donderdag 31 juli 2014

Hollywood or Bust

'I get it, it's like a joke.' Wat een verschrikking. Ik kijk nog liever het hele oeuvre van Steve Martin twee keer. Achter elkaar. Dean Martin en Jeffrey Lewis vormden ooit een geliefd komisch duo, maar hun grollen zijn gênant verouderd. Truffaut vond het eind jaren '50 nota bene totáál niet vulgair... De titel en het intro doen een persiflage op Hollywood (en Hollywoods voorliefde voor rondborstigheid) vermoeden. Anita Ekberg poseert, en een aankondiger draagt de film op aan alle bios-fans ter wereld. Sommige hebben wijselijk geen aandacht voor het doek. 'This is the French movie fan, he hasn't seen a film in years'. Martin & Lewis winnen een auto, waarna ze Lewis grote droom waar kunnen maken. In Hollywood Ekberg ontmoeten. 'And I'll see her in her undies, and she will see me in mine.' Lewis schmiert er met Bugs Bunny-stemmetje oenig op los Zelfs zijn kalende kruin ging me ergeren. Heden ten dage heeft ie nog altijd een volle bos. (Call it magic...) Op hun Lampoon's Vacation kart het duo langs het vrouwenoverschot van het Amerikaanse platteland, allen in Playboy-kledij. De enige vrouw die weerwerk biedt wordt door Martin aangerand. Beste grap: op een filmset houdt de ene cowboy de ander onder schot. 'You better start praying for a miracle now.' En 'VOILA!'. ('As the French say...')

Lured

Voor hij in volvette kleuren zijn eigen stijl vond, maakte de Duitser Douglas Sirk deze noir. In Amerika, maar door de Londense (studio)setting, voelt het toch nog behoorlijk Europees aan. Komt ook door de overduidelijke Hitchcock-invloed, met dezelfde kinky Frenzy-ondertonen. De 'personal columns' waren het internet van hun tijd. Iedere fetisj zijn eigen hoekje. Lucille Bal (niet voor de poes!) duikt erin, als 'lokvrouw' voor een seriemoordenaar met Zodiac-aspiraties. De 'heavy-set' police detective hoeft niet eens aan te dringen. Ook de rest van het bureau is helemaal op Ball verkikkerd... Ball houdt de wapens wel in handen, ze heeft ervaring genoeg als animeermeisje. 'Het is fijn om eens een orkest te kunnen beluisteren, in plaats van erop te moeten dansen'. Hoe hoger de echelons van de samenleving, hoe dubieuzer de bangabanga-feestjes. Tijdens de queeste ontmoet Ball naast vieze mannetjes (Karloff!) ook dubieuze gladjakker George Sanders. Daar valt ze dan ineens wél voor. De kijker denkt 1+1=2, maar zo cynisch durft de film nét niet te zijn. Nee, je kunt de slechte kerels al van een afstandje herkennen. Ze zijn lelijk, en ze houden van zoiets bespottelijks als poëzie. 'Een echte man heeft geen gedichten nodig, want die heeft aan de glimlachjes die vrouwen hem toewerpen genoeg.' Au.

Tire au Flanc

Een vroege film van Renoir. Zo vroeg dat ie 'stom' is. Laten we het dus eerst maar 'ns over de muziek hebben. Marco Perrone speelt de soundtrack van de eerste tot de laatste noot op de diatonische accordeon. Perrone kan 'm op gepaste momenten laten zuchten, steunen en rommelen. Erg stoer gedaan. In gewonemensen-taal heet zo'n ding een 'trekzak', en zie nou, de Engelse titel is 'The Sad Sack', De burleske komedie gaat over een stelletje militaire nietsnutten. Zoals de tussentitels melden: 'tot we iets beters weten te verzinnen zullen we wel burgers moeten rekruteren...'. De tussentitels zijn handgeschreven en gaan vergezeld van cartooneske priegel-dingetjes. Een schattig detail. De film heeft verder het niveau en de stunts van Harry Langdon. Nét geen Charlie Chaplin dus, al is de invloed wel overduidelijk. Het zwervertje mag hier dan de poëet worden genoemd, hij slapstickt er verder even sullig op los. Het plotje heeft iets van doen met twee dametjes en de concurrentiestrijd met een hoge pief, maar eigenlijk wordt het verhaaltje pas leuk als de chaos onnavolgbaar is. Jean Viggo himself ging hier de inspiratie zoeken voor het beroemde kussengevecht uit Zero de Conduite. Zo kan ook een onbelangrijke zak het zaadje voor een klassieker planten.

The Ballad of Narayama

'If you can't chew it just swallow it'. Het gaat over een oude vrouw en een kopje rijst, maar eigenlijk zou je het ook over het leven kunnen zeggen. We hebben het hier ten slotte over een echte fabel. Een fifties-film over sterven zoals alleen de Japanners dat kunnen. Wie zich het plotse tranentrekkend mooie einde uit Scabbard Samurai herinnert kan zijn wangen hier helemaal nat maken. Het is eigenlijk anderhalf uur lang afscheid nemen. Gezongen en wel. De voice-over vocalen gaan van N-o-o-o-o-h, Jandekiaans authentiek jankend. Ik vond het prachtig. De studio-decors benadrukken de toneelmatige stilering van het sprookje. Decors die als oude prenten worden 'omgeslagen', veel felle kleuren. The Wizard of Oz, maar dan anders. Wie in een Japans dorpje zeventig wordt moet naar Narayama reizen. De berg zien en dan sterven. Een omaatje is nog kwiek van geest en lijve, maar – typisch Japans – ze schaamt zich daar enorm voor. Ze neemt haar natuurlijke plaats niet meer in. 'Mensen beginnen me raar aan te kijken omdat ik mijn tanden nog heb'. Haar zoon praat haar moed in, maar het is vergeefs. De dame helpt het lot het handje. Tot groot genoegen van het jonge kroost (oprotten jij!). Een ander oud opaatje verzet zich juist. Al even vergeefs. Het laatste half uur strompelt zoon met moeder op zijn rug richting de berg. 'Zeg dan wat mama!'. Samen alleen. Goodbye Solo.

woensdag 30 juli 2014

Édouard et Caroline

Als je een film kan maken waarin twee gangsters voor het slapen keuvelend hun tanden poetsen heb je klasse. Het onderwerp in de films van Jacques Becker doet er ook niet zoveel toe. Édouard et Caroline gaat bijvoorbeeld grotendeels over een verdwenen giletje. Het kledingstuk móet worden teruggevonden want het titeltweetal gaat naar een belangrijk feestje. Even later ligt naast de huiskamer ook hun relatie overhoop. Édouard is een working class pianist die doet alsof hij zijn vrouw wel aankan. (En dat dure feestje waar hij gaat optreden ook.) Caroline is een onwaarschijnlijke schoonheid, die niet voor niets af en toe prinses wordt genoemd. Ze is ver onder haar stand getrouwd, maar met behulp van wat oompjes zou hierin toch verandering moeten kunnen komen. Als de pianist nou eens een succes wordt! Becker's sympathie ligt duidelijk bij de arbeidersklasse, maar de gortdroge ironie is gelijkelijk verdeeld. Het is de eindeloze parade van bijzonder grappige bijrollen die de film geweldig maakt. Een lelijk buurvrouwtje met haar gigantische soldatenzoon, een Jeroen Willems-achtige oom die met meer air dan inhoud la soiree organiseert. En zelfs voor een klassieke Russische bediende is tijd. Een kwade oom: je hebt verdilleme een snor! De Rus plukt 'r verschrikt aan. De kokette adellijke dames schmieren er intussen op los. De Nieuwe Rijke (een Amerikaan die op Rod Steiger lijkt) kijkt met een spottende glimlach toe. 'Ja, ik ben een cuckold' meldt hij opgewekt.

The Criminal Life of Archibaldo de la Cruz

Achteloos pervers. Als er iets was dat Buñuel zo uit zijn mouw schudde waren het subtiele subversiteiten. Liefst gericht tegen de katholieken natuurlijk. Wat er hier toch ineens weer met een met een arm nonnetje gebeurt! En ja, dat is erg grappig. Archibaldo heeft voor zijn criminele leven de beste license to (k)ill gekregen die er maar bestaat. Zijn fantasie. (Merk op dat je hetzelfde over Buñuel kan zeggen.) “Crimineel” Archibaldo groeit op als verwend nest ten tijde van proletarische revoluties. De proletarische geest eist lachtoffers, maar juist precies het dienstmeisje. (Ik moet nu nog grinniken) Het geeft de jonge Archibaldo kans een netkousje of twee te bewonderen. Jaren later is hij nog altijd rijk en verwend, en heeft hij maar één wens. 'Heilige of crimineel worden.' Geen van beide wil in de loop van de film echt lukken, maar wellicht komt het omdat hij zijn werkterrein tot dames beperkt. De allerbeste sequentie is net zo surreel en sadomasochistisch als een werk van Man Ray; denk aan dat Romeinse beeld in bondage. Archibaldo vindt een modepop van een mannequin. Hij haalt zowel pop als 'echt' exemplaar in huis. En dan begint het kleding verwisselen. Stiekem heeft de pop de voorkeur van Archibaldo. Die is tenminste als kalt gestellt. Niettemin zullen beide 'verwarmd' moeten worden...

