dinsdag 30 juni 2015
The Secret Life of Walter Mitty
Deze
film zat gekoppeld aan een vervelend persoonlijk momentje uit 2014, dus
ik keek 'm toch maar. Catharsis, en zo. En ik kon meteen gniffelen. De
openingsscene is erg leuk. Nerdy Ben Stiller in Greenberg-modus speurt
op een date-site. Hij vindt een leuke vrouw die in haar omschrijving
meldt: ik haat internetdaten. Dat is nu wáre vrouwenlogica. Stiller
klikt met veel pijn en moeite toch maar. Waarop ie een foutmelding
krijgt. Heb je meteen het beste van de film gehad, want dit is er weer
een met een Amerikááns grote boodschap hoor. De zielige grijze muis
blijkt voor Life Magazine te werken. Als negatief-ontwikkelaar. Hoog
tijd voor wat positieve ontwikkelingen! Oplossing voor al je ellende:
die flauwe dagdromen vol superhelden-geweld gewoon waarmaken. Je Life
heeft ten slotte pas zin als je op de top van de Himalaya staat! Met
baard. Echte man! De film barst haast uit elkaar van de production
placement, en heeft even veel diepgang als een commercial. Ik zat na een
kwartier door de vibes en visuals al aan de reclame met de
stuiterballetjes te denken, en drie keer raden welke Zweed de muziek
deed. Héél chaggie werd ik verder niet van hoor. Echt niet. Daarvoor is
met Air Greenland naar Nuuk gaan ook wel weer iets te koddig! Wanneer
zou het toerisme daar beginnen? Het kan niet ver weg meer zijn.
Labels:
Ben Stiller,
films uit de jaren '10
Kraftidioten
Elk land zijn eigen
Tarantino-komedie, het is een bekend verschijnsel. Noorwegen hadden we
nog niet gehad, geloof ik. Bij deze. Het land is eigenlijk iets te kil
voor droge gangsters. Van die stekende kou vergaat de zin in grappen, en
je wil alleen nog maar moorden. Ook de film is net even te gewelddadig om de grapjes echt te kunnen accepteren en verteren. De
grote overkoepelende ironie werkt wel: werkelijk iedereen is stéénrijk.
'Het is voorzieningen of de zon', zucht een gangster. Iedereen zit in
kasten van huizen, gangsters zitten in design-stoelen en hebben kunst aan de muur
hangen. Klagen kun je eigenlijk alleen over de sneeuw en de
buitenlanders. ('Weet je hoe ze je hier in de gevangenis behandelen',
zegt een Serviër.) Stellan Skarsgaard – hij weer – is eigenlijk een
brave sneeuwschuiver. Maar zoals dat gaat in een film die Amerikaanse
dan Amerikaans wil zijn, gaat hij als De Wreker op het Blue Ruin-pad.
(Nadat zijn zoon om zeep is geholpen.) De film houdt zelf de 'dead
count' netjes bij, ook al weer een trekje dat wankelt tussen serieus en
grappig. Een Servische injectie komt halverwege als gelegen. Die hebben
die gangsta-schwung wél. De opperschurk van de Noren doet schmierend
zijn best (met wortelsapjes en ingenieus gebruik van eierdozen) maar
zijn soort idioot heeft zijn kraft in filmland inmiddels wel verloren.
Labels:
films uit de jaren '10,
Hans Petter Moland
Bomb It
Style
Wars, de moderne update. Dat betekent globalisering. Een reis om de
wereld in 80 tags. We beginnen nog wel in New York, met de bekende
(immer heerlijke) beelden van de treinen in de seventies. Bomb It heeft
echter meer ambities dan retro-nostalgie, hier wordt een diachroon
perspectief opgetrokken. Er zijn zelfs wat referenties aan de Romeinen,
die natuurlijk ook altijd al driftig in weer waren met 'pen' en muur.
Vast omdat er in de Romeinse tijd aquaduct na aquaduct uit de grond werd
gestampt! Public property is bij uitstek geschikt voor graffiti.
(Iemands huis bekladden, dat doe je niet.) Na New York wordt de oceaan
overgestoken. Het is verleidelijk (en ook amusant) om in elk kort
fragmentje de mentalité van een land te zien. Zo begint een Fransman
meteen over 'lieux de mémoire' (hoe academisch artyfarty wil je het
hebben!) en in Nederland gaat de film op bezoek bij basisschooljuffie!
(Tagger by night.) Je kunt hier niet full-time uit de band springen,
natuurlijk. Europa is dus wel een beetje blasé. Graffiti is als
underground kunst meer iets voor steden in verval, en steden in
transformatie. Kaapstad wordt zo een fijn geschiedenislesje. (Graffiti werd
door de kleurlingen geadopteerd.) Sao Paolo is het hoogtepunt van de
film. Dáár is de cultuur doorleefd, een expressief gevecht. Pixador,
noemen ze zichzelf dan ook.
