hij nog een restje genot in kan vinden. Muziek. Zijdelings hieraan speelt nog de aankomst van moderne tijden, in de figuur van een selfmade-man met auto (het hoofdpersonage is een oude 'koning', of wat zijn titel ook precies is... Die nog op olifanten rijdt.) De laatste tien minuten zijn het mooist, als teken dat Ray de kijker betovert heeft weet ie me bijna vol te laten schieten met een muzikaal kroonluchtersmotiefje van godbetert tien seconden, dat de opmaat vormt van Shakespeariaanse waanzin.

woensdag 27 juni 2012

Sans Toit ni Loi

Sans Toit Ni Loi is de Franse Wendy and Lucy. En al vanaf het begin zonder Lucy. De film van Varda is harder en ook geconstrueerder. (Literairder, zo u wil.) Dat komt doordat personages af en toe de third wall doorbreken en hun gedachten (over het zwervende meisje) tegen de kijker uitspreken. Een erg mooie truc, en het pleit zeer voor Varda is dat ik de constructie (als die in het midden een tijdje minder vaak langskomt) ga missen! Dan doe je iets goed. Sandrine Bonnaire heeft de Michelle Williams-rol; een vrije geest, zwervend over het Franse platteland. Het is winter, en de mensen zijn achterdochtig, en alhoewel soms behulpzaam, altijd op hun hoede. Het meisje slaapt meestal in haar tentje, maar ook in een schuur, een leegstaand pand, en een met plastic overdekt radijsjesveld. Allemaal even treurig natuurlijk, en nadat het 'wanderen' eerst nog wel wat lijkt te hebben, wordt de situatie al snel precair. (We weten uit het begin al hoe het gaat aflopen....) Tot de mooiste passages behoren de dagen die het meisje met een filosofisch ingestelde herder en zijn vrouw doorbrengt, ook zonder religie een echt bijbels duo. Ook de dagen met een goedmoedige Tunesische landarbeider zijn aangrjipend. (Die laatste lijkt recht weggelopen uit het oeuvre van Fassbinder.) Grimmig fraai, net als Bonnaire's vuile zachte handen, waar Varda (natuurlijk!) een paar keer de camera op richt. Nu nog een vertaling vinden voor de titel... Zonder Dak Doen... (Maar dat vangt niet goed genoeg het 'Sans Loi' aspect... Gebouw noch gebod, mwah.)

Conflict

Een film uit Hollywoods Freudiaanse periode (denk aan Spellbound.) Dus een nogal simpele symbolentaal om 'de psychopaat' te verbeelden. In die tijd (en misschien nu nog wel) moest een slechterik in een Hollywood-film altijd hangen, dus als Bogie (jawel!) meent de perfect crime te hebben gepleegd (als echtgenoot met meer interesse voor de zus van zijn vrouw) weet je dat hij er toch niet mee weg gaat komen. Wat de film leuk maakt, is dat ze toch twijfel weet te zaaien, want daar komt de psycho-twist, Bogie is zelf vergeten dat ie de moord gepleegd heeft! (Wij als kijker hebben het wel gezien, al kon dat best een droom zijn.) Ik ging al een opzetje van de twee zussen vermoeden, een dubbele femme fatale-truc! Met name een scene bij een 'pandjesbaas' (die een ring van de verdwenen echtgenote zou hebben) is erg beklemmend. Bogie draait langzaam door, maar voordat we echt met 'm mee gaan leven is het afgelopen. Dat zat erin.

Rainy Dog

Behoorlijk serieuze Miike-film... Ik zei behoorlijk he. Op een paar lolletjes na (pissen vanaf een dak) doet Miike hier in sfeervolle Aziatische noir. Het bekende lummelen op het strand-gevoel van Takeshi Kitano zit erin, maar ook (en dat vond ik nog verrassender) van die 'tijd verglijdt terwijl het arty regent'-momenten, zoals Wong Kar-Wai ze zo vaak heeft. De beste daarvan trok me als het ware de film in, na een half uurtje wat in het duister tasten hóe hiernaar gekeken moeten worden. Dan bezoekt de huurmoordenaar, en naar eigen zeggen 'geflopte yakuza' - hij zit als Japanner niet voor niets in Taiwan, een degradatie - een bordeel. Beetje rondhangen terwijl de 'huisbaas' een liedje op zijn gitaar tokkelt. Prachtig. Daarna moeten er weer klusjes worden opgeknapt; in een meer standaard Miike-gag verstoort de huurmoordenaar steeds een potje 'Go'. Typerend voor de chaos in Miike's hoofd is dat het hele plot rond het zoontje van de huurmoordenaar (dat nu als een rainy dog achter hem aanloopt) nauwelijks aandacht krijgt. Voor sentimenten en toenadering is echt geen tijd. Tot een fenomenale scene op het strand, waar men nog een cadeautje vind. Het jongetje speelt alsnog een cruciale rol in het viervoudig (!) twistend einde, waar ik keihard om moest lachen. En dat na zo'n 'serieuze' film... Dat serieuze viel misschien toch wel mee.

Arrietty

Studio Ghibli (bekend van Spirited Away) op de Amerikaanse toer. Van mij hoeft het niet. Ze bewerkten hier het bekende Duimelijntje-achtige white upper class verhaal van 'The Borrowers'. (Ik herinner me een hele slechte live action versie met John Goodman...) Natuurlijk werd de setting hier wel naar Japan verplaatst, maar dan nog... Het is toch anders. Alsof de Japanse folklore niet vol eígen fantastische wezens zit. Arrietty (de kleine heldin) is een stoere redhead, abseilend met elastiekjes en andere houtje-touwtje oplossingen in de schaduwwereld van de kleine wezentjes. Vooral de ontmoetingen in de tuin met insecten en kat zijn leuk. (Iemand moet toch eindelijk eens Haas van Paul Biegel verfilmen, over de microkosmos van de Hollandse achtertuin...) Maar in het haast lege huis van de lenertjes komt een nieuwsgierig jongetje wonen. Die de wezentjes (en vooral het knappe meisje natuurlijk) al snel in de smiezen heeft. Gevaar komt van de werkster, en hulp van een 'native' lenertje. Een mini-Rohin! Na zijn entree wordt het laatste half uurtje nog best enerverend.

dinsdag 26 juni 2012

In Search of a Midnight Kiss

Mumblecore wordt volwassen. Het richt de blik naar buiten, op zoek naar een significant other, in plaats van de studie der eigen navel. Prompt benadert de film ook het niveau van Jarmusch, een soort nieuwe Stranger than Paradise. Al heeft die film een lastig te omschrijven unieke kwaliteit, een heel eigen werkelijkheid. In Search houdt ons gewoon een herkenbare spiegel voor, en dat is ook prima! Perfecte timing qua kijken, in deze laatste week van december gaan volgens de film mensen 'en masse' op datingsites, op zoek naar iemand om het jaar mee uit te luiden. (Anders zijn ze het hele jaar 'alleen' geweest...) Zo ook het hoofdpersonage, gespeeld door Scoot McNairy (die een vergelijkbare 'ik moet scoren'-hoofdrol heeft in Monsters) al wordt ie hier wel gedwongen door zijn Joe Strummer-achtige roommate (en beste vriend). Anders gaat ie toch maar zitten onaneren op, dat moet je zelf zien... Hilarische openingsscène. De film is sowieso erg grappig, en je zit ook meteen in Woody Allen-mode door zo'n typisch jazzdeuntje. Latere muziek komt dan weer van Okkervil River en Shearwater, en is even fijn. De datingsite levert opmerkelijk snel een 'hit' op. Maar zodra die dame ten tonele verschijnt wordt de film helemaal herkenbaar. De dame ziet er met zonnebril en flink wat foundation perfect uit; schoonheid kan ook als schild werken, en ik vraag me soms af of dat wel slim is, vanuit de dame gezien. Ze heeft vijf afspraakjes geregeld, en de mannen hebben precies één minuutje om indruk te maken. Het hoofdpersonage is geshockeerd, maar heeft toch bingo. De twee beginnen aan een wandel en dwaal-tocht door LA, waar onze hero zijn uiterste, lieve best doet. In de best sequentie vraagt het meisje om 'een bekentenis'. Alle alarmbellen moeten afgaan! Geloof mij, vrouwen zitten altijd truth truth truth te daren, maar ze willen níet horen waar een man dan aan denkt. (Sowieso moet je doen alsof seks niet bestaat tot er geen weg terug meer is.) Onze held gaat de mist in, wat al grappig is, maar nog leuker is de scene er meteen na, waarin hij zijn faux-pas probeert goed te praten, met allerlei argumenten die hij net ervoor met zijn beste vriend heeft uitgewisseld. Tegenover een vrouw uitgesproken lijken diezelfde zinnen ineens zo.... smerig. Heel, héél typisch. In Search duurt net wat te lang, ik zag alweer drie mogelijke eindes voorbij komen, en de allerlaatste onthulling is wat 'gewoontjes'. Aan de andere kant had ik het antwoord-apparaat moment in de laatste minuten niet willen missen. En die ochtend ook niet. Zeker niet. Fijn.