Fear Strikes Out

Honkbal is een mentaal spelletje. Al dat wachten. Keer op de keer uitgebreid de kans om na te denken en de directe tegenstander in de ogen te staren. De druk wordt van buiten én binnen opgevoerd. Een honkbalfilm combineren met een psychologisch drama is zodoende geen 'gek' idee. Fear Strikes Out is één van de eerste films van 'tall and slender' Anthony Perkins. Een honkbal-fysiek heeft hij niet, maar de klasbak tekent hier wel alvast in op die Psycho-casting. Mannen verdwaalt in hun hoofd, dat gaat 'm erg goed af. Op de soundtrack zet Elmer Bernstein de puntjes op de i. (Ik zeg niet dat ik Bernstein in het intro al herkende, maar je hoort wel meteen méér dan gebruikelijke kwaliteit.) Zoals het een Hollywood-film betaamt krijgen we een duidelijke verklaring voor de gekte. Er is een losse flodder over moeder 'always away', 'always gabbing', noem het de 'nature'. De film gaat echter om de 'nurture'. Karl Malden is op z'n Jack Nicholsons (of Milosevics) bezeten als de pa die wil dat 'wé' slagen in het honkbal. De film hamert zo consequent en rücksichtslos op zijn veeleisendheid dat de breakdown volkomen begrijpelijk is. Ook de episodes in het ziekenhuis zijn geloofwaardig. De 'psy' mag dan de bekende pijp roken, hij vermijdt iedere sentimentaliteit, en laat pa en zoon hun eigen gevecht voeren. De dokter schept slechts het kader dat dit kán gebeuren.

The Killer Is Loose

Boven je stand trouwen. Je hebt een veel te mooie vrouw, of je bent een veel te domme echtgenote. (Het gaat dus altijd om de vrouw...) Een interessante kwestie voor een noir, van western expert Boetticher nota bene! The Killer Is Loose is nogal rommelig, maar juist als de kijker 'in de grijstinten' meedenkt wordt het boeiend. Wie hier de schurk is blijft bijvoorbeeld best ambigu. Een sukkelige bebrilde bank clerk wordt herkend door een klant. Ze waren collega's in het leger, en dat laat het alfamannetje de sukkel – 'we used to call you 'foggy', remember' – maar al te graag weten. Even later wordt de bank overvallen en betoont juist Foggy zich een held. Het is een truc, want hij blijkt 'part of the heist'. Thuis wacht een mooie vrouw op 'm, voor wie hij alles doet. Lang kan hij niet van haar genieten... De schuldige is een politie-agent, zelf ook in het bezit van een 'fraai exemplaar', een veel van hem eisende trophy wife. Beide mannen proberen zich een hele film lang te bewijzen. (Terwijl de vrouw van de agent voor rotte vis wordt uitgemaakt door een mede-echtgenote die haar niet onderdanig genoeg vindt.) De agenten-rollen zijn net even te sensationeel aangezet, maar het einde mag er zijn. Een echte Psycho-wending, inclusief drag queen-taferelen. Alle grenzen verdwijnen. Wie heeft de touwtjes (kousjes!) nú in handen?

dinsdag 29 juli 2014

Sawdust and Tinsel

Zomaar even tien van Bergmans allerbeste minuten. De openingsscènes vormen een perfecte kortfilm, mét cirkel en de allure van een Canterbury Tale. We schommelen mee op de paardenkar van een verlept circusje. De man op de bok kweelt Jandekiaans de morgen tegemoet, en de besnorde directeur ontwaakt in de camper naast een jonge schone dame. Hij voegt zich naast de berijder. 'Dit is het plaatsje waar de boel gruwelijk misging met de clown'. Een flashback glijdt van de modder naar een warme zomerdag. Lummelende soldaten houden een schietoefening, en de vrouw van de clown paradeert. Van het een komt het ander en even later rent er iemand naar het circus om de clown te waarschuwen. 'Je vrouw baadt naakt met het hele regiment!'. Pipo, met de kop van Maarten van Roozendaal, spoedt zich naar het spektakel. Wat er dan gebeurt zal ik niet helemaal vertellen, maar de Passie is er niets bij. Woordeloos en muziekloos in beeld gebracht. Enkel de oude opname kraakt. De flashback is natuurlijk een voorteken. Zelfde stad, zelfde vrouwen, zelfde perikelen. En nu is de circusdirecteur zélf de klos. Anderhalf uur Bergman zoals we hem kennen. Iedere grote Europese regisseur is intellectueel verplicht een keer iets met een circus doen. Dat de Zweed weer compromisloos is, zal niemand verbazen. Ander vrij en fraai moment: het circus op bezoek bij een theaterrepetitie. De ene vorm van escapisme botst op de ander, gegoten in de vorm van een derde. Verschroeiend goed.

Le Mystère Picasso

Over schilders gesproken. De oude meester Picasso was zeker niet vies van een stuntje, en een beetje risico. Samen met regisseur Clouzot en cameraman Claude Renoir (jawel!) maakt hij deze wonderlijke kunstfilm. Een soort MS Paint avant la lettre, noem het PP Paint. Door een speciale verfstift vallen camera en canvas samen en zien we – als op een magic board – de werken ontstaan. Geen kwast te zien. Paarden, dwergen en gedrapeerde vrouwen worden neergezet, en weer uitgeveegd. Picasso bedenkt zich nogal vaak, zodat elk schilderij er minstens tien-in-één is, waarbij de eerdere versies dankzij de camera alsnog bewaard zijn gebleven. Een reeks zwart-wit werken hadden ook best van Keith Haring kunnen zijn: stokjesfiguren gaan de horror vacui te lijf. Het is rond die fase dat we even de doeken verlaten en 'de making of' kunnen volgen. Picasso zit in zijn blote bast als een verlekkerde Gollem te zweten. Clouzot wordt zenuwachtig – de frames raken op – en machomannetje Picasso gaat de uitdaging grijnzend aan. 'Ik moet de boel nog inkleuren!' '30 seconden!' 'Ca va ca va!'. Als de stift-achtige schilderijen saai dreigen te worden stelt Picasso voor om op zijn gebruikelijke olieverf over te schakelen. Dat verandert het beeld (weg is het vloeiende) maar het komt de kwaliteit van de resultaten duidelijk ten goede.

The Woman on the Beach

'I wish I'd never heard of painting. Or artists.' Zou Renoir het wel eens hebben durven denken? De schaduw van zijn pa moet groot zijn geweest. Renoir in Amerika – ver van huis – het blijkt een meevaller, al worstelen de acteurs met de tussen de regels door-subtiliteiten. (En Renoir rommelt op zijn beurt maar wat aan in de enige actiescène.) Een oude schilder is blind geworden. Zijn oeuvre is opgeborgen in de kelder, als een verdrongen herinnering. Robert Ryan is metaforisch gezien de man met de sleutel. Hij ontmoet als wankele coast guard de schilder (Charles Bickford) en diens vrouw Joan Bennett. Het drietal zit wat ongemakkelijk aan tafel. Bennett vraagt om méér dan een vuurtje. 'The flame of desire', en het wakkert tegelijk Ryans achterdocht aan. Ziet de schilder dan niet dat er een kaper op de kust is? Ziet hij stiekem gewoon álles? Een uurtje Freudiaans flirten volgt. De ingehouden seksuele spanning is zo'n beetje continu aanwezig. De mooiste scene maakt gebruik van een schilderij, waarvan we trouwens nooit ook maar één exemplaar echt zien. De schilder haalt een canvas tevoorschijn. 'Dit is een van mijn beste werken, ook al was ik nooit zo goed in naakten. Wat een curves heeft ze he?' Ryan wisselt een blik met de ongemakkelijke echtgenote. 'Sorry, maar hier staan alleen wat bloemetjes op, meneer de schilder.'

Street of Shame

De prostitutie had Mizoguchi's interesse. Zo maakte hij al A Geisha, waarin hij hun starre gebruiken onder loep legde. In zijn allerlaatste film keert hij terug naar de louche straatjes, maar de rituele sfeer is verdwenen. De geisha's zijn Westerse hoertjes geworden, al 'reminiscen' ze nog wel over de tijd dat ze bewonderd werden om hun dichtkunst. Nu moeten ze uit alle macht de louche mannetjes naar binnen hengelen. Ze storten zich letterlijk op de koekeloerende clientèle. Gewoon de Wallen dus. De klanten worden met een zekere Von Triese sardonie bespot; het is wel duidelijk bij wie Mizoguchi's sympathie ligt. Gedurende de film is er sprake van het aannemen van een anti-prostitutiewet, tot afgrijzen van de Madam. (Simpelweg 'Otosa' genoemd.) Mizoguchi volgt een handjevol vrouwen, die ieder zo hun eigen redenen hebben om in de sector te werken. We zien de tragische armesloeber, de vergane glorie, en de gewiekste gold digster die haar 'tricks' kaal plukt. Mafste mens is het mooiste hoertje. Zij symboliseert de totale verandering, de Amerikanisering (of universalisering?) van Japan. Kauwgom malend, cynisch over anderen, complimenteus over zichzelf. Als rijke papa haar op komt halen poogt ze zelfs hém over te halen tot een nummertje. Meer dan de afzonderlijke (dra)maatjes is het echter 'het wereldje' dat de film interessant maakt. Decadente leegte.

maandag 28 juli 2014

La Ronde

'Tourne, tourne, mes personages.' Zou best eens Ophüls' eigen favoriete film kunnen zijn. Zijn gevoel voor zwieren en voor cirkels is hier tot op de essentie geabstraheerd. De draaimolen als symbool voor hoe elk leven (én elk verhaal) uiteindelijk in zijn eigen staart bijt, en weer opnieuw begint. Geboren, sterven en daartussen '…' . Anton Walbrook is de Grote Vriendelijke Verteller. Hij komt aansjokken en merkt tot zijn genoegen dat het decor al wandelende in het Wenen van 1900 is veranderd. Ah, het fin de siècle. De stille nostalgie van Zweig. Mannen met gekrulde snorren, paardenkarretjes en... gescheiden bedden. (Het echtpaar geeft elkaar de hand.) Gedurende de film zien we een kralenketting van stelletjes, één blijft, één verdwijnt. Af en toe grijpt Walbrook grijnzend in. Zo censureert hij de meest gewaagde scene door de schaar ter hand te nemen. Ik zag nog wel wat meer kansen tot meta-grappen. Ergens smijt een kerel een deur open, die blokkeert. Ik dacht dat hij het einde van de 'set' had bereikt, en dat ook op zou merken. Helaas. Walbrook spreektzingt trouwens ook nog een liedje of twee, dat hadden er nog wel wat meer mogen zijn. Nu rest – zoals eigenlijk altijd bij Ophüls – vooral een weemoedig sensueel gevoel. De mensen zijn lief – zelfs het hoertje is niet op geld uit – en alle mensen lijken uiteindelijk op elkaar.