Labels:
films uit de jaren '00,
Jon Reiss
maandag 29 juni 2015
Mad Max 2
'You
disobey me, you... puppy!' Als elke apocalyps zó uit zou pakken.
Aanstekelijk gestoorde extravaganza. Je hoort er bijna het commentaar
van Skate The Great bij, die voor Eurosport verslag doet van Wrestle
Mania. 'Oehhh, dat moet pijn hebben gedaan.' Niks green screens, gewoon
een héle grote verkleedkist. Trek allemaal maar wat aan, jongens. Houd
je vooral niet in. Kerels met vliegeniersbrillen, bodybuilders in strings, plus
hanenkammen als de Taxi Driver ná de twist. Het leukst is een soort Karlsson
van het dak-mannetje. Hij vat al snel een bewondering op voor de
vliegensvlugge Mad Max. 'Oh, you crafty little man, you.' Zijn
éénpersoons-vliegtuigje fungeert in de werkelijk eindeloze slot-battle
als prima excuus voor fraaie aerial shots. Mel Gibson zelf steekt er in
deze maalstroom eigenlijk maar bleekjes bij af. Bijna realistisch, mét
'bad hair day'. De road warrior wordt door een commune blonde Paul
Verhoeven-hippies ingeschakeld om hun 'juice' te beschermen. Een
schoolbus als poort kan Lord Humungus niet meer tegenhouden. Mad Max
krijgt hulp van een aapmannetje; wat mij betreft net één comic relief
character teveel. (Sowieso, ís er eigenlijk wel een serieus te nemen
schurk? No pun intended.) Het vliegeniertje weet in elk geval wat ie
mist. 'Remember lingerie?'
Labels:
films uit de jaren '80,
George Miller
Nymphomaniac Vol. II
'My cunt went numb!' Mooizo. De film wordt er prompt een stuk beter van... Duisterder vooral.
Ik denk dat deel 1 ook wel tot een half uurtje gecomprimeerd had kunnen
worden. Met het tweede deel erbij opgeteld zit je dan op een acceptabele 150
minuten. In dit tweede deel beginnen de problemen dus goed. En op alle
vlakken. De nymfo wordt ouder, de kicks minder. De onderbrekingen van
Stellan Skarsgard hinderlijker. 'I think this is one of your weakest
digressions.' (Von Trier weet écht wel dat ie bezig is de kijker te
zuigen.) Het wringende script gaat schuren. Nymphomaniac gaat niet meer
over lust, maar over geweld en manie. En zodra de film daar niet meer
met komische of softpornografische intermezzi omheen draait, wordt het
beter. Gainsbourg meldt zich bij een sm-meester, die wél een soft
puppy-hoofd heeft. Kamerspelletjes als het begin van de catharsis. Weg
met de therapie! (Het dédain van Von Trier voor praatgroepen is
overduidelijk.) In een tweeluik dat alle vormen van seksualiteit afvinkt
is het taboe-onderwerp het klapstuk. De pedofiel, of beter, de geheime
fantasie. Daar smelten provocatie, sensualiteit en depressieve
duisternis samen voor intense cinema. Daarna is het wel gedaan. De
lesbische liefde is aanstellerij met het La Vie d'Adele-meisje. En het
einde weliswaar briljant, maar toch meer iets voor een korte komedie. Size matters, Lars.
Labels:
films uit de jaren '10,
Lars von Trier
Coming Home
Oude
familiegrappen... Als je een chique bord warm eten krijgt voorgeschoteld
zeg je: mooi kleurpaletje! Ik zou het ook bij Coming Home willen
roepen. Wat een prachtige cinematografie. Schilderachtig is een
understatement. Een oude hal wordt zo nog een abstract meesterwerk. Het
zonlicht valt impressionistisch perfect door ramen, en als het schemert,
is het Rembrandtesk donker. Maar zodra het verhaaltje in
sentimentaliteit toeneemt wordt de mooifilmerij wat ergerlijk. Dit is
echt een kerstfilm. Vol tinge-ling. Lang Lang pingelt sereen. Een
soprano streelt. Het is allemaal wat al te precies. Daarom werkt het
eerste kwart het beste. Daar woedt de Culturele Revolutie nog
onaangenaam heftig. Een man ontsnapt uit de gevangenis, en dwaalt als
Darkman door het provinciestadje van vrouw en dochter. Dochter is het
potentiële bommetje van de film. Gedrild door de Staat, dus zéér loyaal.
Ze wil carrière in het ballet maken. Daar wil je geen dissidente vader
bij op je dak (of in je kelder) hebben. Het probleem lost zichzelf in
een opera-waardige scene op. Intens en meeslepend. Maar dan maken we de
switch naar jaren later en begint de Hollywood-remake. Iedereen bijeen,
maar toch alleen. Gong Li in een Oscar-bait rol als oude lijdster. Géén
strenge dialogen (bijvoorbeeld tussen vader en dochter). Liefde overwint
alles en alles is duidelijk.