Thieves Highway

Ah, zo'n hele oude truckersfilm, fijn. Een combi van Le Salaire de la Peur (in uitzichtloosheid) en They Drive By Night (in personages). Een man komt thuis van een lange reis, waar ie zijn Griekse (Dassin-touch) immigranten ouders luid zingend aantreft. Voor even althans. De stilte die na de vrolijkheid volgt is raak. De zoon zweert wraak en gaat zijn vader achterna. Truck-chauffeur was in het begin van het auto-tijdperk bloedlink, hier al sjezend door de heuvels van Californie geïllustreerd. (Mooie beelden van apple ranches, met nog meer immigranten.) Bij de groentemarkt aangekomen begint de economische fase. Je wordt geript waar je bij staat, en natuurlijk is daar een drentelende worldwise femme fatale, die een oogje op je zegt te hebben, en al dromend van betere tijden naar de meeuwen staart. De evil boss van de groentemarkt is joviaal slecht, een sterke rol die in een remake zo door Gene Hackman zou kunnen worden gespeeld. Ook twee (in eerste instantie) comic relief karakters krijgen gaandeweg eh, komisch reliëf. (Hoe oenig ze er ook uit zijn.) Mooie film.

Go Go Tales

Hoeveel drugs doet Willem Defoe eigenlijk? Als je nú nóg films met Abel Ferrara maakt... Daar moeten 'buitenfilmische' redenen voor zijn. Gechargeerd worden gesteld dat zowel de beste (Le Million) als de slechtste film (deze!) die ik in 2011 zag over de zoektocht naar een verdwenen loterij-lot gaan. (Een winnend lot ook nog, anders zouden ze niet zoeken natuurlijk...) Maar in Go Go Tales zorgt dat, ondanks dat Defoe een liedje zingt, enkel voor chagrijn en geschreeuw. Defoe speelt de eigenaar van een stripclub, die de meisjes al een paar dagen niet betaald heeft. (Om nog te zwijgen over de huur...) De enige oplossing is het winnen van de loterij, gelukkig heeft hij duizenden loten ingeslagen! Als je dat geld wél hebt, en een stripclub runnen je droom is.... Nou ja, een gokverslaafde heeft net zulk oogkleppen op als een coke-junkie. Go Go Tales is een schoolvoorbeeld van waardeloze improvisatie, als je daar niet de juiste condities voor schept (of genoeg talent voor in huis haalt) krijgt je altijd eendimensionaal gebazel en kabaal, mensen die op één punt blijven hangen, omdat ze niks beters weten en dat dus maar herhalen. Enkel de Jiskefet-achtige hairdresser, die in de club van zijn broer heeft geïnvesteerd, weet de juiste absurd-komische toon te treffen. Dan zit je nog altijd met een bespottelijk chaotische tijdlijn, en een hoofdpersonage dat je dat ticket helemaal niet gunt. Zelfs honderd minuten tits &.. meer niet (want de stripclub denkt arty te zijn) blijkt óók nog te kunnen vervelen. Het moet niet gekker worden. (Allemaal typische Ferrara-dames trouwens, efebische modelletjes.)

WarGames

De Dr. Strangelove van de eighties! En ik meen het eigenlijk serieus. Hier zit alles in. Pacifisme, humor, spanning, kalverenromantiek. Heerlijk. Het hoogtepunt in het verzamelde werk van Matthew Broderick. En Ally Sheedy... Is de mooiste vrouw aller tijden. In elk geval for the duration of the movie. WarGames is niet voor niets de ultieme nerdfantasie. Je zit lekker in je blote bast achter je computer te hacken, terwijl het meisje van je dromen gebiologeerd toekijkt! Ondertussen ontketen je per ongeluk World War III. (Meisje: 'Is this because of what you did with my grade?') WarGames loopt op de tijden van drone vliegtuigen vooruit, de voordelen van computergestuurde oorlogsvoering, want zulke gevaarlijke zaken kun je natuurlijk beter uit besteden. Broderick is op school vooral goed in de arcade-hal, maar weet door een leraar te dissen toch de aandacht van het knapste meisje te trekken. Hij trommelt ze mee naar huis, waarbij de hond de rest doet. (Vrouwen en honden...) Na wat gefuck, met het schoolsysteem, is ze helemaal om, en rijdt hem zelfs (op de scooter) naar het nerds-hoofdkwartier. 'I bet you Jim could get in. I bet you he couldn't!' De film zit vol sexy innuendo's natuurlijk. ('The girl is listening, and you talk about backdoors.') Helemaal aan het eind vindt Broderick nog even tijd om vanuit een roostertje naar opwaaiende rokjes te kijken. (Het duurt helaas maar een seconde, heel beschaafd.) Dan is inmiddels ook de Bobby Fischer-achtige mad professor verschenen. 'How about a nice game of chess?' Maar de oplossing in een hormonenfilm ligt toch in de ultieme tie-breaker. Hoe kom je als nulletje bij het kruisje.

maandag 25 juni 2012

L'Illusioniste

Bestempelde ik laatst Mary and Max al als meest depri-animatiefilm van de laatste jaren, doet deze ook nog een gooi. Al is dit natuurlijk meer weemoedig en mélancolique. Heerlijke film om in te zwelgen, al vind ik wel dat hier een minuutje of tachtig uit éxact hetzelfde vaatje wordt getapt. Maar misschien houd ik dan teveel aan standaard animatie-film conventies vast. De op Tati gebaseerde goochelaar doet zijn ouderwetse show, oogt geen succes, en probeert een meisje tevreden te houden met presentjes. En alles gaat steeds maar minder en minder. Heel zielig, en de juiste film voor kerstmis eigenlijk. Veel Japanse openbaar vervoer momenten; in bus en trein. En af en toe een grol, meestal met het onwillige konijn. De eenvoudigste en mooiste grap is hoe een auto in de regen wordt gewassen. Heel Tati, techniek (apparatuur) is onbegrijpelijk, maar een houtje-touwtje slapstick-wending is altijd voor handen. En natuurlijk ziet de goochelaar Tati (en dus zichzelf!) nog even in de bioscoop. Ik begin me er weer eens op te betrappen dat ik een Tati-film al schrijvende leuker ga vinden. Het blijven complexe, wat hermetisch dichte pareltjes, en dit is gewoon een mooi eerbetoon.

Deliverance

Eindelijk gezien. Lekkere seventies-film, het einde heeft dat typische Roeg-sfeertje van 'het is voorbij maar het zit nog altijd in mijn hoofd.' Ook het begin is fabuleus (en het mooist). De mens die de natuur verwoest, een groepje maten die een kanotripje gaat maken, voordat het hele gebied onder water komt te staan; en dan de locals. Er had nog véél meer interactie met die Winter's Bone-bewoners in de film moeten zitten. Het banjo-duel. Klassiek. Het acteren van de vier vrienden is verder eigenlijk nogal oppervlakkig, Burt Reynolds, wat een verschrikking, continu in maximum overdrive. De andere drie doen het wel wat beter, maar op veel meer dan geschreeuw draait het ook weer niet uit. (Grappig trouwens hoe die boottripjes in films altijd gruwelijk misgaan....) De eerste nacht kamperen (na het varen) is creepy, en gelukkig, daarna delivered de film zeker als het kwartet 'onderschept' wordt. 'SQUEAL!' Niettemin duurt vooral de vergadering achteraf weer erg lang. Ik wilde dat ze diep in het bos naar een blokhut-gemeenschap waren gesleept... Maar goed, je kan niet alles hebben, en de tweede helft van de vaartocht is een stuk Werner Herzogiaanser. Klik ook nog even hier.