Bonjour Tristesse

Het wondertje Jean Seberg. Ik wist eigenlijk niet dat ze door Otto Preminger werd ontdekt. Ze maakten eerst een film over Jeanne d'Arq. Hoewel de kritieken niet mals waren, kan ik me Premingers idee goed voorstellen. Seberg is zowel eeuwig meisje als iconisch wijze. Totaal tijdloos ook. In Bonjour Tristesse (de tweede met Preminger) mag ze een meer alledaagse rol spelen, als het verwend nestje dat met papa (David Niven) een zomer aan de Riviera doorbrengt. De Riviera heeft de steriele warmte die we ook van To Catch a Thief kennen. Dieper blauw vind je niet, maar je wordt er zelf ook een beetje bleu en blue van. Niven is lekker decadent met Joseph Luns-kapseltje. Hij doet aan ochtendgymnastiek, en de avondgymnastiek bestaat uit een meisje dat zijn tweede dochter had kunnen zijn. Een groot deel van de film bestaat uit geparadeer in fraaie pakjes, gelummel op het strand, en het showen van exorbitante hoeden. (Jonge maîtresse Demongeot draagt een kwal-variant.) Maar tussen de lege gezelligheid door zien we in vettig zwart-wit een flash-forward die in letterlijk galmende voice-overs ellende voorspelt. In de Riviera verzuip je je ellende. Of je pakt 'de bocht' op een andere manier verkeerd aan. Erg groots (of groots geacteerd) is het verder allemaal niet. Jean Seberg deed me zelfs aan Nicole Kidman denken. Maar je blijft toch wel kijken. Zoals Truffaut zei: 'dit is Premingers liefdesgedicht aan Seberg.'

The Big Shot

'Why feed a dead man, even if he is walking around?' Cynicus Bogart leert in dit volslagen onevenwichtige noirtje van het gewone leven te genieten, maar het is véél te laat om nog aan een gewoon leven te beginnen. Hij is een 'three-time loser', een 'sucker' die bij de volgende keer bajes-tijd voorgoed zal moeten blijven. En buiten wachten alleen oude criminele matties op 'm (of hem op), met een vernederend glaasje melk. Een louche advocaat en opportunistisch vriendinnetje completeren de collectie problemen. The Big Shot duurt maar tachtig minuten, maar weet zelfs in die tijd het verhaaltje ongeveer vier complete wendingen te geven. Weg van de noir, langs een actiefilm in de sneeuw, een rechtbankdrama, en de onvermijdelijke gevangenis. Daar hebben de inmates (net als in Lucky Break jaren later) tijd om een bont avondje op te voeren. Maar de spotlight-lamp lijkt in handen van Bogart eerder een mitrailleur. (Wat later wordt de daad bij het woord gevoegd.) De beste scene is het korte huiselijke moment in de hide-out. Bogart heeft zoveel tijd in de 'can' doorgebracht dat hij niet eens weet hoe hij een conserven-'can' open moet maken. Pijnlijk. En Bogart? Die is in zijn laatste gangsterfilm al zijn stokoude zelf. Voor eeuwig moedeloos, en stervend.

Bigger Than Life

Wie ooit heeft gezien wat een cortisonen-injectie met een oude kat kan doen, weet wat voor wondermiddeltje het is. Het halve wielerpeloton heeft er niet voor niets een attest voor. Dat de drug ook schadelijke gevolgen kan hebben ondervindt James Mason hier. Best een obscuur onderwerp eigenlijk, des te knapper dat Nicholas Ray er iets fijns van weet te maken. Hij is zijn tijd vooruit door de medische maffia en de onaantastbare vaderfiguur aan te pakken. Vóór het zover is sjeest Ray een paar meer gangbare opties voorbij. De ambitieuze Mason werkt keihard als leraar én op een taxi-centrale, om zo zijn vrouw en kind het beste te kunnen geven. Vrouw vermoedt door al dat geheimgehouden overwerk dat hij overspel pleegt. De beknelling van de suburban American Dream, beknelt ook de a(n)deren. Even later ligt Mason gestrekt in het ziekenhuis. Is het kanker? Een potentieel Sirkiaans melodrama over een man die de werkelijke (in plaats van de instrumentele) waarde van zijn gezin eindelijk herkent zit in het vat, en blijft daar. Mason gaat pillen poppen. En de pillen gaan met 'pops' aan de haal. Hij voelt zich ineens het mannetje! Furs for the missus! Jammer dat de film buiten de slaapkamer blijft, om de herwonnen mannelijkheid te bewijzen, dat zou de ontkenning van de echtgenote dat er iets mis is nog wat leuker hebben gemaakt. Niettemin begint de cortiosonen-man zeer geloofwaardig te raaskallen. Pure junkietaal, doorspekt met de ethische plannetjes van een bekrompen schoolmeestertje.

zondag 27 juli 2014

Adieu Philippine

Hier kun je mooi zien hoe fris en modern de beste nouvelle vague-films nog altijd zijn. Het was een echte jeugdbeweging. Voor en door de jeugd. Vol joie de vivre. Plezier in het niksen ook. De debuutfilm van Rozier speelt net als Godards Masculin Féminin in de entertainmentwereld. Het verschil tussen een yéyé-zangeres en een meisje in een reclamespotje is niet zo groot. Hoofdpersoon Michel werkt als cameraman voor de Franse live-televisie, waardoor we merken dat élk programma destijds een soort Russian Ark was. Michel pikt twee verveelde 'teenagers' op die buiten de studio staan te koekeloeren. Het tweetal vormt een meisjes-filmduo pur sang. Irritant, koket, en volledig met elkaar inwisselbaar. Een eeneiige vriendschap. Het nieuwgevormde triootje dartelt én drentelt de rest van de film elkaar heen. Zeker in Parijs is dat zeer vermakelijk. Ze dansen de charleston toen het nog ouderwets was in plaats van retro. Shockeren ouders. (Michel koopt mocro-style een dure kar, door de prijs te delen met vier vrienden.) Met een oudere overijverige kerel wordt een spotje voor een diepvries opgenomen. De winkeleigenaar speelt voor eskimo. De 'regisseur' is haast een typetje van Mel Brooks; hij probeert zijn carrière op te bouwen vanuit de bezemkast. Rekeningen betaald hij nooit. De tweede helft van de film gaat iedereen naar Club Med, op Corsica. Spring Breakers in 1962. Het is dat de mannen pijp roken...

Les Dames du Bois de Boulogne

Bresson was natuurlijk een 'filmmaker's filmmaker', zélfs als hij een weelderig, toegankelijk melodrama maakte. Les Dames du Bois de Boulogne is gebaseerd op een verhaal van niemand minder dan Diderot, al werd het wel naar iets moderner tijden verplaatst. De sfeer is desalniettemin klassiek. Onmogelijke liefdes, dankzij a weddingplanner from hell. De dialogen lopen bijzonder vlotjes, rekening houdend met alle eloquentie. Ergens hapert iemand één keer; het valt op alsof er een bom is afgegaan. De Bresson-touch zit 'm in de ijskoude rust. De mensen zijn zo sereen dat je er wel doorheen lijkt te kunnen kijken. De onschuldigen zijn Onschuldig, de slechten Slecht, de dwazen Dwaas, als personificaties op een deugdzaam schilderij. Filmisch gezien is het slechtste in de mens altijd het leukst, en ook hier is het weer de femme fatale die de film nog enigszins aantrekkelijk maakt. Zij bedenkt een Grieks plannetje om zich op haar onwillige verloofde te wreken. Hij wil zonder ruzie uit elkaar gaan. Zij is het met poeslief met 'm eens, maar de Dwaas ziet haar sardonische grijns niet. Er staat al een hoertje klaar om de man in het verderf te storten. Met dit eenvoudige plotje houdt de film zich anderhalf uur bezig. Eén register van begin tot eind, ik vond het toch wat beperkt. Maar ik ben dan ook geen filmmaker.

The Burmese Harp

Het is weer eens een ander perspectief. De Tweede Wereldoorlog door 'onschuldige' Japanse ogen. Het land in Birma is 'rood', meldt de intiteling, daarbij doelend op de Japanners die er vielen. Ach, op het micro-niveau van een enkele legereenheid valt de sentimentaliteit prima te begrijpen. Een kameraad is een kameraad. Dat opent de weg naar een bijzonder sentimentele en muzikale vertelling, die op een vreemde manier dus eigenlijk heel vredelievend is. De Japanse eenheid sjokt door Birma, in het defensief gedrongen door de even koloniale Britten. De mannen houden de moed erin door te zingen. De platoon-leider is de dirigent, een gewone soldaat de harpist. Om die laatste gaat het hier. Hij heeft het uiterlijk van een Birmees – merken zijn collega's op – en wat later bevangt 'm ook de boeddhistische vroomheid. De muzikant is het die het slachten, sterven en lijden niet langer meer aan kan zien, en aan een universele boetedoening begint. De rest van de compagnie (keer op keer als geheel getoond) kan het niet begrijpen. Wie wil er nu niet terug naar Japan? De film schakelt zo twee uur lang tussen solitaire verwerkingen en een aanstekelijk groepsgevoel. Twee manieren om te overleven, beide verleidelijk. Het slot brengt ze even letterlijk tegenover elkaar. Het prikkeldraad van een 'concentratiekamp' ertussen. Enkel melodieën kunnen daar nog overheen.