Labels:
films uit de jaren '10,
Yimou Zhang
zondag 28 juni 2015
What We Do in the Shadows
'You
might feel bad now, but if you eat someone on the way...' Een film met
een pitch van één regeltje. De eenvoud van een goed idee, ik kan het wel
waarderen. In dit geval: wat als vampieren hun eigen Jersey
Shore-tv-show kregen? Tuurlijk, wéér vampieren, dat wel. Maar The Real
World meets The Undead World barst inderdaad van de bloederige potentie.
Interviewtjes met bleke talking heads die hun eigen gevoelens en acties
analyseren. En binnenshuis gehang, gevlieg, gesteun en natuurlijk heel
veel conflicten rond de liefde. Hoofdpersoon is een dandy vampier die
zijn liefje naar Nieuw-Zeeland is gevolgd. Helaas ging het er wat mis
met de koffer. De Duitse dandy wil het huis 'proper' houden, maar is
soms ook zelf de schuldige. 'Shit I hit a main artery...' Genoeg 'gore'
in de film... Het leukst blijft natuurlijk het ironiserende
media-aspect. Een woedende vampier schermt heel hypocriet de camera af,
als één van hén door de zon is gegrepen. 'Have a little respect!' In de
straten van Wellington komen de vampieren maar lastig in contact met
medemensen. Weerwolven, ja die zijn overal. Een vampier gooit een
stokje. Alpha weerwolf male: 'Hey don't go after that!'. Heel flauw, ja.
Vreemd eigenlijk dat niemand een grapje over een 'spinal tap' aanleggen
maakt. Maar vampieren die op YouTube een zonsopkomst kijken, da's haast
filosofisch!
Winter Sleep
NBC, nog altijd Koning in zijn
Republiek der Letteren. Eeuwen aan literatuurschiedenis spreken hier
mee. De psychologie van de oude Russen, de tragiek van Anne Karenina (en
alle andere Franse relatie-kluivers), en Shakespeare natuurlijk,
klagerig gezongen door de besneeuwde Turken van Pamuk. In Hotel Othello
loopt een typische Ceylan-held rond. De haren verwaait, de dromen
verdwaald. En toch heb je het gevoel dat ie nog altijd 'iets' in zich
heeft. Een roman misschien? De mensen die 'm omringen hebben die hoop
opgegeven. 'Wordt het net iets tijd te stoppen met rommelen als een
alchemist'. Ceylan benut de ruwe setting optimaal. Het rotshotel is
uitgehakt in de bergketen. Een plek nog véél ouder dan de literaire
grootheden. De hoteleigenaar geeft meer om beschaafde (!) esthetica.
Wellicht daarom dat hij zich ergert aan zijn 'shabby' huurders elders in
de stad. Een familie heeft een betalingsachterstand. De ene broer komt
net uit de gevangenis, de ander is een islamitische buurtwerker, met een
onafscheidelijke slangengrijns. De botsingen van deze werelden vormen de
beste scenes in het epos. De hoteleigenaar probeert er een
denkspelletje van te maken, maar zo makkelijk komt hij er niet mee weg.
Zijn omgeving is al die spelletjes allang beu. De film wordt zo één
grote Bergmaniaanse ontmaskering. Cynisch en depressief, maar vol
wijsheid. 'Jij hebt me tot een God geïdealiseerd, en nu ga je klagen dat
ik daar niet aan kan voldoen?'
Labels:
films uit de jaren '10,
Nuri Bilge Ceylan
The Salvation
Een
heel medisch team van script doctoren had deze western nog niet kunnen
redden. De film piekt tijdens de intiteling, toen er nog niets gebeurde!
Had ik Heaven's Gate nou dit jaar gezien? Toch een film om in te
zwelgen. De schimmige slow-motion beelden geven The Salvation tijdens die openingstitels even
dezelfde serene retro-sfeer. Extra spijtig dat de 'visuals' de rest van
de film tegenvallen. Veel teveel 'gephotoshop'. De looks zijn niet eens
het grootste probleem. Dat is het script. In de eerste scene staat Mads
Mikkelsen op vrouw en kind te wachten. Zij hebben de oversteek naar
Amerika gemaakt, waar hun Deense 'fa', al een tijdje een nieuw thuis had
gevonden. Met de openingsmededelingen over de Deense Burgeroorlog
erbij, verwacht ik een lekker sappelende pionierswestern. De actie met
mega-slechteriken arriveert echter nog sneller dan de stagecoach. En na
de eerste showdown is de fut er prompt uit. Het scenario heeft almaar
meer knopen nodig om het toch zo eenvoudige wraakverhaaltje tot één
geheel te weven. Hadden de Deense makers soms nog nooit een western
gezien? De film moet het hebben van koddige momenten in de zijlijn. Eric
Cantona sjokt rond als een Braziliaan uit de seventies. Er is zelfs een goede
sigarengrap, echt! En na de coïtus ligt de femme fatale uit te hijgen
als een pneumatische pomp. Die boezem blijft maar op en neer gaan.