Restless

Eigenlijk een behoorlijk sentimentele draak vermomd als hippe, quirky, pseudo-diepzinnige arthouse. Veel heeft de film echter niet te melden over de 'diepe dingen des levens', terwijl men dat wel lijkt te denken. Toch is het moeilijk écht kwaad te worden op een film waarin 'jeugdkanker' zo'n grote rol speelt. Bovendien heeft Gus van Sant natuurlijk wel stijl, en neemt ie goeie liedjes mee. Op de twee meest romantische momenten zingt Sufjan Stevens héél zachtjes. (En dan ook nog obscure liedjes van zijn fantastische debuut A Sun Came.) Ik vond dát in elk geval weer adembenemend.... Het paartje bestaat uit Mia Wasikowska, zo fragiel dat ik dacht 'zo die moeten ze eens een patiënte laten spelen' (et voila) en Henry Hopper, zoon van. Zelfde kop, maar veel talent lijkt hij niet te bezitten. Hollywood-Nepotisme hè. Het script zadelt de verdwaasde gozer ook op met stomme stopwoordjes ('or whatever'). Bovendien is zijn backstory irritant, zoals gebruikelijke is ie niet 'gewoon' gek, maar gek met een reden. (Dankzij een stevig trauma.) Tot ie het meisje ontmoet besteedt hij zijn tijd op begrafenissen (natuurlijk!) en met een ingebeelde vriend (een Japanse kamikaze-piloot). Tekenend is dat de film die fictieve status al na tien minuten 'verklapt', terwijl het een half uurtje later mooi achteloos wordt onthuld. Het moest allemaal al vroeg duidelijk kennelijk. Nee, op een paar huiselijke scenes na (altijd met de prima Mia) is hier weinig te halen.

Drive

De meest schizofrene film van het jaar. Laat dat maar aan die gekke Refn over. Tarantino meets Miami Vice meets Lynch meets Repo Men en Hartley. Zoiets. Je wilt hem na afloop meteen nog een keer zien. Drive is een echte gevoelsfilm, dat begint al bij de belettering van de intiteling. slick handgeschreven roze. Ook de ubercoole update van eighties-muziek doet haar ding, en levert in de vorm van liedjes letterlijk commentaar op wat er gebeurd. De ambient is van Cliff Martinez, die meer goeie dingen deed dit jaar: Contagion, en A L'Origine. En dan zijn er nog snelle karren. De film opent met een heist, die spannender lijkt dan ie is, Drive is een en al suggestie, ten slotte. Ryan Gosling speelt de 'driver' (een variant op de seventies classic van Hill) die schimmig bijklust maar ondertussen ook als automonteur (met race-ambities) én stuntman werkt. Dat laatste is de Lynchiaanse verknipte Hollywood-touch. Met Windowlicker-masker op verandert Gosling in een psychopaat. Door die enorme veelzijdigheid van zowel film als hoofdpersonage maakt Gosling af en toe een dolende indruk, moet hij de rol nou komisch en dom grijnzend spelen, megacool met toothpick in de mondhoek, of bloedserieus gevaarlijk. In het begin lijkt het eerste nog gepast, als hij kennismaakt met een jong moedertje, het lieve Björkmeisje Carey Mulligan en haar zoontje. Maar dan komt haar echtgenoot terug, en begint het bloedvergieten. En dat is smérig hard. Weg is de romantische eighties-nostalgie sfeer, hier worden mensen tot pulp geslagen. Het kostte me wat tijd om over te schakelen, zeker omdat het hele dromen van een race carrière-aspect zo in de knop wordt gebroken. (Een van de bad guys vind dat óók jammer, lollig genoeg.) Maar goed, als gezegd, daar moet je je eigenlijk niet druk om maken. Held van de film is toch vooral Newton Thomas Sigel, die de secure gekaderde plaatjes schiet, vol vage lichtjes, koppen en profil, en nevelig nachtelijk LA als een soort Hong Kong. Ik zweerde dat die Sigel een tachtigjarige crack was die ze met het halve beschikbare budget uit zijn pensioen hadden teruggehaald. Hij blijkt 'pas' 56, maar met The Usual Suspects op zijn naam zal hij toch wel duur zijn geweest.

zondag 24 juni 2012

The Whistleblower

Ik stel me een avondje voor waarop je eerst Armadillo kijkt en dan deze. Dan ontplof je als een IED over die 'vredesmissies'. Wat een ellende. De illusies, de leugens. Ook in Bosnië (leerde ik van deze film) was de missie weer gewoon in handen private ondernemingen, die gewoon 'geld' komen maken. (Pff, de wapenindustrie...) En dan is er nog het feit dat wie zich in een oorlog begeeft er hoe dan ook door aangestoken wordt. (Desnoods pas thuis, getraumatiseerd en wel.) Er stond een aardig berichtje in het lokale krantje over deze film; want het hoofdpersonage blijkt inmiddels in Breda te wonen. (Ik neem aan met de Nederlandse militair waar ze in de film een relatie mee krijgt.) Deze Amerikaanse politie-agente gaat naar Bosnië, ook voor het geld, want die vredesmachten betalen prima, en veel opleiding heb je er ook al niet voor nodig. Opmerkelijk detail, de vrouw heet Kathryn Bolgovac, maar met die achternaam en origine wordt niks gedaan. Zouden de etnisch-geobsedeerde lokale figuren dat echt niet merken? En haar ermee confronteren? In elk geval is het een mooie rol van een topfitte Rachel Weisz, altijd goed op haar plek in dit soort verontwaardigings-films. (Denk aan The Constant Gardener.) Maar die topfitte opmerking mag ik dus eigenlijk niet maken, want vooral in de betrekkelijk subtiele eerste helft wordt mooi geschetst hoe een knappe vrouw constant met haar begeringswaardigheid wordt geconfronteerd. En ja, dat wordt ongemakkelijk, zeker omdat het verhaal gaat over tienermeisjes die door VN-soldaten als variant op de troostmeisjes in louche bars worden misbruikt... De woede van de makers neemt toe, en in de pamfletterige tweede helft verdwijnt de subtiliteit voor crappy dialogen, helaas. Vol met actiefilmhelden-zinnetjes. Zo zal het niet gegaan zijn, maar dat er gruwelijke dingen gebeurden staat als een, nou ja.

Sleepwalking

Het werd weer eens tijd voor een oudje, bovendien, je kunt cadeautjes van smoeder niet te lang laten wachten natuurlijk. Dit is zo'n typische drie euro bij de Boekenvoordeel-film. Ik wilde zeggen; wel goed om weer eens een b-film te zien. Maar dat is het niet. Teveel grote namen. Het is eerder een semi-mislukt pet project van Charlize Theron, die zelf de rol speelt die het plot in gang zet. Zij is een Winter's-Bone achtige moeder, in een al even winters-grauwe setting, hosselend met foute vriendjes die wietplantages runnen, (dus) eeuwig verhuizend. Nu heeft ze er genoeg van, en verdwijnt. Ze laat haar tienerdochter bij broer Nick Stahl. Die is nogal autistisch, kan geen autorijden (wat hij toch in drie minuten weet te leren in de film...) en werkschuw. Hij weet niks beters te verzinnen dan met z'n nichtje naar opa te rijden. Ook voor de film is dat een goed idee want het oom-nichtje duo werkt niet echt, en de reis wordt nogal rommelig verteld. (Plots belanden we bijvoorbeeld in een totaal misplaatste Opposite of Sex-achtige 'fantaricci'...) Gelukkig is het laatste gedeelte best goed, op de boerderij van opa (niemand minder dan Dennis Hopper). Foute vaderfiguren, Dennis Hopper is een specialist en speelt gewoon zichzelf, vermoedelijk. In elk geval doet hij het weer intens. Soms denk ik dat melodrama dichter bij de werkelijkheid komt, in zulke extreme gevallen. Zeker vanuit de beleving van het slachtoffer. Het levert toch nog een paar mooie scenes op. Nick Stahl lijkt trouwens erg op Hans Teeuwen!