Ordet

Zou South Park al een ode hebben gebracht? De film is er misschien net even te cinefiel voor, maar ik zie wel een aflevering voor me met Cartman die vanaf een heuvel het dorp wakker schreeuwt, denkend dat hij Jezus is: 'Woe unto you, hypocrites!'. Later sterft Kenny natuurlijk weer, maar ditmaal niet voor lang! Het eerste half uur van Ordet vond ik zo oprecht nog iets vrolijks hebben. De Jezus-freak heeft het kapseltje en de hologige gezichtsuitdrukking van een blackmetal-muzikant, zelfs de schaduw van zijn mantel werkt mee door een paardenstaart te suggereren. De andere gezinsleden op de boerderij negeren de man zo goed en kwaad als het kan. De nieuwe priester vraagt hoe het toch gekomen is, die gekte: 'was het een liefdesaffaire?'. 'Nee, Kierkegaard.' Maar de ironische lol vergaat de kijker al snel. Een goede religieuze film – en Ordet is één van de beste religieuze films ooit – kan niet zonder een bevalling. Het kindeke is geboren, eind goed al goed? Niet bij Dreyer. 'Ik heb geen geloof in het geloof.' De bevalling is onthutsend genadeloos. Expliciet zonder expliciet te zijn. Zodoende bewerkstelligt de film zelf (ook) een klein wondertje. De kijker gaat hopen, bidden. Net zo stilletjes en sereen de personages, die elkaar noch de camera aankijken. Religie is kinderlijk vertrouwen. Of het wonder nu wel of niet geschiedt, had niet eens meer uitgemaakt.

zaterdag 26 juli 2014

Le Diable au Corps

Naast een groot filmfan was Truffaut ook een vilein polemist. In zijn jonge jaren bij de Cahiers du Cinema wist hij wel raad met dit soort melodramatische producties, waarin een roman tot een conservatief niemendalletje verwaterd. Tikje pijnlijk dus dat ik deze film eigenlijk best fijn vond. Zeker de moeite van het kijken waard. Om het nog wat erger te maken ontpopte regisseur Autant-Lara zich later tot Front National-politicus en holocaust-ontkenner. Als karma-reparatie meteen maar even Resnais' korte concentratiekamp-docu Nuit et Brouillard gekeken. Maar goed. Le Diable au Corps. Een film met de sfeer van The Best Years of Our Lives, al is de strijd hier nog gaande. Tijdens de Eerste Wereldoorlog versiert een jonge knaap een iets oudere vrouw, juist op het moment dat ze haar huwelijk aan het voorbereiden is. De jongen gaat gezellig mee een bed kopen. De klik is 'r overduidelijk, maar ja... De arme jongen moet terug naar zijn kinderlijke leven van 'dinertjes at eight', en een papa die altijd maar de centjes zit te tellen. In de allerbeste scene (oprecht Wyleriaans magisch) geeft hij aan papa toe dat hij die avond een afspraakje heeft. Ze gaan er samen (!) naar toe, en kijken naar een afstandje hoe de vrouw tevergeefs staat te wachten, op een quai des brumes. (De jongen wéét dat de vrouw moet trouwen, en weet wellicht ook dat dit maar het beste is). Alles wat daarna nog mogelijk is, is onmogelijke liefde. Een herhaling van zetten. 'Houd je van me?' '…', en omgekeerd.

Vera Cruz

De Habsburgers in Mexico. Het lijkt te zot om waar te zijn, maar ze stuurden ooit een 'keizer' naar het opstandige land om aldaar de chique Europese heerser(s) uit te hangen. Hebben we het over de tweede helft van de negentiende eeuw hè. Zijn einde was tragisch, al wist Maximiliaan zijn waardigheid te behouden door de executeurs wat goudstukken te betalen. Ze deden immers ook maar hun werk. Een dialoog als de deze schetst de spirit van de situatie. 'Money. Is that worth risking your life for? Comes closer than anything I know.' Eigenlijk verdient Maximiliaan een eigen western, maar ook als zijlijn is zijn hof decadent geweldig. In Aldrich's Vera Cruz vinden twee Peckinpah-loners elkaar (met tegenzin). Burt Lancaster is een en al cynisme, Gary Cooper twijfelt nog een beetje. Hun voorliefde voor financiële transacties schept desondanks een band, steggelend over paarden en rebellen. Met zijn steevast smetteloze, steevast ontblote tanden is Lancaster het beste paard van stal. Gary Cooper hinkt wat meer, hij moet uitkijken niet te worden afgeschoten. Aan de verliezende kant in de Civil War heeft ie nu geen fut meer, een ander subthema. De Mexicaanse rebellen mogen dan geen geld heb om wat hired hands in te huren, ze hebben in elk geval wel een hart. 'We offer you more than money, señor. We offer a cause.'

Le Roman d'un Tricheur

Sacha Guitry was een echt Parijs persona, en hij wist dit zelf maar al te goed. Hij schreef 120 toneelstukken, stapels romans, regisseerde soms vier films per jaar, en collaboreerde ook nog even met de nazi's. Guitry introduceert hier om te beginnen zijn cast en crew – in beeld – en zodoende zien we ook in 1936 al een vrouwelijke editor. Aan het eind van de 'intiteling' zet Sacha hoogstpersoonlijk zijn handtekening. Een man met het ego van Welles dus, maar gecombineerd met de humor van nonkel Tristram Shandy. In Le Roman d'un Tricheur speelt Guitry (wie anders?) een trickster die aan zijn onnavolgbare autobiografie werkt, als hij ten minste niet wordt onderbroken door akkefietjes. De structuur heeft de moderne postmoderniteit die Laurence Sterne ook altijd zal behouden. Minder geslaagd is dat Guitry de hele film 'voorleest'. Hij neemt zelfs de dialogen voor zijn rekening. Dat wordt met zijn donkere Arnold Gelderman-stem toch wat slaapverwekkend. Wie bij de les blijft ziet een leuke schelmenfilm vol gortdroge humor. Zo verkoopt Guitry ergens zijn fiets, maar merkt later dat ie betaald werd met een valse munt. 'Ik baalde hier zo erg van dat ik 'r meteen een pakje sigaretten van kocht.' De vrolijke scheer-scene uit Intouchables vond hier al een plaatsje. 'Met of zonder baard, ik was ineens stokoud geworden'. En ja, dat is het moment dat Guitry de rol zelf begint te spelen.

Le Beau Serge

De nouvelle vague-jongens waren bijzonder onder de indruk van Amerikaanse cinema, en het acteren van kerels als 'le beau James'. De invloed van Dean is nu lastig voorstelbaar – was ie nou echt zo goed in die paar films? – maar dat komt vast omdat anno nu iedereen die 'fuck you I won't do what they tell me'-attitude uitstraalt. In Claude Chabrols debuut (tevens de allereerste nouvelle vague-film) is de Deco-achtige Serge de anti-held van, eh, 'Deanst'... Chabrols slimste zet is het verhaal vanuit het tegengestelde personage te vertellen. Brialy, die we een jaar later terugzagen in het veel debuutmatige wildere Les Cousins, speelt hier het braafgeknipte koorknaapje. Na jaren afwezigheid keert hij terug naar het dorp om te herstellen van een ziekte. Daar zitten ze niet meer op 'die stadsjongen' te wachten. Zo wordt juist hij een overbodige rebel tegen wil en dank, pogend het dorp opnieuw te doorgronden, of zelfs te veranderen. De dorpelingen zijn weggezakt in armoedige lethargie. De priester heeft het allang opgegeven. Toch houdt de film iets religieus, het hermetisch vastzittende conflict lijkt veel op Bresson's Dagboek van een Plattelandspriester. Een beetje slom en kil is het allemaal wel, maar zodra het echt koud wordt en de sneeuwvlokken vallen rochelt en sjokt de film richting een fraaie finale.

vrijdag 25 juli 2014

Beyond a Reasonable Doubt

Fritz Lang werd met de jaren zwartgalliger. En het is niet alsof hij circa M zo positief begonnen was hè. Bij hem is het elke dag gehaktdag. Truffaut theoretiseerde dat Lang nooit herstelde van z'n vlucht voor het nazisme. In elk geval kreeg Lang het voor elkaar on in het heppiedepeppie Amerika onwaarschijnlijk bittere noirs te maken. Beyond a Reasonable Doubt is de allerlaatste. Aardige mensen zoek je hier tergeefs. Opportunisten des te meer. De intiteling begint doodleuk met het executeren van een gevangene. Dana Andrews is een succesvol schrijver die nodig een tweede boek moet pennen. Aanstaande schoonpa heeft een ideetje. In zijn campagne tegen de death penalty kan hij wel een onschuldig veroordeelde gebruiken. Wil jij hem soms spelen? Laten we als slachtoffer een hoertje gebruiken! Na genoeg deus ex machina-wendingen is het idee ietsje minder vergezocht dan je zou denken. De diepere laag is natuurlijk dat niemand werkelijk volkomen onschuldig is, en dat er voor onze zonden altijd iemand moet hangen. Nou ja... In elk geval zijn de toestanden Kafkaësk. De rommelige vertelstijl was waarschijnlijk bittere noodzaak om ons de twist niet te laten raden. Ik dacht zelf dat het allemaal een opzetje van schoonpa, we zijn hier ten slotte In the Company of Men. Zou Klinkhamer 'm ooit gezien hebben?