Labels:
films uit de jaren '10,
Kristian Levring
zaterdag 27 juni 2015
The Boxtrolls
'We're
just doing our job!'. De makers van de fraaie animaties Coraline en
ParaNorman hebben weer heerlijk zitten knutselen met (klei)poppetjes en
gedetailleerde sets. Dit keer geen rood doorschijnende oren, maar wel
heel veel oogjes als betraande glimmertjes. Qua verhaalinhoud is er
inmiddels wel een dalende lijn richting degelijk Disney-materiaal te
bespeuren. Geschikt voor alle leeftijden. En Coraline was nog wel zo
volwassen... The Boxtrolls mag zich dan vaak 's nachts afspelen, de
monstertjes blijken niet zo gemeen, en familieleden ontpoppen zich
uiteindelijk toch als betrouwbaar. Zolang 'jij maar jij bent'. Het
vleugje gevaar komt van de 'exterminators', die op de trollen jagen, tot
ze allemaal van de aardbodem zijn verdwenen. 'We doen gewoon ons werk.'
Doel: een 'white hat' te verkrijgen, en eindelijk tot de elite van het
kaasdorpje behoren. Misschien kunnen we er een metafoor voor 'white
privilege' van blanke kaaskoppen inzien.... Held is een gewoon vreemd
jongetje – zoals Norman dus – opgegroeid bij de trollen, dus hij heeft
nog een spoedcursus samenleven nodig. Een elite-meisje leidt de weg.
Voor de Rosencrantz en Guildenstern-comic relief zorgen een paar
handlangers van de schurk. Een van hen wordt vertolkt door Richard
Aoyade. 'Evil henchmen! I knéw that's how people saw us!'
Nymphomaniac Vol. 1
Ik hield
het maar op de reguliere versie, hoe goed een 'uncut' versie ook bij het
onderwerp zou passen... De postercampagne klopte de hype gemakzuchtig
op. Bekende acteurs die hun orgasme acteren, oeeeh. Schoolkrant-niveau.
De film zelf is vooral chaotisch. De cursusjes in uiteenlopende zaken
als vliegvissen, Fibonacci en Bach zijn nog het leukst. Maar daar kwamen
we toch niet voor! Organist Von Trier ramt driftig op zijn gorgelorgel.
De openingssequentie al. Door een ruw maar stemmig Dickens-steegje
dwarrelt sneeuw, en we zien Charlotte Gainsbourg liggen lijden. Het zou
best intiem kunnen zijn, maar een paar tellen later klinkt Rammstein.
Toch een komedie? Dit soort switches maakt de film continu. Von Triers
bipolariteit druipt er vanaf... Gainsbourg begint haar avonturen als
nymfomane aan Stellan Skarsgård te vertellen. De traditionele structuur
zal wel een contrast moeten vormen met de uitspattingen. Gainsbourg
lijkt soms at random wat provocatiefs te roepen. Afzonderlijk zijn
sommige van de segmenten wel te genieten. Shia Leboeuf heeft wat van een
Roth-mannetje. Had iemand Portnoy's Complaint al verfilmd? Ook is er
een geweldige Bergman-parodie, wanneer een oudere kerel bij de nymfo in
wil trekken, en zijn echtgenote mét kids verhaal komt halen. 'Would it
be alright if I showed the children the whoring bed?'
Labels:
films uit de jaren '10,
Lars von Trier
Shirley: Visions of Reality
Extrapolated art. Een
leerzaam kunstlesje. Breng de schilderijen van Edward Hopper 'tot
leven' en ze gaan juist mínder leven. Ineens valt op hoe geconstrueerd
ze zijn. Dat bedoel ik niet negatief. Zoals elke kunstenaar was Hopper
geïnteresseerd in kleuren, schaduwen en vlakverdelingen. Eén graadje
abstractie verden worden huiskamer-nissen Mondriaaneske driehoeken.
Figuratie(f) is ook maar een illusie. Zelfs wat troep op de grond blijkt
bij nader inzien een oplopende lijn van massa te vertonen. De dynamiek
in de film is verder minimaal. Mensen lopen nog wel eens een kamer in of
uit, maar op de eerste dialoog moeten we vijftig (!) minuten wachten.