Le Gamin au Vélo

Herinnert iemand zich Italianetz nog? Een aandoenlijk Russische film, sentimenteel en Dickensiaans, over een jongetje dat zijn moeder zoekt, vóór ie door Italiaanse pleegouders uit het weeshuis wordt gehaald. Het jongetje lijkt op het hoofdrolspelertje hier, en Wallonië is ook wel het meest Italiaanse stukje van Europa, buiten Italië zelf. De Dardennes waren kennelijk in een soort kerstmis-bui; je hebt toch wel een bijzonder oeuvre als een simpel stukje Beethoven op de soundtrack de kijker haast shockeert. Het botst zo enorm met de Rosetta-armoede sfeer die hier óók weer gewoon is te vinden. (Mede door de aanwezigheid van bekende koppen.) Lange tijd is Le Gamin hartverscheurend, de blijdschap van het jongetje die het liefst zijn pa terug wil, maar dan toch in élk geval zijn fiets. En dan de eerste ontmoeting met zijn nieuwe mama. 'Je mag me wel vasthouden, maar niet zo stevig'. (De situatie moet je zelf maar zien...) Prachtmens, kapster, self-made woman, maar ergens toch ook Flodder. Liefde met walmende parfum en drie dikke pakkerds. De film laat een veer als er een clichématige slechterik verschijnt. Een jongen in de buurt, met verkeerd haar en verkeerde plannen. Dit leek me nou net de film waar die jongen slecht lijkt maar het niet blijkt. Helaas. De tweede helft wordt zo wel wat voorspelbaar, als een Disney-film. Maar dan nog; een Dardennes-Disney-film, wie had dat gedacht.

Moneyball

Uiterst matte vertoning, en de meest overschatte film van het jaar. Doet wel wat denken aan die film over Clough - gehaat figuur brengt vernieuwing in conservatieve sport - maar Moneyball mist het plezier. Daarentegen zet het in op een persoonlijk drama van een mislukte carrière én huwelijk, maar eigenlijk botst de ernst daarvan met het hoofdverhaal. Sport is daar niet serieus genoeg voor, of het script werkt gewoon niet... Misschien is het probleem wel dat het concept Moneyball werd bedacht door een excentrieke security guard in een fabriekje, maar pas werd uitgevoerd door een betrekkelijke normale “TD”. Die wordt hier gespeeld door Brad Pitt, zongebruind en gegeld, maar géén Jerry Maguire (een véél leukere film.) Zijn kompaan is Jonah Hill, als economy-graduate en de numbercruncher (met de formules en ideeen van een ander dus.) Jonah Hill vond ik altijd leuk in bijrollen, maar hier valt hij in een grotere rol prompt door de mand. (Al lijkt dat ineens een basketbal-term.) Hij ziet er kolossaal uit (ik hoop dat ie een fat suit aan heeft) maar brengt niks. Geen charme, geen chemie met Pitt. Hill nipt alleen maar twijfelend en muizig aan zijn koffie. Zelfs de cijfertjes worden niet al te begeesterd met voorbeelden geïllustreerd. Nee, Moneyball is maar in één passage echt leuk. Als Hill en Pitt hun nieuwe plannen introduceren bij de adviesraad, een verzameling oud-spelers. Zij zijn vanzelfsprekend verbijsterd én woest. Hier voel je het gevecht van Van Gaalse kunde en wetenschap versus Cruijffiaans orakelende idioten die spelers beoordelen op het vriendinnetje dat ze hebben. Ugly = lack of confidence. (In plaats van loyaal en betrouwbaar.) De meest agressieve opponent is een Huub Stevens look-a-like. Dat past precies. PS Hoffman daarentegen, die met gemillimeterd har de coach speelt, krijgt in dit scenario niet eens één noemenswaardige scene....

zaterdag 23 juni 2012

Margin Call

Na Unter Dir die Stadt weer een uitstekende film over de economische crisis. Deze is veel concreter. Met de haantjes op de economische apenrots. Het eerste kwartier is fantastisch, perfect gechoreografeerd, het ballet der ontslagenen. In die paar minuten zegt de film al meer dan Up In The Air een hele film lang. (En hier zijn de Anne Kendrick-achtige dames die je komen ontslaan slechts een zijlijntje en voorteken.) Het groepje (inclusief security) komt een afdeling van een trading kantoor binnenwandelen. De jonge werknemers zijn bloednerveus, het afdelingshoofd kauwt kauwgom en doet stoer, en nog een baasje hoger? Die is de klos. Een rol van Stanley Tucci, een soort Peter Bosz, de vleesgeworden frustratie, uiteindelijk afgereageerd op een mobieltje. (En op Demi Moore...) Nadat de werknemers geloosd zijn gaat de coole 'seen it all'-figuur Paul Bettany - wiens aanwezigheid vaak een goed teken is - de grote man seinen. Enter Kevin Spacey, in zo'n typisch Wall Street-bretels pak. Zijn eerste 'you're all survivors en nu allemaal een applausje voor jezelf'-speech is zó perfect voor het sfeertje. En bedenk, dit is allemaal nog maar in het begin. Want al snel blijken er nog veel hogere piefen dam Spacey en nog veel grotere problemen. En dan wordt de situatie echt penibel. ' Mama there's wolves in the house' zingt Phoshorescent op de soundtrack. Omineuze helikopters landen op het dak van de wolkenkrabbers, midden in de nacht, en bij elk stapje hoger in de hiërarchie worden de acties rücksichtsloser. Vooral Simon Baker is doodeng als ijdele snelle jongen met blauwe stropdas. De Geert Wilders van het filmjaar. (En hij is nog áltijd niet de CEO.) Margin Call blijft intussen wel evenwichtig, weinig sentimenten, een visueel fraai verbeelde registratie van de dag dat de bubble klapte. En aan het eind zit je met neomarxistische gedachten; want die bankmannetjes doen graag alsof wij allemaal schuldig zijn, boven onze stand hebben geleefd, en het dat lijkt een redelijk terecht punt. Maar degene die een leugen verkoopt lijkt me toch echt schuldiger dan degenen die er onwetend maar hebberig in zijn gaan geloven.

Midnight in Paris

Je wéét dat Woody scherp en gefocust is, als Owen Wilson kort na de toeristische intro-beelden verklaart dat Parijs het mooist in de regen is. Dat had ik zelf ook net bedacht. De film stuurde m'n gedachten. Er zijn in recente Woody-films vele vervangers van de meester geweest, en dat juist de tragische Darjeelings anti-held en depressieve surferboy Owen Wilson de beste blijkt, het doet me veel. Iemand moet hem de hoofdrol laten spelen in een biopic over zijn naamgenoot Dennis! Alhoewel, als ie daar maar niet aan onderdoor gaat... Wilson maakt bepaalde stembuigingen perfect, zonder dat het een flauwe imitatie wordt. Nog mooier, Midnight in Paris is de beste Woody-film sinds... God, ik ga het maar niet opzoeken. Ik vraag me af waar dat nou van afhangt; zijn het de grappen, het script om de one-liners heen, of de juiste combinatie van ster-acteurs die er écht zin in hebben. Of is het toch gewoon Parijs? De musical die Woody daar in de nineties opnam was ook al erg geïnspireerd. Een bebaarde Martin Sheen werkt perfect als nemesis, een van de leukste (en haast weggemoffelde grappen) is Wilsons reactie op Sheens uiteenzetting hoe seks en alcohol niet samengaan. 'Speak for yourself'. Als de klok in Parijs twaalf slaat belandt would-be-schrijver Wilson in zijn eigen 'nostalgia shop', waarover hij een novel probeert te schrijven. Tout bekend artistiek Amerika verzamelt zich voor korte (en steeds drogere) ontmoetingen. 'Wow you're Thomas Stéarns Eliot?!' En weg is ie. Het leukst zijn de Fitzgeralds. Oh Zelda! (Een heerlijke rol om te spelen voor Allison Pill, die snel een keer een hoofdrol moet krijgen.) Maar de beste grap van de hele film is voor Buñuel. Wilson doet hem een ideetje aan voor een film, en Luis snapt er níets van. 'Waarom kunnen ze niet weg van die tafel!' Dit is Parijs dus alle vrouwen worden plots nóg wat mooier, al lijkt Carla Bruni wat zenuwachtig voor haar cameo... (Ergens ook wel schattig.) Maar hoe de shopaholic-echtgenote van Wilson lóópt... En het platenmeisje ís!