Vincent, François, Paul... et les Autres

Merkwaardige titel eigenlijk. Je zou denken dat de film over '3 amis contre le monde' gaat, maar eigenlijk is de film alleen in Vincent geïnteresseerd. Mislukte schrijver Paul heeft één grappige dronken scene, en François 'mag' zijn vrouw meppen, maar verder is het dus aan Vincent. Yves Montand speelt de zakenman met financiële problemen nogal uitgestreken. Hij is op zoek naar geld om schulden af te betalen, een onderwerp dat je in deze niet-criminele vorm eigenlijk zelden ziet in films. De vernedering die je voelt wanneer je bij je vrienden (en vage kennissen!) om geld moet bedelen. En dat je ze dan al afkappen nog voor je het bedrag hebt genoemd... Vincent vindt wat afleiding in zijn oogappeltje Jean. De jonge Dépardieu overtuigt zelfs als bokser. (En er zit een heus Raging Bull-gevecht in de film!) Op de beste momenten nadert de film het gemeenschapsgevoel van John Sayles. Dat zijn dus juist die scenes waarin alle personages op één plek verzameld zijn, bijvoorbeeld als ze met zijn allen aan een schuurtje timmeren. Zodra de openbare ruimte wordt verlaten voor gesip in slaapkamers vond ik het minder worden. De late voice-over en de nogal ondersteunende muziek helpen ook niet. Bovendien ging iets anders opvallen; waarom zijn les autres (de vrouwen!) niet meer dan tegenstribbelende decorstukken. Daarin had de titel dan weer wel gelijk..

Toni

Ik las Truffauts recensiebundel The Films in My Life. Samenvatting in één woord: Renoir. Truffaut krijgt het voor elkaar zijn grote held in werkelijk elke recensie te noemen. Dat wordt na een paar honderd pagina's toch een beetje irritant. Bij de genoteerde tips zaten dus onvermijdelijk wat onbekendere Renoir-films, en Toni is 'r een van. Door Truffaut omschreven als de uitvinding van het Italiaanse neorealisme ver voor de Italianen het zelf deden. Inderdaad voelt de film uit 1935 behoorlijk 'modern' aan. Weinig ouderwetse acteer-gebaartjes, gewoon een stel immigranten die rollebollen en volksliedjes zingen. Het plot is stiekem best film noir-waardig, maar doet daar tegelijkertijd heel achteloos over. Om Truffaut nogmaals te parafraseren: de personages sterven op dezelfde manier als ze wijn drinken. Katjes worden geaaid én verzopen. Toni komt in Frankrijk een wat onduidelijk baantje komt vervullen. De andere arbeiders mopperen dat 'die buitenlanders onze banen inpikken.' 'Maar je bent zelf vorig jaar uit Italië gekomen!'. Met de vrouwen beginnen de Carmen-achtige problemen. Toni's maitresse versiert 'm op ingenieuze wijze: ze laat zich steken door een wesp. (Toni geeft een 'zuigzoen'.) Het klopt allemaal precies in het promiscue sfeertje dat je ook in De Mijn van Zola vindt. Het kleine dorp, aperta.

The Guatemalan Handshake

Will Oldham mag ik graag zien acteren, met zijn gekraakte karakterkop is hij (on)geknipt voor het spelen van rare vogels. In The Guatemalan Handshake blijkt er zelfs een Napoleon Dynamite in 'm te schuilen. Nou ja. De domme blik is er in elk geval. Jammer dat Oldham hier eigenlijk als de off screen MacGuffin moet fungeren. In een volslagen gestoord plot is Oldham er vandoor gegaan, daarbij onder meer een zwangere vriendin en een stel autogekke Destruction Derby-'vrienden' achterlatend. In het dorp zijn de dingen niet meer wat ze waren sinds de elektriciteitscentrale op tilt is geslagen. Belangrijkste gevolg: een verdwenen hondje. Een Human Highway geplaveid met losse eindjes. Elke nieuwe poging tot een kinderachtige grap vereist blijkbaar een nieuw personage. Zo verschuift de focus net iets te vaak. Zelfs het meisje dat de film op de voice-over mag openen raakt op de achtergrond. Zij is de enige die de vreemde Oldham dénkt te begrijpen. Van de ganse collectie schmierende bijrollen is de hondeneigenaarster het aandoenlijkst. De hele film lang is ze volslagen manisch-depressief op zoek. Als de film nog wat rucksichtloser was geweest had je een soort Gummo directed by David Gordon Green gekregen. Nu is het een melig-melancholische komedie die onder meer dankzij muzikale intermezzi (Oldham doet The Moldy Peaches) best lief is.

donderdag 24 juli 2014

Gerhard Richter Painting

Wie? Gerhard Richter is een van de best betaalde moderne kunstenaars, maar ik had nog nooit van 'm gehoord... Foei. Deze docu vult de lacune met heel veel verf, want de man kijkt niet op een streek meer of minder. Het slobberende verf-gesop is haast kunstenaarsporno. Voor zijn allerbeste truc gebruikt Richter een soort glazen plaat annex gigantische zeem, waarmij hij zijn abstracte kleurstelling uitveegt. Een analoog Instagram-effect, en de doeken gaan er echt van op vooruit. Soms komt er – zelfs tot verbazing van Richter – ineens een nieuwe kleur tevoorschijn. Ontstaan in (of uit) de brij. De oude man zelf is verder het prototype van succes. Goeie dure bril en kwiek van tred. Ergens deed hij me aan Prins Bernhard denken, ook zo'n man van staal. Vanzelfsprekend heeft Richter een paar serviele assistenten en een fraaie jonge vrouw. De mens Richter toont zich maar op één momentje, als het over zijn Ossi-ouders gaat. Het gaat hier dan ook vooral om het handwerk (maquettes van mogelijke musea-expo's!) en galante inzichten. In een fragment uit de jaren '60 stelt Richter terecht dat men niet over schilderen moet spreken, want dan 'denk' je er iets bij. Schilderen is nu juist zélf een vorm van denken. Ook de worsteling met je eigen zucht naar erkenning wordt door Richter fraai verwoord. Je ploetert in je eentje, en dan waag je je de wereld in. 'Hopend dat ze het resultaat en niet de fouten zien.'

My 20th Century

Vrouwelijke regisseurs zijn al zeldzaam, maar het lijkt wel alsof ze maar één goede film mógen misschien. Het zal wel een hersenspinsel van me zijn, maar ook bij Enyedi zie ik op Wikipedia weer een hele rij films waarvan er maar één een eigen artikel heeft. Zou de rest werkelijk zoveel minder zijn, of onterecht genegeerd? Het Hongaarse My 20th Century won de Gouden Camera in Cannes en haalde de NY Times 1000 Best Movies almanak. Toch kostte het me jaren de film te 'vinden'. Ook dat zegt iets. Wellicht ook inhoudelijk, want My 20th Century is geen gemakkelijke kost. In een Ophuls via Guy Maddin-achtige beeldtaal zwiert Enyedi door het fin de siecle. Zien we daar Tolstoj in een oud filmpje? Edison vormt de anker van het 'verhaal', overigens gewoon vertolkt door een Hongaar. De magie van filmtovenaar Edison wordt bejubeld, alsof hij de versnelling van de modernisering inzette. Naast het wetenschappelijke optimisme is de film echter ook smakelijk anarchistisch-feministisch. Een 'intergalactische' sterrentweeling zorgt voor girl power. De spirit van de sixties, maar met ruimte voor ironie. Een man houdt een spreekbeurt voor Vereniging van Feministen, waarin hij de 'a-logica' van de vrouw 'bewijst'. Inclusief 'verhelderende' reproducties van seksuele organen...

Underground

Iets totaal anders. Of niet? Het stokoude Underground begint in een donkere metrotunnel, en ik herinner me een docente aan de UVT die haar zoontje niet naar The Matrix liet kijken omdat er allemaal seksuele baarmoedersymboliek in zou zitten. Cultuurwetenschappers... Underground zet de kijker op het verkeerde been, in de openingstitels lezen we dat dit een film over 'gewone mensen' is. Het docu-sfeertje is er ook naar. De beelden van het Londen van eind jaren '20 zorgen al snel voor een soezerig nostalgisch gevoel, geholpen door de romantische soundtrack. Het metro-station hing ook toen al vol reclames, het laatste stapje de roltrap áf en het opstapje de bus ín zijn al spannend. In een parkje speelt een jongen schoffie een moppie mondharmonica, en alles lijkt pais en vree. Maar als ik wat beter had opgelet had ik het drama eigenlijk al in die eerste metro-sequentie aan kunnen zien komen. Een van de hoofdpersonage is niet pluis. Hij schuift wel heel dichtbij die medepassagiere! Als ze hem (zwart haar, niet al te knap) afwijst ten faveure van een conducteur (blond, arisch, knap) is het tijd voor eerwraak. De tweede helft van de film versnelt haast per scene, ineens veranderen de zedige dames in Irma Vep-vamps. We krijgen James Bond-actie. Hangend aan hijskranen! Knock out op metrosporen! Zelfs in 1928 hadden ze hun Speed al.