Okee, de figuren van Hopper zijn eenzaam, maar toch, wat barfly-gebabbel
had best gekund. Nu zitten we vooral naar kalme, wat saaie voice-over
te luisteren. Er ontvouwt zich heel voorzichtig een verhaal over een
toneelactrice, twijfelend over haar relatie, haar baan, haar leven.
Spannend wordt het zelden, al zijn de verwijzingen naar Elia Kazan ('de
rat') voor de filmliefhebber amusant. Een beetje voyeuristisch is
het gelukkig wel. (Toch de Hopper-staat bij uitstek.) 'Naked woman
smoking a cigarette'. Had een werktitel kunnen zijn. Voor Hoppers
bekendste schilderij was blijkbaar geen budget. Op de soda pop in
Nighthawks kun je wachten tot je tweedimensionaal bent. Gelukkig zingt
David Sylvian.
Labels:
films uit de jaren '10,
Gustav Deutsch
vrijdag 26 juni 2015
The Riot Club
'I'm
sick to death of poor people!' Vlot lopende schuimbek- en schranspartij,
met makkelijk behapbare boodschap, geheel in lijn van Pikketty. We're
getting ripped off by rijkeluiszoontjes. Eigenlijk een toneelstuk, en je
kunt er inderdaad makkelijk massa's middelbare scholen naar toe zien
gaan. De grappen zijn vrij flauw, er is spektakel, en de alghele vibe is
die van een BNN-serie. Corpsballen, de Oxford-editie. Wat een bizar
stadje is dat toch. Alles ademt posh, het is meer een open lucht museum
geworden. (Er wordt hier dan ook gemokt op alomtegenwoordige toeristen,
die rondleidingen op de campus krijgen.) Grappig hoe historisch zo iets
neps krijgt. De film neemt de plek duidelijk niet zo serieus, en is op
hand van de working man (hear hear!). Een eliteclubje bínnen de
eliteschool vormt een mannengenootschap. De ons kent ons-handjeklap
wordt met een paar rituele ontgroeningen gesmeed. Vergaderingen zijn een
soort La Grande Bouffe. 'Ik heb geen honger, maar ik stop me voooool.'
De jongens (met o.a. Camiel Eurlings) gaan naar een café in the middle
of nowhere. De botsing der werelden is redelijk intens, al schrikt de
film terug voor échte bungabunga. Richting einde had van mij De Staat
zelf ook nog wel even wat bloederiger door de mangel gemogen, maar het
plots vrij subtiele einde is als nasmaakje bitter genoeg.
Labels:
films uit de jaren '10,
Lone Scherfig
Clouds of Sils Maria
In
een film vol gefilosofeer óver conventies is het natuurlijk ironisch
dat juist een conventie voor de magische momenten zorgt. De vermenging
van 'feiten' en fictie in een toneelfilm. Tijdens het repeteren van de
teksten wordt het een paar keer aangenaam nevelig of we nu naar het
script binnen het script zitten te luisteren, of naar 'ware' emoties.
Toch voelt dat trucje dus wel erg vertrouwd. Misschien was de film zelfs
spannender geweest zonder 'stuk in stuk'. Binoche en Stewart vormen
namelijk een intrigerend duo. Binoche speelt de steractrice, Stewart de
personal assistant: het wegcijferende arthouse-begeleidingsmeisje bij
uitstek. Je voelt enerzijds Stewarts crush, anderzijds is haar macht al
snel duidelijk. Typisch genoeg – en voor mijn gevoel realistisch – is de
assistente in het dagelijkse leven veel hipsteriger. De nukkige
steractrice houdt buiten de sets allang de schijn niet meer op. Gemok óp
film is erg leuk, green screens en superhelden krijgen het voor de
kiezen. De discussies over het toneelstuk zijn een stuk minder boeiend.
Misschien is het script daarvoor teveel 'pop', en hoe dan ook te
rommelig om de gewenste lijnen goed uit te zetten. Olivier Assayas vindt
wel plaats voor Zwitsers natuurschoon én een quote van Balthasar
Gracian. Hij heeft duidelijk hard zitten blokken. Niet helemaal gelukt,
wel héél geïnspireerd, da's ook wat waard.