La Piel que Habito

Ramptoerisme, ik weet het. Al is deze wel zo fucked up dat ie tot het tolerabele deel der Almodóvar-oeuvre behoort, het einde is zelfs wat aandoenlijk. Geinig genoeg keek ik deze op de dag dat een HEMA-muppy-reclame in het nieuws was, waarop een femme fatale man een push up-bh mag aanprijzen. (Wat niet fout is om de man, maar om het feit dat een vrouw zich kennelijk pas een vrouw mag voelen met pront vooruitstekende borsten.) En ja, dat is precies zoals de akelige Almodóvar óók over vrouwen denkt. De man heeft vroeger met barbies gespeeld, bleek gay, en zit nu (dus) met een obsessies voor butts & boobs. Een minuutje of twintig lijkt La Piel nog best creepy, een chick in een yoga-pakkie, Saw-achtig gevangen gehouden door oppernazi Antonio Banderas (prima geschikt voor die rol). Maar dan laat een onnavolgbaar onbelangrijk bijfiguur in Wizard of Oz-achtige tijger-uitdossing zijn reet zien, en is het wel weer gedaan. Almodóvar, gij kleuter! De rest van de film zitten lachen om de malle onzin; nergens wordt de getraumatiseerde creepiness van Les Yeux Sans Visage nog benaderd. Het komt hier op neer; geef een man een kut, en hij wordt ineens heel dom!

Contagion

Stom eigenlijk, Soderbergh maakt één minder filmpje (The Informant, ook weer niet zó slecht) en je denkt meteen dat het wel klaar is met de man. Komt toch door die zweem van degelijkheid. Snelle werker, vertrouwde kwaliteit, geen gigantische risico's. Hoe dan ook, Contagion is gewoon weer een prima film, ik bespeur enige gelijkenis met die Facebook-film van vorig jaar. Een technisch, onsexy onderwerp, met veel schwung aangepakt. Contagion heeft niet zulke snappy dialogen (misschien had er nog meer medisch gepingongd kunnen worden) maar de all star cast maakt veel goed. Contagion beschrijft op relatief afstandelijke toon (je moet er niet aan denken wat Iñárritu met dit materiaal zou doen) wat er gebeurt als een varkensgriep nu wél met desastreuze gevolgen om zich heen slaat. Hij volgt daarbij een tiental mensen, van gewone slachtoffers tot medisch personeel. Met name de vrouwen staan hier hun mannetje, ook daarin is het een echt moderne film. Zij runnen de show, en dan met name Kate Winslet, die met de jaren oogverblindender wordt en wat afgevallen lijkt, wat wel toepasselijk is... Gwyneth Paltrow staat aan het begin van de ziekte-keten, als een - oh jee snufje moraal - overspelige echtgenote. (Wel weer een dame met de touwtjes in handen.) Zij loopt de griep op in Azië, dat Soderbergh lijkt te hebben geïnspireerd tot een Hong Kong-achtige cinematografie. (Natuurlijk van zijn eigen hand.) Ook vele andere details zijn raak. Een mondkapje over de camera op een cruciaal moment, en persoonlijke favorieten als Elliott Gould en John Hawkes in kleine bijrollen, de laatste als schoonmaker op de werkvloer. (Grote bedrijven zijn de enige plekken waar upper en lower class nog met elkaar in aanraking komen in moderne tijden.) Het script stipt werkelijk alles aan; ook de hebzucht van de farmaceutische industrie, de opkomst van Azië (terwijl instituten als WHO nog té westers georiënteerd zijn) én roeptoeters op internet. In die laatste hoedanigheid heeft Jude Law plezier, als blogger. 'It's a bad day to be a research monkey'. Zelf ziet Law er pas kloppend uit als hij in een anti-infectie space-pakkie over straat dwaalt. Random weetje uit de film: 1% van de wereldbevolking ging eraan in 1918, zou zoiets nou helpen tegen de overbevolking. Ik vrees van niet.

vrijdag 22 juni 2012

The Ides of March

Ik zat vooral aan Michael Ritchie's The Candidate te denken. En hoe een combinatie van die film met deze waarschijnlijk iets écht goeds had opgeleverd. The Candidate (met Redford als langzaam zijn idealen verliezende politicus) heeft veel meer sfeer, veel mooiere beelden. The Ides of March heeft een alleraardigst scenario, dat na een wat bedeesd begin toch wel enerverend wordt. Zat me ook af te vragen of er wel eens een spin doctor politicus wordt. (Jack de Vries van de CDA... maar verder.) Ryan Gosling is hier misschien wat te glad en te knap, in zijn rol als briljante jonge campagneleider. Zijn beroepsbroeders zijn met Paul Giamatti en PS Hoffman wél mannen die je je in die smutzige functie voorstelt. Deze drie voeren een haantjesgevecht, tegen de achtergrond van een campagne voor (regisseur) George Clooney zelf. Leuk detail is dat zijn politicus zeer linkse atheistische standpunten inneemt, die het alleen in deze filmfantasiewereld goed bij het Amerikaanse publiek doen. The Ides of March gaat boeien als Giamatti Gosling probeert over te halen bij zíjn (rivaliserende) campagne te komen werken. De film wordt mínder zodra de seksuele escapades van de kandidaat op de voorgrond komen, dat voelt wat voor de hand liggend, al doet de Lindsey Lohan-achtige Evan Rachel Wood het goed. Toch had de film wat meer bij die spin doctor strijd mogen blijven.

Mary and Max

De grauwste animatiefilm sinds de eeuwwisseling? Het kan toch niet veel schelen, met dit verhaal over een eenzaam gepest meisje in Australië en een overetende Asperger aan de andere kant van de wereld, die elkaar vinden in een penvriendschap. Het schijnt nog op waarheid gebaseerd te zijn ook... Hun wereld wordt film noirig zwart-wit verbeeld in New York (zwervers en bejaarden en 'strange smells', autisten houden niet van 'geurtjes'.) en sepia-geel leeg in Australie. Van de bijfiguren is vooral de moeder van het meisje Cruella Deville goed getroffen. (Het mens 'test' de sherry.') Niet onbelangrijk detail; het aantal dialogen is nagenoeg nul. Hier rest slechts uitgebreide voice-over (als een prentenboek) en voorgelezen brieven. Zodra het schrijven begint wordt de film echt aangrijpend. De autist vertelt over zijn baantjes en zijn jeugd, met de stem van niemand minder dan P.S. Hoffman, die dat erg leuk doet. Dit zou zo maar eens de eerste film zijn die met wat cartooneske overdrijving een zeer realistisch beeld geeft van een zware Asperger. Elke keer als het meisje over liefde en contact begint in haar brieven krijgt de arme kerel een panic attack. Ja, bijzonder. Maar het moet gezegd dat de film wel wat lang duurt. Ergens richting het einde (wat overigens net zo goed keihard is) moest ik erg hard lachen ('ik heb een perfecte nieuwe baan, I just eat things and tick boxes') en dacht meteen, jee, iets meer grapjes had toch echt wel gemogen.