La vie d'Adèle

Zo. Dit is me 'r eentje hoor. Prikkelende provocatie in tal van registers. Verward en verwarrend. Ik weet niet eens of ik 'm echt goed vind. Regisseur Kechiche stoot als het ware dóór de 'male gaze' heen om bij de pijn der liefde uit te komen. Hij begint nochtans wel 'gewoon' met Salonkunst. Adèle is een beeldschoon poppetje. Bunny voortanden, opgekrulde volle lippen en héél grote ogen. Alleen al naar het wit daarvan kan ik wel drie uur kijken. Het vriendinnengroepje op de Entre Les Murs-school wordt ondertussen een beetje ongeduldig. De lelijkere meisjes vinden dat Adèle 'het' maar eens moet doen. In deze puber-fase heeft de film de broeierig-sensuele sfeer van Lila Dit Ca. Eerste Liefde, maar niet heus, want Adèle voelt niets bij d'r 'mec'. Dat gebeurt pas als een klasgenote een kusje steelt. Voor mij de meest romantische scene van de film, maar dat opmerken heeft iets ironisch. De neppe kus doet slechts het kwartje bij Adèle vallen. De Ontdekking van de Liefde breekt aan. Lea Seydoux heeft met blauwgeverde haren iets van een verlepte Belgische artrocker. Rauw in schoonheid. De kernwoorden voor de tweede helft. De seks is absurd acrobatisch voor een eerste keer, maar tegelijkertijd terecht veel explicieter dan we in zo'n film verwachten. Met elke hap in een lichaam wordt de film fysieker. Met elke hap spaghetti – er wordt mínstens zoveel gegeten als geneukt – wordt de film pittiger, en met elke weggelikte traan prikt de ellende zilter. Adèle verandert van een meisje in een sexbeest en en vervolgens in een Truffaut-waardige verlaten heldin. De film en de kijker raken besef van tijd volledig kwijt - hoeveel jaren zijn er eigenlijk voorbij!? - hier geen coming out clichés, alleen naakte waarheid. Eerst Twee Vrouwen. Dan Eén.

woensdag 23 juli 2014

Puzzle of a Downfall Child

De cliënt in de geestelijke gezondheidszorg ratelt het liefst als kip zonder kop over diens stokpaardjes. Ik denk dat wat de cliënt van 'de psy' vraagt (of wil weten) méér zegt. Zo eist Faye Dunaway hier van haar gesprekspartner dat hij de bril na toiletbezoek rechtop zet. 'Heeft je vrouw je dat soms geleerd?' Obsessief jaloers met bindingsangst. De kerel neemt hun gesprek op, maar later blijkt hij 'gewoon' een vriend. Het personage van Dunaway spendeert gedurende de film niettemin meer dan genoeg tijd met echte psychiaters... Puzzle of a Downfall Child is een hippe Amerikaanse verwerking van nouvelle Europese invloeden. De Antonioni-arthouse structuur gooit de puzzelstukjes bewust in de war, zodanig zelfs dat we eerder op Resnais-terrein belanden. Toch heeft het eindresultaat niets van het niveau van die grote twee. Dit is meer een Schlesinger-film. Ik verwachtte elk moment de entree van Julie Christie. Heel diep gaan we niet, daarvoor is het allemaal net even te gestileerd. Diezelfde stilering past echter wel bij de modewereld waarin het verhaal speelt. Een lang shot van het model Faye Dunaway bloedrood gestifte lippen is Freudiaans én Warholiaans is een hoogtepuntje. Gozers met perfecte kapseltjes zijn er in overvloed, totdat Dunaway ze in de war schopt dan! Ze grapt zelf over de baardige seventies-looks. 'Jullie lijken allemaal op Jezus, hoe moeten we de echte nou herkennen!?' I guess the Lord lives in NYC...

Angela

Volwassenen die kinderspelletjes spelen, best leuk hoor, maar bloedserieuze kinderspelletjes zijn pas echt volwassen. Rebecca Miller is ook in haar debuut al bijzonder goed met (jonge) vrouwen in fucked up families. Angela's moeder... Niet te geloven. 'You're something wild', zegt een verlekkerde barfly tegen de Marilyn Monroe-look-a-like. Haar antwoord: 'Well usually I'm housebound, it's just that I have a good week'. Geen woord van gelogen. Ook innerlijk is ze net Marilyn. Volslagen manisch. De combinatie met lievige pa schrijnt indringend. We kunnen er alleen van een afstandje naar kijken. Net als Angela en haar zusje. Angela is een jaar of tien en ze begint allerlei zaken in de smiezen te krijgen. De toestand van ma, religie, seks. Een kruitvat van gevaar gefilterd door een magisch denkend meisjesbrein. Ze dwingt haar zusje tot een eindeloze reeks fysieke rituelen om de gezinsellende te bezweren. En als dat niet helpt gaan de twee op stap. De wandeltocht bevat tal van mooie ontmoetingen. De meest wonderlijke is wel die met de dorps-pedo. De superreligieuze Angela ziet een goede engel in de man! Kinderlogica huppelt mét de hak op de tak. Maar ondertussen wordt de boom almaar wankeler en vliegen de splinters in het rond. Prachtfilm voor fans van Lynne Ramsay. Er is maar één minpuntje: de film had net zo goed Angela & The Boom Mics kunnen heten, want hemeltjelief, soms lijkt het wel een making of!

Play

Hubert Bals is echt de postume koning van de wereldcinema, soms lijkt werkelijk elke Zuid-Amerikaanse arthouse film uit zijn fonds gefinancierd. Alicia Scherson's debuut is fris en vermakelijk, voor wie ten minste geen al te grote hekel aan Miranda July heeft. Denk aan volwassenen die 'poep praten', en een hele hoop kinderlijke naïviteit. Een Liv Tyler-achtige nana zorgt voor een oude Hongaar, net de stervende Chavez. Buiten is het leven van de verpleegster een vrolijk spelletje. Street Fighter II op straat! Een tas functioneert als De Jurk van Van Warmerdam, en al doende wordt het eenzame dienstmeisje zo met een excentrieke familie verbonden. Op een afstandje dan, want ze stalkt net zo fanatiek als die kerel uit Gigante. Het sippende object van interesse is verlaten door zijn geliefde vrouw. In het café somt hij haar kwaliteiten op: 'ze verslaat me met pingpong en schaken, en vertelt goede grappen.' Vrouwlief beleeft een tweede jeugd, terwijl de verlaten echtgenoot als Momma's Man op zijn slaapkamertje gaat zitten. Smoeder heeft geen tijd voor een knuffel, want te druk met d'r bronstige alfamannetje. Het ijs breekt (of 'de boter smelt') pas als ze aan het ontbijt een discussie opzetten over adjectieven en werkwoorden. Leuke, milde grapjes dus. Van mij had zelfs het 'happy end' gemogen. A man needs a maid.

My Dream Is Yours

De gunfactor speelt een belangrijke rol in musicals. Het anoniempje mág een ster worden. Als er nu iemand die gun-factor ontbeert is het Doris Day. De akelig perfect blondine is van nature echt too big to fail. Daarom vind ik 'r pas leuk in de meer ironische bubblegum-films, als ze allang gearriveerd is. Pillow Talk is het beste voorbeeld. My Dream Is Yours komt nog uit de vroege fase van haar carrière. Het drama wordt hier opzichtig uit de weggegaan, zo mag echt niemand zich afgewezen voelen. Doris Day speelt een heuse mama met ambities. Wat er in hemelsnaam met d'r echtgenoot is gebeurd horen we achteloos en laat in de film, en niet eens van Day zelf. Ze is dan allang ingepalmd door een manager (en wannabe love interest) Jack Carson. Een vrolijke goedzak die ergens nog een aardige imitatie van de huisvrouw in de keuken geeft. Voor Doris verkoopt hij zelfs het bont van zijn collega. 'This is the chance of a lifetime!' 'This is the mink of my lifetime!' Memorabel is de manier waarop hij Doris Day ontdekt, dankzij een Spotify avant la lettre. Een jukebox met een inbelverbinding! Ook een soort partyline... Doris zet de plaatjes op, en zingt stiekem mee. Nog net even maffer is een plotse tekenfilmsequentie, om het kindacteurtje nog wat te doen te geven. Wie Carson en Day ooit in paashaaspakken wil zien dansen...

dinsdag 22 juli 2014

Neighboring Sounds

Een film die een hele samenleving op de snijplank legt; zó op het snijvlak van arm en rijk, vroeger en nu, wantrouwen en 'buurt empowerment'. Brazilië is een land in transitie. De kille urbane burgermaatschappij komt eraan, maar de oude familiebanden knellen óók. Middenin deze bewegende wereld liggen wat appartementen van een familie. Geld gemaakt in de suiker, nu huisjesmelkers uit de middenklasse. Neighboring Sounds laat hún buurt in Recife zien. Vele microhistories worden zo samen één macro-historie. En het verbluffende is, we zien de randjes van het mozaïek niet meer. Ronde personages in korte flitsen neerzetten, dat moet je kunnen. De depressieve moeder springt er voor mij uit. (Iemand anders ís al gesprongen...) Wiet noch wasmachine helpen haar tegen de grote leegte. Fysieker drama komt de buurt binnen in de vorm van een groepje 'security guards'. Wat eerst nog een maffioos protectie-slimmigheidje lijkt wordt een ingenieus steekspel. Neighboring Sounds spiedt door rear windows en legt haar oor ten luister, bewust zonder soundtrack. Dat maakt de momenten dat er wel muziek klinkt als vanzelf significant. Eentje is volstrekt cinemagisch (de film confronteert zichzelf met haar verbeelding), een ander is intiem. De moeder ligt uitgeteld op de bank. Het ene kind geeft een voetmassage, het andere stampt liefdevol op haar rug. Het is duidelijk aan de kinderen... De volwassenen zijn verweesd.

Human Highway

What's on? Your mind!?' Neil Young's mind staat altijd aan. Muziek maken is het enige wat ie echt kan, maar dat maakt al die andere dingen nou net zoveel uitdagender. Tijd voor die speelfilm dus. (Je bent popster of je bent het niet.) Zoals dat gaat bij Neil investeerde hij vooral eigen centjes, en had hij ook vooral zelf lol. Charme moet je de man nageven. Zelf acteert hij bijvoorbeeld best oké als dorky automonteur. Al kwam daar niet heel veel acteren bij kijken, auto's zijn weer een andere hobby ten slotte. In een World of Oz-achtige droomwereld werkt hij op een tankstationnetje. Ergens verderop staat een kernreactor te ronken ('go with the glow') en af en toe komen er radioactieve mannetjes langs. De sfeer is vergelijkbaar met een videoclip van de Beastie Boys. Veel meliger komen ze niet. 'Who? Who!' Een uil kijkt verschrikt op. De boel wordt aangevuurd door Booji Boy, Devo's Bart de Graaf-achtige mascotte. Al snel zijn de ingevingen op en stoot Neil letterlijk en figuurlijk zijn hoofd. Het laatste half uur kunnen we daardoor definitief op die Trans-trip. De muziekfilm-oplossing. In het diepst van zijn gedachten is Neil een indiaan en hij zingt: 'I used to build these buildings/ I used to walk next to you.' Als hij weer wakker wordt schreeuwt zijn maat 'I think he's probably got a conclusion!' Een tijdelijke dan, tot het volgende idee opborrelt.