Labels:
films uit de jaren '10,
Olivier Assayas
Gone Girl
Hitchcock zou deze film pas aan het
eind goed gaan vinden. Dan begint de suspense pas écht, in een fraai
open einde. Maar op dat moment hebben we er dus al dik twee uur ijskoude
Cluedo opzitten, die me vrij koeltjes liet. Het leven als morbide
spelletje. Levens-weg. Met televisie en film als voorbeeld hoe een en
ander eruit moet zien. (Social media – zoals vaker gezegd – maken ons
hele leven helemáál tot een programma.) Gone Girl is geweldig als
inktzwarte media-satire. The Stepford Wives all over again. Affleck en
Pike hebben jarenlang hun geweldige relatie geacteerd. Vooral de
echtgenote heeft duidelijk geen idee van het echte leven. Ze is dan ook
jarenlang door haar ouders uitgebuit als een franchise in een
kinderboekenserie. Hoe leef je onder de schaduw van je perfecte alter
ego? Niet... Dus ze verdwijnt. En Affleck zit met de brokken. Hij wilde
toch al scheiden (mag niet van Amerika) én pieste buiten de pot (mag
helemáál niet van Amerika). De hysterie van de talkshows is geweldig. We
leven in een geglobaliseerd moraalridderkoninkrijk. Knappe vrouwen zijn
óf hoofs, óf sletten die niks beters verdienen. In het puzzeltje naar
de oplossing van de verdwijning is zuslief 'Go' nog enigszins real. Maar
dit is geen film voor real. De cynische celeb-advocaat weet hoe het
zit. 'You should pitch that as reality television.'
Labels:
David Fincher,
films uit de jaren '10
donderdag 25 juni 2015
Los Insólitos Peces Gato
De
wegcijferaar. Een typetje dat in de arthouse floreert. Zelf stilletjes
en anoniem, maar met een haast stalkerige voorliefde om bij anderen te
zijn. Gigante is een ander lief voorbeeld uit de Spaanstalige cinema. In
het Mexicaanse Los Insolito's Peces Gato belandt een spichtig Miranda
July-meisje in het ziekenhuis. Aan het bed naast haar is het een zoete
inval. Tal van dochters bekommeren zich om hun graatmagere moeder. (Een
piepjong zoontje ligt ónder het bed.) Het eenzame meisje wil daar ook
wel bij horen. En als ze het niet had gewild was het toch wel gebeurd...
De familie bedwelmt haar met warmte. Heel even lijkt het gezien een
dikke trui die precies past, maar dan komen de weerhaakjes. Er wordt wat
afgekotst in deze film! Moeder is ver heen. Het meisje verandert van
geliefde gast in een soort oppas en multi-inzetbare 'maid'. Onverklaard
blijft haar neiging tot wegcijfering niet – al gaat het wel moeizaam – ze
blijft toch buitenstaander. Grappiger zijn de taferelen in de supermarkt
waar ze werkt. Onder een bepaalde geografische grens kun je aldaar gewoon
als 'showteam' epileerwax voor snorren aan huisvrouwen verkopen. Het
einde van de film struikelt enigszins over haar eigen realisme. Hoewel
alles inmiddels bitter ruikt, kiest de film toch maar voor een vleugje
Little Miss Sunshine. Daar waren we eigenljik al te depressief voor
geworden...
Guardians of the Galaxy
'I'm
high on believing!' Omschrijving van de Facebook-status van alle
Marvel-medewerkers. De vorige films brachten zoveel geld in de la dat de
bomen nu tot de galaxy groeien. Alles kan! Bij elk ideetje gewoon
allemaal brullen: doen we! En deze 'delusion of grandeur' werkt ook nog,
op een intergalactisch onnozel level dan. Het begint al met de muziek.
Het hoofdpersonage heeft een cassettebandje (!) van zijn mama gekregen.
Hij is helemaal verzot op Blue Swede. Hoe ie ver weg van aarde al die
culturele kennis heeft opgedaan, geen idee, maar in elk geval zijn er
uitgesproken verwijzingen naar The Maltese Falcon, Jackson Pollock (!)
en... Footloose. Zoals ik zei: alles kan. De film ziet er ondertussen
echt geweldig uit. Een ander dingetje dat budget doet. Er zijn minstens
tien gif animation-momentjes aan te wijzen, die, mits één enkele seconde
geloopt, een stemmige sci-fi zouden doen vermoeden. Niets van dat
natuurlijk. The Guardians bevat nul verhaal, en énkel comic relief.
Inclusief pluizig beestje en een 'pratende' boom. Timon en Pumba RIP,
LOL. Het spektakel spettert als een Efteling-vuurwerkshow van je scherm,
de dramatiek wordt pompeus uitgerold, en ondertussen blijven de
figuurtjes wauwelen als een willekeurige internet meme met een
houdbaarheid van één keer refreshen. Minder dan dat. Fuck yeah dementia.