Nostalgia de la Luz

Mooie, en ook heel triestige documentaire. Een persoonlijk document zoals Werner Herzog ze ook maakt. Dezelfde verwondering en filosofische ovepeinzingen van de regisseur op voice-over, maar dan nog meer betrokken. (Minder cynisch wil ik typen, maar weet niet of ik Werner daar recht mee doe.) Hoe dan ook, Nostalgia combineert het via telescopen in het verleden kijken op onnavolgbare (en meestal zeer soepele wijze) met het verwerken van een veel recentere geschiedenis. Beide elementen komen samen in de woestijn van Chili, waar de hemel onwaarschijnlijk helder is, maar onder de troebele grond ondertussen de slachtoffers van het Pinochet-bewind liggen. Precies op dezelfde plek stond ook een concentratiekamp van diens regime, en het moment dat de film dat onthult (aan de totaal onwetende Westerse kijker) levert wel een 'fuck, wow'-gevoel op. Ik weet niet wat het meest verbluffend is, de Tree ofLife-oneindigheid van outer space, het Chileense landschap (vol sporen van tienduizend jaar oude beschavingen) of de vrouwen die in de woestijn nog altijd zoeken naar hun geliefde. Weer een teken dat het deksel langzaam van de put gaat, van die raadselachtige Zuid Amerikaanse fascisten-jaren.

Quartier Lointain

Filmtegeltje; als het begin én einde van een film mooi zijn, maar het grote middenstuk minder, dan heb je als maker de film door je handen laten glippen. Tussen het goede idee en afronding zit toch een invuloefening, zou je denken. Nou ja...! Hoe dan ook, Quartier Lointain is een aardige variant op Back to the Future, waarin Michael J Fox zijn ouders bij elkaar probeert te brengen. Quartier Lointain is een stuk tragischer en melancholischer. De film begint niet voor niets met een manga-tekenaar in mid-life crisis, die bij magisch toeval in het dorp van zijn jeugd terechtkomt, en vervolgens ín zijn eigen jeugd. Dit is zijn kans om te voorkomen dat pa het gezin verlaat; en daarmee zijn geliefde moeder in de ellende stort. Het dorpje en de mensen zijn trouwens gepast comicbook-mooi, zo bezien is de film wél gewoon een warm nostalgisch bad. Hoewel de jongen (die dus een oude man in een jong lichaam speelt) zeker in het begin de ouwelijke trekjes en verbazing goed over weet te brengen, vond ik 'm toch wat oppervlakkig profiteren van zijn vergaarde wijsheid. (Al ondervangt de film dat door hem te laten peinzen dat zijn vroegere = latere leven vervaagt als een herinnering.) Er is duidelijk over nagedacht, hoor. Maar waarom dan alle scenes binnen een minuutje (ook) uitfaden? De film is te gehaast, alle pijnlijke momenten worden overgeslagen en afgebroken. Wat overblijft is een hartverwarmend mooie liefde voor moeder en zusje; en een uiterste poging pa te begrijpen. De muziek van Air (die alleen nog maar soundtracks zouden moeten schrijven) helpt een handje. Omdat het treinstation richting einde een cruciale rol speelt, moest ik ook wat aan Billy Liar denken. Ook een jongen met fantasie ten slotte. Nog een bewijs dat Quartier Lointain potentie had, maar het niet waarmaakt.

donderdag 21 juni 2012

Let Me In

Het zat er aan te komen, en het gaat niet goed voor mijn indie credibility wezen, maar ik vind deze remake leuker dan het origineel. Een echte guilty pleasure. De Amerikanen hebben de film simpeler gemaakt. Dat gaat weliswaar ten koste van de diepgang en de creepy freakiness, maar tegelijkertijd is het verhaal nu veel spannender én romantischer. (Dat laatste ook dankzij Bowie en Freur.) Het eerste aspect uit zich in meer gore, de film lijkt af en toe wel een eighties slasher-ode of een giallo. Het romantische aspect is wezenlijker, want in deze versie is Let The Right One In een verhaal over puberen, over een echte kerel willen zijn, meisjes willen scoren. Dat had ik toch allemaal niet uit de Zweedse film gehaald. Het begint er al mee dat het hoofdpersonage (hier meer Bieber-mannetje) de buurvrouw met een telescoop bestudeert. Deze jongen wordt ook wel gepest, maar hij wil niet gewóón vriendjes maken met de meisjesvampier, die geen meisje is, wat ze hier eindeloos benadrukken, terwijl de pestkoppen ondertussen op school het hoofdpersonage continu wél voor meisje uitmaken.Ik zei het al, het is allemaal lekker duidelijk. Kick-Ass Chloë Moretz doet het als Abby bijna zo goed als haar Zweedse evenknie. al is haar uiterlijk en uitstraling minder mysterieus en exotisch. Ik hoopte natuurlijk dat ze het door mij gehate einde flink hadden aangepast, wat niet het geval blijkt. Al is de zwembadscene wel wat subtieler in beeld gebracht. (Het budget voor gore was er daarvóór al doorheen gejaagd ten slotte.) Beter is dat ik de film hier een tragisch einde vind hebben, of dat ik het nu pas door heb! Het jongetje wordt ingepalmd en wordt ie daarmee niet gewoon een nieuwe trouwe kompaan, die later aan het moorden zal slaan?

Tropa de Elite 2

Vanaf het moment dat de Braziliaanse Dirty Harry een links orakelend stuk journalistentuig niet met een wisecrackende voice-over onderbreekt, weet je dat er dingen gaan veranderen. Dat moest ook wel, zou je kunnen grappen, want hoe zou acteur Wagner Moura anders nog zonder bodyguards over straat kunnen. Hij neemt het dus in deel 2 dus maar op tegen de vijand der vijanden: Politici. Zij maken Wagner dermate kwaad dat hij tot twee keer toe met zijn ogen knippert! De slechtste onder de corrupte stemmentrekkers zijn makkelijk te herkennen aan hun overgewicht en vermakelijk geschmier. Het melodrama-gehalte gaat intussen flink omhoog, met allerlei nogal geforceerde kunstgrepen, zelfs bínnen de extended familie van de 'stadsmarinier'. (Geert zou willen dat die een doodskop als logo voerde en een soort commando's waren!) Ook met de Lupe Fiasco-kompaan van Wagner wordt flink gesold en geschoven over het speelbord. (En als ie éindelijk dat ziekenhuisfondsbrilletje heeft ingeruild blijkt dat nou net zijn eigen 'konijnenpootje'.) Als ook journalisten (gespuis!) een cruciale rol gaan spelen is de verbazing compleet. Zo wordt het wel erg Cidade de Deus. De guilty pleasure fascistische lolligheid van deel één is zo nagenoeg uitgegomd. Wat keihard overeind blijft staan is Padilha's soepele hand in actiescènes, hij schijnt niet voor niets nu aan een remake van Robocop te werken. De cirkel aan het einde kondigt het alvast aan. 'Dit lijkt een Amerikaanse filmcliché...' (En dat is het ook, als een soort Scorsese-eerbetoon)

Meek's Cutoff

Lees het uitgebreide artikel op de site van De Subjectivisten.