Ida

Zit je een keer in de bios, krijg je een film in 4:3 formaat voorgeschoteld! Ik vond het geluid ook vrij zachtjes afgesteld. Gelukkig was de digitale projectie wel haarscherp. Fijn, want Ida is een film die het van de cinematografie moet hebben, en daar ook prijzen voor kreeg. Zwart-wit, dat helpt al snel. Veel lampjes in de duisternis, en anderszins fraai gekaderde shots in het armoedige Polen van de jaren '60. Inhoudelijk is er hier weinig nieuws onder de zon (of beter onder sneeuw) voor de arthouse-liefhebber. Het stille religieuze lijden van Dreyer-gezichtjes. Een Pools nonnetje wordt vóór ze haar geloftes doet langs een tante gestuurd, die haar meedeelt dat ze joods is. Heel erg ontdaan lijkt het meisje niet – ze heeft haar innerlijke rust eigenlijk al gevonden – en dat maakt de dramatische tocht die volgt eigenlijk tot een non-plot. Hoezeer het 'crossroads'-shot ook anders suggereert. Het is tante die door het leven wankelt. Zuipend, ooit ook gelovige, maar dan in het heil van het communisme. Ze poogt het jonge meisje het lichamelijke leven in te loodsen, dansend op de klanken van John Coltrane. Het kapje van de non gaat inderdaad af, maar ze houdt haar kopje er toch bij. Het mooiste shot kan ik niet zonder spoiler verklappen, al is de slotuitbarsting van geweld een cliché. Een lichaam wordt een vlek op tafel. Een zonde uitgewist. Noem het een vorm van transsubstantiatie. Mooi.

Lost and Delirious

'And have all those gross guys groping me? I'd rather stay home and do a maths lesson.' Ik keek 'm speciaal voor die wiskundeles natuurlijk... Of als voorbereiding op die grote Franse lesbo-film die klaarstaat. Die zal een stuk beter zijn. Het clichématige Lost and Delirious heeft heus goede bedoelingen, maar het blijft toch verlekkerd steken bij hysterische meisjes in kostschoolrokjes. Of in ondergoed. Mischa Barton is de grootste naam, maar hier nog het kleine meisje dat op een afstandje moet blijven. Op één gewaagde opmerking na – 'dat was het moment dat ik iets ging voelen down below' – is ze niet involved. De focus van het script is er ook te rommelig voor. Zo wordt het nooit: moederloos meisje ontdekt de liefde dankzij twee lesbische kamergenotes, maar eerder: lesbische kamergenotes gaan door het lint, omdat zij óók moederloos zijn. Zo neigt de film naar een zeker conservatisme. Piper Perabo speelt de duistere ontembare natuurkracht, die zelfs in een omgeving vol docentes van de andere kant haar plekje niet weet te vinden. Bij een ander lukt dat wel, en Jessica Pare laat zich aanvankelijk de aandacht welgevallen. De seksscene is nogal softpornografisch, terwijl dit toch een film over het vrouwelijk lichaam had kunnen zijn. Na de breuk doet Perabo bijzonder melodramatische wijzen pogingen haar geliefde terug te winnen. Maar of een KD Lang-pak dan zo'n goed idee is? Ani DiFranco en Meshell Ndegeocello zingen mee.

maandag 21 juli 2014

Stop Making Sense

Een uur later stond ik nog te hoppen. En dat terwijl ik de film toch echt zittend had bekeken. David Byrne is your fitness instructor! Hij rent een halve marathon, en niet enkel en place. De opbouw van de show is slim. 'Hi, I've got a tape I want to play.' Byrne begint solo, maar de moves zijn er dan al. En wat een ogen! Als manga niet al bestond, was het toen uitgevonden. Liedje na liedje krijgt Byrne steeds meer gezelschap; ik hoopte even dat ze dat tot in het oneindige vol zouden gaan houden. Er verschijnen een verlegen wiegende bassiste, een overenthousiaste percussionist slash hype man, en natuurlijk de 'Talkettes'. Twee synchroon dansende donkere dames, die ook al in 20 Feet From Stardom figureerden. De eentweetjes (of tweedrietjes) tussen Byrne en het duo zijn hilarisch. Demme deed de regie, en wisselt ook contrasten af. Veel close-ups zodat we het proces van muziek maken haast uit het oog verliezen. Puur bewegende lichamen. Nog wat magischer zijn de shots van heel ver weg. De band op een rijtje. Malle poppetjes in de ruimte. De band piekt muzikaal gezien ergens in het midden van de set met Life During Wartime en This Must Be The Place. Van mij hadden wel wat meer nummers van de Talking Heads mogen tinkelen als die laatste. Richting einde vond ik het stiekem een tikje eendimensionaal worden. Maar ach, het dikmaakpak van Byrne maakt 'm toch al tot een comic book hero. En wij strekken (mentaal) de beentjes. Terecht legendarisch.

Sophie's Choice

Oscar bait pur sang. Pakula voldoet hier aan alle eisen. Joden in de oorlog, een bijzondere acteerprestatie (lees: totale transformatie) en een wending die het mentale vakje aanvinkt. Het moment dat het flauwige hoofdpersonage Stingo daar eindelijk achter komt is bijzonder leuk. Een minuut lang zag ik een remake van Wes Anderson voor me. 'We were afraid something terrible might have befallen you on your way back to the pink plantation.'' Stingo is in de ban geraakt van Streep (als Poolse!) en Kline. Beide zetten de powerplay aan. Het eerste uur is zo best een meevaller, en zelfs een beetje Gatsby. Jonge knaap in de ban van groots levende mensen. Ergens tussen manie en magie. Er is zelfs een vrolijk ontsporende seksscene. Maar net als ik denk dat de film over het verwerken van Oorlog en Lede gaat zónder die te tonen, krijgen we toch de flashback. Ik vond het maar niks. Belangrijk is dat Streep deze flashback vertelt nádat ze zich eerst in leugens heeft gewenteld. Dat benadrukt onbedoeld het melodrama. Wie zegt dat ze het niet wederom verzint? Zou iets kunnen zijn waar de film slim mee speelt, maar nee. Sterker, Stingo moet wel de domste wannabe-schrijver uit de filmgeschiedenis zijn. Wat een waardeloos observator. Alles moet hem verteld worden, door de meest obscure bijfiguren. Zo eindigt de film met een weeïg gevoel van tranentrekkerij en pseudo-hoop, terwijl we eigenlijk een totale ontmaskering hebben gezien.

He Ran All the Way

'You hold me so tight I can hardly breathe.' 'Well, that's the way I dance.' Verbitterd en tragisch noirtje. Een dik uur opgekropte frustraties bij alle betrokkenen. Dit zijn Funny Games USA avant la lettre. John Garfield speelt een totaal mislukte sjacheraar die bij zijn dronken hosselende moeder woont. De twee kunnen het bepaald niet met elkaar vinden. De enige vriend van Garfield is een Poetin-schurkje. 'He was going to do all the thinking for me'. De heist is knudde pur sang, en Garfield zit met de gebakken peren. Of overrijpe, want een sprintje later ligt hij in het zwembad, met het ijverige bakkersmeisje Shelley Winters. Ik had het eerst niet zo door – ben gek op retro-badpakken ten slotte – maar ze moet een lelijk eendje voorstellen. Precies in het midden van de film valt het kwartje ineens. Dáárom is de familie van het meisje zo tolerant als ze een jongen mee naar huis neemt. Eíndelijk is er iemand! Impotentie is een Freudiaanse subtekst. 'Have you ever shot someone with your gun?' Welke virgin gaat hier 'all the way'. De opgejaagde en paranoïde tasjesrover heeft het gezinnetje inmiddels in hun eigen huis gegijzeld. Pa voelt zich behoorlijk in zijn mannelijkheid aangetast. En Garfield? Die kan het alleen vinden met de moeder des huizes. Och had hij zélf maar een goede moeder gehad, dan was dit nooit gebeurd...