Labels:
films uit de jaren '10,
James Gunn
The Tale of the Princess Kaguya
Studio
Ghibli en Takahata zijn hier meer retro dan ooit. Niet alleen krijgen
we een sprookje voorgeschoteld, ook de looks zijn bewust die van een
prentenboek. (Of beter, een stokoude perkamentrol) Heel veel wit,
vleugjes aquarel en wat pentekening. Het neigt soms naar flets, maar het
past wel bij de eeuwigheid van het verhaaltje. Een oud mannetje
ontfermt zich over een Duimelijntje, waarna ze het plots op een groeien
zet. (Mede doordat oma haar een ferme borst aanbiedt!) Na een beestjes
en buitenlui-jeugd begint de echte parabel. Het meisje gaat met d'r
adoptie-ouders naar de stad, om prinses te worden. Zó moet het zijn
volgens 'papaatje', en die Japanners hebben nooit veel moeite met
predestinatie gehad. Het is wel even wennen. Ook de ouders moeten ineens
een statige rol spelen. Gelukkig is er een kat voor afleiding, en
krijgt de prinses van een Spirited Away-kereltje haar 'ware' naam. Dan
verschijnen de onvermijdelijke vrijers, en begint het verhaaltje te
slepen als een lange prinsesenjurk. In oude tijden was er véél tijd bij
dat haardvuur. De huwelijksselectie is een verhaal binnen een verhaal
zonder pointe. Echt goed wordt het bij het bittere slot. Ik moest aan
Under The Skin denken! Pleit voor de depressieve buitenaardse ondertoon
van deze film, en voor de magie van Under The Skin. Of omgekeerd.
Labels:
films uit de jaren '10,
Isao Takahata
woensdag 24 juni 2015
Club Sándwich
Een filmpje om aan Luc de Vos (RIP) te
denken. Alleen hij zong ten slotte dingen als 'Billy is gelukkig want
hij is net klaargekomen in het bed van de vader.' Een 'gordo' van een
jaar of veertien ontdekt hier op vakantie allerlei geneugten. Dat hij daarbij
in de kamer (of zelfs in het bed) van zijn moeder slaapt is een fijn
extraatje. (Al wast hij zijn onderbroek nog wel stiekem uit...) De
'onanimiteit' wordt echter al snel ingeruild voor openheid als hij een
kompaan in de vakantieliefde vindt. Dat is even slikken voor ma! De film
is op zijn grappigst vóór het zover is. Moeder en zoon kennen elkaar
door en door, om het zacht uit te drukken. Als een puberstelletje, met
een twist. 'Mag ik jouw augurkjes, en wil jij dan mijn tomaatjes?'. In
de slaapkamer ligt de jongen pontificaal met dat logge lijf in een witte
ballenknijper. 'Moet jij geen boxers aan', zegt ma. Van Souffle au
Coeur-toestanden komt het echter niet, net zoals het geflirt met de
esthetiek van Seidl uiteindelijk toch aan de brave kant blijft. Maar ja,
braver zijn dan Seidl is ook weer niet zo moeilijk! Club Sándwich moet
het hebben van de leegte van een Mexicaans toeristenoord in het
laagseizoen. In hét Edward Hopper-shot van de film, hangt de jongen 's
nachts in een stoel, aan de rand van de 'pool'. Nog even en
rondborstigheid zal hem lokken uit de lethargie van het nest. Het
vlassige snorretje gaat eraf. Hij is een man. Hij is hard.
Labels:
Fernando Eimbcke,
films uit de jaren '10
The Trip to Italy
Laten
we het positief bekijken... Hoe zou deze sequel er wél uit hebben
moeten zien, om de moeite waard te zijn? Ik stel me de totale
deconstructie van het originele project voor. Eerst tien minuten een bewuste
herhaling van zetten, en dan het besef dat het écht niet meer werkt. En
dáár dan een film over. Twee mannen, vastgeroest in impersonations. Een
zwarte komedie waarin elke grap bewust een mislukte grap is. Misschien
met een tragisch component erbij. Dat één van de twee opbiecht ernstig
ziek te zijn, zoiets. En dan in Italië, die leegte van La Dolce Vita
voelen. Mooie plaatjes zijn maar mooie plaatjes, als je doodsbang bent
om oud te zijn geworden. Vanzelfsprekend zit er weinig tot niets van
deze fantasie in de film. Hoewel Coogan nog opent met gemopper over het
'second album syndrome', is de film precies dát. Het woordgevecht is
uitgeblust, wordt letterlijk voor de bühne gevoerd. (Een dame roept
'let's have a Marlon-off, en Coogan en Brydon doen een flauwe Brando.)
Naast een paar goeie melige grappen, is er eigenlijk maar één geslaagde
passage. Het bezoek aan Pompeii. Ik had dat eigenlijk nog nooit gezien.
Fascinerend wel, die verstening... Brydon staat voor de glazen kist met
een lijk. En hij doet zijn bekende, gehate 'man in the box'-stemmetje.
Het is sneuer dan ooit. En juist daardoor heel even heel aandoenlijk. 'I can
see the volcano erupting, and I am petrified...'
Boyhood
'Technically,
no elves.' Misschien was het altijd al een gedoemd plan van Linklater.
Jeugdige weemoed en 'zeitgeist' vangen gaat toch beter met wat afstand.