22 Mei

Aan de ene kant is dit een film die struikelt over zijn eigen ambities, aan de andere kant lijkt het een haastklusje, het geschoten materiaal is best goed, maar de editing mist elk gevoel voor ritme, sterker nog, is gewoon een rommeltje. Bovendien worden de voice-overs niet echt overtuigend geacteerd, als je dat woord al kan gebruiken. 22 Mei poogt een soort Terrence Malick-contemplatie te zijn op schuldgevoelens na een aanslag, maar echt interessante filosofische teksten komen er niet langs. Daarom had de film zich toch maar beter op één personage kunnen concentreren, wat in het prima begin ook lijkt te gebeuren. De ochtend breekt aan, een man doet zijn dagelijkse dingetjes in een shabby appartementje (hij ziet er zelf ook wat verfomfaaid uit) waarna hij op een bruin-grauwe mei-dag naar een winkelcentrum gaat, waar hij zijn bewakerspakkie aantrekt. Dit werkt allemaal perfect, mooi dicht op de huid in beeld gebracht, en met op de juiste momenten invallende muziek. Maar dan komt de aanslag. En dat is eigenlijk al veel te snel. 22 Mei is vrij lang haast dialoogloos (wat ik gewaagd en goed vind) maar ik had nog zeker tien minuten bewaker staat doelloos te bewaken willen zien. De aanslag an sich is overigens ook goed, met vooral heel veel 'stof'. Letterlijk. Maar als gezegd, dan is de film nog niet op een kwart, en de rest van de tijd waaiert de film uit over doden die beschuldigingen uiten, in Lynchiaanse droombeelden. Het heeft wel wat van Refn's Fear X waar Turturro ook al een winkelmall-beveiliger met trauma speelde. En één trauma blijkt later voor 22 Mei niet genoeg.

woensdag 20 juni 2012

La Mirada Invisible

Wat is er aan de hand met de Argentijnen? Normaal toch het toonbeeld van warmte, maar dit filmjaar op de Grunberg-toer. La Mirada Invisible is na Post Mortem al de tweede die me sterk aan onze broodschrijver doet denken. Kennelijk is de tijd gekomen dat men cinematisch de confrontatie met engerd Peron aandurft. Hier met speech-beelden benadrukt in de aftiteling. (En ook voor de hand liggend symbolisch in de film zelf.) Het hoofdpersonage is de ongereptheid zelve, een typisch film-spinstertje, jong, het haar in een knot, rigide, lerares (al is het geen piano), en bound to get raped. Zeker in de eerste half een heerlijk neurotische rol, nagels vijlen in de trein, en dwalend door de dure elite-school, waar jongens en meisjes in die goeie pseudo-fascstische Peron-traditie worden gedrild. De roman waarop de film werd gebaseerd heet niet voor niets 'Moral Sciences'. Weg met de subversieve elementen die als een kanker door onze samenleving metastaseren. Ondertussen ontwaakt de lerares heel voorzichtig seksueel, bewondert de broeierige jeugd, waaronder een Cillian Murphy look-alike, ondertussen schuilend in wc-hokjes, en steeds een intiem stapje verder gaand. Tot deze kleine erotische spelletjes als een boemerang terugslaan, en het einde weer als gebruikelijk in keiharde vernedering en geweld ontaardt. Jammer eigenlijk, want juist in de scenes nét ervoor, die zich op het snijvlak bevinden van 'is het nou teder of fout', is de film erg goed. Let bijvoorbeeld op de scene waarin een Marc Marie Huijbregts-achtige hogergeplaatste aan een lolly sabbelt, en het leraresje er ook een aanbiedt. (Als twee ondeugende leerlingen.)

Beginners

Door de reclamecampagne en de zeer enthousiaste verhalen van (toepasselijk genoeg) mijn vader, had ik eigenlijk een veel lichtere, cosy sentimentele film verwacht. Meer Amelie. Maar Beginners is eigenlijk best sober, voor een Amerikaanse grote film. Ik lees op dit moment Toergenjevs Vaders en Zonen en zie wel een gelijkenis, ook dat verhaal gaat, nou ja, over die titel dus, maar als een soort vehikel om dat te vertellen nemen ook de amoureuze avonturen van de jongere generatie veel tijd in beslag. En die zijn toch minder interessant, zowaar! Ewan McGregor krijgt wat met een Franse actrice (Melanie Laurent), die de hele film raadselachtig blijft. (Het begint er al mee dat ze door een keelontsteking niet mag praten.) Dat is even leuk en schattig, maar later voel ik tussen de twee geen enkele klik in hun filmtypische 'ja, nee, toch maar wel'-relatie. Ze lachen, huilen, en zoenen (dat zijn de grote emoties) zonder zich echt voor elkaar open te stellen in kleine details. Dat lukt vader en zoon, nu vader stervende is wél. Een fraaie rol van Christian Plummer, die een man speelt die als 75-jarige uit de kast komt. Hier voel je dat regisseur Mike Mills echt iets te vertellen heeft. En ook een bijrol als het nieuwe jonge vriendje van pa werkt goed. Als versiering zijn er nog wat arty grapjes; vooral de nachtelijke graffiti-activiteiten zijn droog absurd. '1985: Bush Finds Jesus'. Blijft de vraag staan; vind ik deze film slechts 'wel aardig' omdat mijn vader hem geweldig vindt...

Tuesday, After Christmas

Het is altijd lente in de ogen van de... orthodontiste. De nieuwe Roemeense tweeverdieners-middenklasse: ze bestaat, al is deze film inhoudelijk net zo grauw als de eerdere klassiekers. Dit is de vlakke Europese arthouse-versie van Blue Valentine, zelf de titels hebben iets vergelijkbaars. Lang niet zo'n acteurs-tour de force, maar zeker confronterend. Of in de woorden van een verdwaalde veertienjarige op IMDb. 'Too Realistic 2 Be Entertainin......might as well stay home and watch my parentz fight...' Het begint nog teder, met een scene die zo onwaarschijnlijk intiem en erotisch is dat het bijna ongemakkelijk wordt. (Ik herinner me niets van de scene erna.) Een dikkige succesvolle bankmanager lijkt een studente te hebben gescoord, maar even later blijkt die dame dus orthodontiste, sleutelend aan het gebit van het dochtertje van haar minaar. 'Dezelfde handen die in de mond van mijn dochter zaten, gaven jouw handjobs' zegt de echtgenote later bitter. Maar voordat de film bij die pijnlijke, levensechte laatste scene komt, is er anderhalf uur twijfel en gepeins voorbijgegaan, een echte Eenzame Kerst. De politie-agent uit Politist, Adjectiv heeft nog een jolig bijrolletje. Als teken voor het zelfvertrouwen van de Roemeense cinema wordt East of Bucharest nog even gepromoot, en krijgt de enige winkel in Boekarest waar je dat soort films kan kopen een namedrop. Het is een klein momentje van licht, tussen verwijten als: 'Ik zie dat je liegt, je ziet eruit alsof je een kleerhanger hebt ingeslikt'.

À L'Origine

Fijne Franse genrefilm. Hollywood zal de rechten op een remake vast al hebben verworven. Zouden ze er dan nog steeds naar 'une histoire vraie' bij durven zetten? Toch kun je je de stunt die in deze film wordt geflikt beter in een eindeloos groot land als de USA voorstellen. Maar de crux van het verhaal is toch; als bedrijven en overheden voor de gewone consument onbereikbaarder en schimmiger worden (wat natuurlijk ook voor de economie in het algemeen geldt) dan kan een willekeurige pion zich makkelijker voordoen als vertegenwoordiger ván zo'n bedrijf. Het klootjesvolk kan dat toch nooit checken. Het eerste half uurtje van A L'Origine is nog erg arthouse, en doet denken aan L'Emploi du Temps. Wie herinnert zich daaruit niet de horloge-zwendelaar? Het hoofdpersonage hosselt zijn centjes hier op vergelijkbare wijze bij elkaar. Maar dan rolt hij per ongeluk in zijn grootste project ooit, en is hij letterlijk met stomheid geslagen. Ik vond dat jammer, en ze zouden het in Hollywood meteen schrappen, als hij toch oplichter is, zal ie toch een vlotte babbel hebben. Aan de andere kant, het is vooral het Ch'tis-dorp dat hun langgekoesterde wens op hém projecteert, in plaats van andersom. Zo bezien past het wel. Waar gaat het hier om? Een autoroute! Oftewel; hoe je een snelweg kan bouwen met duizend euro, en een dorp vol werkloze dromers. De film wordt gaandeweg steeds sentimenteler, de soundtrack zwiert en ronkt lekker, en ik begon aan Roosevelts New Deal te denken. Bedrijven beginnen om betalingen te zeuren, en werknemers om loon, maar waarom eigenlijk? Als men als gemeenschap aan de toekomst bouwt. Uiteindelijk gaat L'Origin du Temps niet al te diep, maar het nachtelijke 'look ma top of the world'-einde is zeer fraai. En in de aardige bijrollen o.a. overdreven schattig spel van een Lily Allen-meisje dat gecredit wordt als Soko, in die goeie Franse yéyé-traditie. (Inderdaad was ze ooit zangeres, maar inmiddels full-time actrice.)