The Hobbit: An Unexpected Journey

'So this is the Hobbit.' Zo'n film waar veel teveel geld en belangen mee zijn gemoeid. Na het megasucces van The Lord of the Rings kon de prequel natuurlijk niet kleinschaliger en gewaagder worden aangepakt. En dat terwijl het goedgemutste (of goedbebaarde) sprookjesboek De Hobbit zich daar prima voor leent. We zullen nooit weten hoe de film er had uitgezien als Guillermo del Toro aan boord was gebleven, maar met Peter Jackson wordt er op veilig gespeeld. En veilig betekent hier recht richting het brein van Starwars-jongetjes. In het begin ziet de film er zelfs bevreemdend sci-fi uit. Geen blut und boden maar lelijke techniek. Niemand mocht zich bekocht voelen. We starten volkomen overbodig opnieuw met Elijah Wood en Ian Holm, alsof iedereen is vergeten dat The Hobbit vóór de Ring begint. Zelfs Riefensthaliaanse knokscenes ontbreken in die eerste minuten niet. De introductie der Reisgenoten is verder een koddige toestand, in Studio 100 decors. Plopperdeplop! Wel fijn en zeer Tolkieniaans dat er wat liedjes worden gezongen. Uiteindelijk wordt dit eerste deel van de The Hobbit pas aardig als het slappe geacteer wordt vervangen door semi-geanimeerde personages. In de hal van de Bergkoning werkt de boertige goblin-humor zowaar wél. En dan is daar de entree van Gollem: de jonge dagen van de schizofreen. Toch nog een half uurtje op het puntje van de stoel. 'Baggins! Thief!'

zondag 20 juli 2014

Belly of an Architect

Het unieke aan Peter Greenaway is dat hij boekenwijsheid met carnal knowledge combineert. Lichaam en geest. Weg met het dualisme. Niemand anders dan hij weet een fictiefilm rond het nooit gebouwde oeuvre van Etienne Louis Boullée te volbrengen. Een film die tegelijkertijd ook weer haast misselijkmakend fysiek is. Een Amerikaan komt naar Rome om een Boullée-tentoonstelling op te zetten. Zijn medewerkers verrassen hem met een taart in de vorm van de Cenotaph. In een fraai viezig shot steekt er later nog slechts een verfrommeld 1 ponds-biljet (met Newton) uit. De bolvorm van de taart is zowel fallisch als buikig. De architect is Italië neukend binnengekomen – 'What a way to enter Italy!' – maar krijgt al snel last van vermoedens van overspel. En gruwelijke maagpijnen. Het geeft Greenaway de kans om in Pasolini-stijl langs door Rome te sjokken, om er overal verval en jaloersmakende torso's te signaleren. Waar dat soms wat conceptueel aanvoelt, zijn de brieven die de architect aan zijn imaginaire held schrijft een rake zet. (En dat voor een voice-over, een wondertje!) Ze geven de film net dat taartpuntje melancholie mee, zo tussen het gekots door. Typisch Greenaway is de grijze hond (van Romulus en Remus) die de troep komt 'opruimen'... Als de architect eindelijk (door een sleutelgat) de bevestiging van zijn vermoeden krijgt, pakt hij er uitgeput een zetel bij.

Les Plages d'Agnès

Agnès Varda is een bijzondere vrouw, met unieke films op haar naam. Als zo iemand 80 wordt verdient ze een feestje. Met een speech van de jarige. Aldus geschiedt in deze cinemoires. Nu is Varda's stijl altijd al heel persoonlijk, waardoor er een spiegeleffect optreedt. Magrittean mirrors. Varda countert haar eigen verlegenheid met gebabbel over zichzelf. Verschuilen achter een camera werkt zo lastig als je innerlijk oog altijd op jezelf gericht is. Soms verliest ze de ander uit het oog, en dreigen we in narcisme te belanden. Dan wordt het allemaal net té particulier. We moeten bijvoorbeeld haar gezinnetje uitgebreid bewonderen. Iedereen lijdt er ongemakkelijk onder. (Gezin in witte gewaden, buitenstaander Varda in het zwart.) Elders als ze echt dicht bij de Harde Kern komt vlucht Varda weg in een associatie. Weg van de worsteling met seks als twintiger, bijvoorbeeld. Eigenlijk is ze net Frida Vogels. Vinden Varda en Vogels vaste grond nu in hun werk, of toch in een Grote Man? Jacques Demy vervult die rol hier. Bijna onbewust wordt de film zo toch weer een eerbetoon aan hem. Onterecht. Wie is er nou jarig? Bovendien, Varda is degene met films die iedereen moet zien. Haar autobiografie zit eigenlijk gewikkeld in die fictie. Dáár is ze open. La Pointe Courte, Sans Toit Ni Loi, Cléo.

Miami Blues

Het Jersey Shore-mannetje (Bobby Cannavale) vond ik stiekem best vermakelijk in het verder toch serieuze Blue Jasmine. De kerel had perfect in Miami Blues gepast. Hier speelt de jonge Alec Baldwin eenzelfde soort patser. (Baldwin zat trouwens ook al in Blue Jasmine!) Zo wordt de hamvraag van Miami Blues eigenlijk of we hier te maken hebben met een film van recent Woody-niveau, of van Woody in de eighties. Jonathan Demme produceerde en omdat ook zijn komedies hier niet ver weg zijn geef ik Miami Blues een klein plusje. Jennifer Jason Leigh doet haar specialiteit – een hoertje – desperately seeking nou ja... Wat eigenlijk. Een burgerleventje? In elk geval kan ze haar twee absolute pluspunten tonen. (Spiegels moeten een fijn object zijn in het leven van Jennifer!) Maar de rol die déze film maakt is van Fred Ward. Een van de smoezeligste cops uit de filmgeschiedenis. Net mijn nonchalante, biertjesdrinkende buurman. In Stray Dog voelt een agent zich vernederd als hij zijn dienstwapen verliest. Hier verliest Ward zijn wapen, zijn badge, en... zijn tanden. En Alec Baldwin is natuurlijk de dader. Miami Blues barst van het cartooneske geweld, en komt ermee weg. De one-liners zijn nog niet eens zó sterk, maar de koddigheid wordt consequent gortdroog volgehouden. 'I used to rob people who robbed people.' 'Kind of like Robin Hood?' 'Except I didn't give the money to the poor people.'

Wild Boys of the Road

Nooit was Hollywood zo links als in de jaren '30, althans, voordat Hayes met zijn beruchte 'codex' kwam. Wild Boys schrikt niet terug voor bruut geweld tegen Vadertje Staat. In een bijzonder verrassende scene komt de politie een vluchtelingenkamp opvegen. Het gezag wordt zonder waarschuwing op 'Palestijnse' wijze begroet. Een half uurtje filmtijd daarvoor is alles nog vredig bij de hoofdpersonages thuis in een smalltown. Ze kachelen met een oude bak ('Rolls Rough') langs feestjes, er wordt gezopen, op billen gemept, en op achterbanken gezoend. Maar dan raakt pa zijn baan kwijt. De auto wordt verkocht. 'Makes a fella feel kinda funny.' Wat rest is de weg. Steinbeckiaanse taferelen. Als vee richting het stoffige platteland, en later naar de grote stad. Onderweg komen de James Cagney-achtige mannetjes – de hele film schreeuwt om zijn entree – een toffe tomboy tegen. Ze lacht als een snuivend konijntje, en vecht als een tijger. (Regisseur Wellman smolt ook, en trouwde met 'r...) De tweede helft is na een indringende wending – tevens het moment dat ik me realiseerde dat ik 'm uit Scorsese's cinema-geschiedenis kende – wat sentimenteler. Natuurlijk moest de kijker door deze Depression tale niet volledig depressief de zaal verlaten. Ik zie goede mogelijkheden voor een remake. De tragische driehoeksverhouding ontbeert wat romantische sprankels, terwijl de film daar toch zo losjes over was begonnen.

zaterdag 19 juli 2014

Timebomb

'Fuck the receipt! Timebomb maakt ongetwijfeld indruk als je 'm als elfjarige alleen thuis ziet. Te laat opgebleven, vanzelfsprekend. Zo staat me nog altijd een scene uit een b-film bij waarin een actieheld zijn vrouwelijke kompaan euthanaseerde. Met een kruisboog. Timebomb was eigenlijk bedoeld als Jean Claude van Damme-vehikel. Uiteindelijk koos men voor Michael Biehn. De man moet in het begin een 'horloger' voorstellen. 'Ik dacht dat horlogers Frans, oud en baardig waren', zegt een klant. Zij blijkt psychologe, zodat Biehn met dezelfde opmerking kan counteren. Het psychologie-aspectje aan de film is lekker mal. Vanzelfsprekend heeft Patsy Kensit in functie een frigide ijzeren bril op. Maar vanaf het moment dat ie 'afgaat' gaat ze los, hoor. De rest van de film laat ze zich welwillend (om niet te zeggen zaadvragend) door Biehn van hot naar her slepen. Zelfs diens doodsbedreigingen en sadistische spelletjes kunnen de liefde blijkbaar niet om zeep helpen. Of juist niet. 'Want mijn vader leerde me geen emoties te tonen'. En die was godbetert ook psycholoog! Het plotje draait om Biehns nachtmerries. Hij is een Bourne ná de reset. De psychologe komt dus goed van pas om die repressed memories (tieten en geweld!) op te duikelen. Gekste momentje is in het mental hospital. Als variant van de sofa vindt het tweetal een mal. De psychologe kan zich niet meer inhouden en begint lukraak knopjes in te drukken...

Hide Your Smiling Faces

Emoties uit, altijd lastig voor FC De Jongetjes. Niks groepsgesprek, of een goede knuffel. Moeten ze nou zichzelf pijn doen, of elkaar? Dat lijken de enige twee opties. Kid was vorig jaar ook al een mooie film met precies hetzelfde thema. Hide Your Smiling Faces doet het op zijn arthouse-Amerikaans. Een tikje gestileerder en zwijgender. Ietsje minder ook. Als er ergens in de openingsminuten een kereltje met een pistool aan komt zetten weet je dat dit een 'shotgun story' wordt. Continu die dreiging. Wordt het een implosie of een explosie. De prachtige omgeving vol bossen en gigantische bruggen deed me aan mede-opgroeifilm Breaking Away denken. De jongetjes hier fietsen weliswaar, maar toch puur om het hoofd leeg te maken. Lol hebben ze niet meer na het verlies van één van hen. Lachen mág niet eens. Ouders kunnen ze niet meer raken. Eén van de beste scenes speelt zich af in een supermarktje. Familie 1 komt Familie 2 tegen. Moeders doen alsof het goed gaat. 'We're coping well'. De jongetjes ontploffen intussen. Voor er nog meer doden naast de River's Edge vallen dwingen de hoofdpersonages (een jonger en een ouder broertje) elkaar om dan in elk geval een confrontatie aan te gaan. Wandelend, samen alleen. 'Wat nu als ik in mijn slaap van de brug rol.' 'Ik houd je vast.'