dinsdag 19 juni 2012

The Strange Case of Angelica

Taai volkje die Portugezen. (Brazilianen ook trouwens, denk aan Havelange en Niemeyer.) Je moet respect hebben voor Manoel de Oliveira; die als 100+-jarige nog gewoon filmpjes staat te regisseren. Maar ja, verdient hij daarom mooie recensies? Lijkt me niet. Ik moet maar eens wat klassiekers van hem kijken, de eerste tien minuten van The Strange Case voorspellen veel fraais. In een pittoresk Portugees stadje roept iemand diep in de nacht om de fotograaf, uiteindelijk wordt een eigenzinnige Sefardische Jood opgetrommeld. (Je gaat toch meteen aan lenzenslijper Spinoza denken). De fotograaf moet mee naar een Buñueleske villa, waar familie (en bedienden en nonnen) jammeren. Hoewel zijn auto modern is, lijkt hij als het ware terug in de tijd te reizen. Een gevoel dat de film sowieso goed weet op te roepen. Tijdens de huwelijkse voorbereidingen is de bruid overleden enn ze dient nú gefotografeerd te worden. Er wordt niet veel gesproken, en dat is maar goed ook, want met elke minuut na de opening wordt het acteren slechter (dit is een schoolvoorbeeld van matige acteursregie, iedereen overcompenseert) en de dialogen in de film zijn simpelweg oersaai. Een scene aan het ontbijt is heel tekenend, het lijkt wel twintig minuten lang doelloos oudemannetjes-gezwets. En om het nog erger te maken is de fotograaf bij nadere bestudering een beetje miscast; hij lijkt wat te bol en blozend om een langzaam flippende fotograaf voor te stellen. (Of hij doet het gewoon niet goed genoeg.) Jammer.

The Tree of Life

Meevaller. Ik had er eigenlijk geen fiducie in na de recensies, ben op Days of Heaven na geen groot Malick-fanboy, maar dit is toch wel een mooie, aparte filmervaring. Ik vreesde dat Malick aan het einde hopeloos uit de bocht zou vliegen - doet ie ook! - maar wie de laatste vijf minuten wegdenkt ziet een protserige maar behapbare film. (Typisch dat Sean Penn na die sci-fi flop van Vinterberg alweer in een volkomen overbodige en vergelijkbare cameo opduikt.) The Tree of Life begint als een soort Koyaanisqatsi meets Fatboy-video, vol Hubble-achtige space-beelden en zeebeestjes. Net als het wachten op lineair verhaal lijkt te kunnen worden opgegeven, begint dat alsnog. En ik vind het geslaagd, hoe de poëzie als het ware langzaam concreter wordt. Malick dénkt waarschijnlijk iets te zeggen over God en rouwverwerking, maar daarin raakt ie me niet. (En als we gaan vergelijken; zo bezien gaat Melancholia méér over depressie, en die film is menselijker.) Maar als Malick zijn tijd niet aan new age-shit besteedt, en zijn blik op papa Brad Pitt en zijn drie zoontjes vind ik de film heel aangenaam worden. Vol zinnelijke verwondering, the hissing of summer lawns, het bewonderen van je moeder. Geen zonnnestraal laat Malick ongefilmd, veel zwierende camera's die flarden van dialogen vangen. (En vooral veel voice-over, dat spreekt vanzelf.) Brad Pitt heeft wat last van zijn eeuwige mooie jongensgezicht (het gaat beter als hij een strenge fifties-bril opzet) maar het proces van een gefrustreerde (maar niet in- en in gemene vader) die langzaam zijn gezin tegen zich in het harnas jaagt komt er toch mooi uit. 'I am as bad as you' concludeert het Theo Bos-achtige hoofdrolspelertje in wat het einde had moeten zijn. Opvallend is tot slot nog de muziek, voor iemand met zulke 'diepe' gedachten heeft Malick een uiterst banale Classic fm-smaak. Ik verwachtte elk moment een stukje The Planets. Met name de overdreven Latijn articulerende koren zijn veel te overdadig sentimenteel, juist doordat daar ook weer een fiks orkest 'onder' zit. Wat fragielers van de Vlaamse polyfonisten had geen kwaad gekund. Couperin's Les Barricades Mysterieuses op piano door Angela Hewitt is wél een ontdekking. Een soort Gould-Bach meets jazz en Franse draaimolens.

Venus Noire

De tegenvaller van het filmjaar 2011. Le Graine et la Mulet duurde ook ontzettend lang, maar daar zat ik de hele tijd op het puntje van mijn stoel. Dat dat hier niet gebeurt is toch wel een klein wondertje, want de geschiedenis van Saartjie Baartman is in principe fascinerend en ontzettend 'trui over je kop'-gênant. Die laatste emotie weet regisseur Kechiche in het begin nog wel op te roepen, maar daarna blijft hij maar met identieke scenes komen, mogelijk als K.O. bedoelt, maar ik geloofde het wel. Dat Venus Noire géén vragen beantwoord is okee, dat de film geen vragen óproept doet de film de das om. Venus Noire zit vol ellenlange blokken van scenes waarin vooral heel veel geschreeuwd wordt. En steeds doet de Hottentot Venus met tegenzin haar 'kunstjes'. En of het nou voor wetenschappers of voor klootjesvolk is, dat maakt eigenlijk niet uit, maakt de film goed duidelijk. En toch in de 'tentoonstelling' van deze zogenaamde 'wilde uit Afrika' schuilt ook een heel klein beetje (angstig) respect. Zeker als de vrouw gaat dansen, en huisvrouwen en dames van stand laten zich gaan, alsof er een linea recta lijn is te trekken naar de hippie-tijd. Het karakter van Baartman blijft ondertussen volkomen ondoorgrondelijk, ze pikt snel haar talen op, maar lijkt niet van zins wat aan haar situatie te proberen te veranderen. Haar 'meester' lijkt wel een beetje om haar te geven (maar denkt vooral aan 'geld maken', vijftig procent van de film is Afrikaans gesproken.) Als hij er vandoor is (jammer want daarmee verdwijnt het enige ambigue en interessante personage) neemt Olivier Gourmet het over; ik had hem de eerste tien minuten niet eens herkent. Sleazy bastard. De 'spectacles' verworden dan helemaal tot een veel te modern aanvoelende porno-show. In plaats van  'laat deze ellende ophouden', denk je: 'laat deze film ophouden.'

The Future

Wat is Me and You and Everyone We Know alweer lang geleden, zeg. Ondanks de verstreken tijd voelt The Future als zo'n typische moeilijke tweede. Een combinatie van het bekende rondje om de kerk, en een depressieve terugslag na overweldigend succes. Vooral het herhalende aspect is erg irritant, zo begint Miranda July hier weer met een 'stemmetje' en golvende synthesizer-strijkers, ditmaal niet uit de soundtrack-pen van Michael Andrews, al doet grotere naam Jon Brion (ook de rest van de tijd) niet veel anders. Waar Me and You nog een hele waaier aan verhaallijntjes kende concentreert Miranda zich nu alleen nog op het Me-aspect. En dat is vermoeiend. Ze kan niet acteren, is niet grappig, en dan heb ik het nog niet over haar slome dictie. Overeind blijven slechts haar maffe invallen. Beach House-draaiende hipsters die zich gedragen als kinderen, en op de kalender de dagen aftellen dat men een kat gaat adopteren. (De stray cat in kwestie verzorgt de bizar spirituele voice-over.) En naarmate de film langer duurt wordt de sfeer verknipter en onverbloemd seksueler; zonder lichte touch. Miranda gaat vreemd met een oudere kerel, haar identiek gekapte hipster-vriendje probeert de tijd stil te zetten (!) waarop de maan hem vermanend toespreekt; en tot slot doet Miranda een dansje ín een elastisch shirt, waardoor ze op die Australische goeroe zonder ledematen lijkt. En de kat? (Waarvan we meestal alleen de pootjes zien) Die blijft irritante Tollhart Ecke-wijsheden debiteren. Het einde is typerend voor de zelfobsessie, na een mooie afsluitende voice-over, switcht de film toch weer terug naar het stelletje.