Nu heeft hij tien jaar lang in het 'nu' gedraaid, a l'improviste, zonder
veel overzicht. Dat werkt bij Apted. Maar die filmde echte mensen met echte levens
en verhalen. We blijven hier teveel naar ouder wordende acteurs in een
constructie kijken. De eerste cuts zijn nog fraai, zoals er soms ook in
je eigen leven ineens een jaar voorbij kan vliegen. Toch lukt het later nergens om in
de binnenwereld van de jongen door te dringen. Heeft de hoofdrolspeler
te weinig talent, of zijn er gewoon te weinig rake ideeën? De
opgroeiende jongen bewijst nergens drie uur film waard te zijn. Zijn
negenjarige dromen hebben nog iets lief, maar zijn latere gedachten zijn
opmerkelijk saai. En waar is een écht goede vriend? Om nog te zwijgen
over de neppe zus, hemeltjelief. (In de aftiteling blijkt ze een
Linklater...) Alsof al die familie-ellende geen band zou smeden! Het zegt
veel dat juist de volwassenen en hun (agressieve) fratsen Boyhood moeten
redden. Patrica Arquette maakt de film nog enigszins de moeite waard.
Zozeer zelfs dat de film beter Motherhood had kunnen heten. Haar battle
om wat van d'r leven te maken gaat van hobbel naar hobbel. Haar krachten
worden zwakten en omgekeerd. Zo ben je jong, knap en ongedurig, maar
een opleiding, een zwik aan kapsels én foute echtgenoten later, en je
bent weer alleen. Je zou haast vergeten dat ze een zoon had...
Labels:
films uit de jaren '10,
Richard Linklater
dinsdag 23 juni 2015
Fury
Er verschijnt een nazi te paard aan de
horizon. Die Sonne schittert nog héél even voor hem. Het is april 1945, en de
geallieerden schieten inmiddels op alles wat beweegt. Fury is goed in
oorverdovende agressie. Iemand heeft hard zijn best gedaan op de
geluiden en de visuals van de wapens. De film begint dan ook met een mededeling
over de tanks. De Duitsers reden in taaie Panther-exemplaren. De schrik
van de geallieerden. (Niet voor niets planten de Polen hier in Breda
triomfantelijk een veroverd exemplaar.) De oranje-rode stralen van het
tankgeschut flitsen als Chinees nieuwjaar. We volgen de avonturen van
één Yankee tankeenheid. Vijf man. De rookie trekt het verhaal in gang,
Bradd 'Rammstein' Pitt rouwdouwt, en Shia Leboeuf is met snor op weg
naar een Wes Anderson-verfilming. De allochtoon en de pestkop
complementeren de boel. Afzonderlijk stuk voor stuk clichématig, maar
als eenheid zit de film vol stevige 'mannen onder elkaar'-dynamiek.
Oorlog is ook het haantjesgevecht bij uitstek. En de loop van de tank
het grootste fallus-symbool. 'Do you think Hitler would fuck me for a
chocolate bar'? De mooiste sequentie brengt de oorlog in de huiskamer.
Even rust bij twee Duitse frauleins, zou je denken, maar ook daar nemen
de mannen elkaar de maat. Met liefde, natuurlijk. Want dit is
uiteindelijk toch gewoon hand in hand kameraden.
Labels:
David Ayer,
films uit de jaren '10
The Skeleton Twins
'Baby we can make it, if we're heart to heart'. Films over broers en
zussen, ze hebben mijn hart. Kirsten Wiig en Bill Hader zijn The
Skeleton Twins. Een innige, maar moeizame jeugd zorgde voor
verwijdering, en nu zitten ze met de giftige fall-out. Het intro is
haast sardonisch grappig, zó bitter. Daarna begint de bekende
Amerikaanse 'you can count on me'-arthouse. Hader overtuigt als de
flamboyante homo die terugkeert naar het dorpje van zijn jeugd. Daar
woont zijn zus nog altijd, inmiddels getrouwd met een immer opgewekt
leeghoofd. 'Let's have dudes day today!'. De repliek van Hader ligt voor
de hand. (Iets met de onderlinge verschillen in voorkeur, natuurlijk.)
In de bijfiguren slackert de film, want ook Haders eigen vlam mag nooit
een echt personage worden, hoe gewaagd hun verhouding ook is. The
Skeleton Twins houdt het liever bij de bloedverwanten. Dat is veiliger
en grappiger (de moeder!). En het werkt aardig. Hader en Wiig hebben de
lol én conflicten. Absoluut hoogtepunt is een lip sync sequentie op de
klanken van Starship. Een fragment dat het nog lang goed zal doen op
YouTube. Geluk is de innerlijke zevenjarige in jezelf aanspreken. Jammer
genoeg belandt de film daarna al snel in zo'n typische slotcadens,
waaraan soms geen enkel Amerikaan script lijkt te kunnen ontsnappen.
Slecht slecht slécht GOED.
Labels:
Craig Johnson,
films uit de jaren '10
Still the Water
Still The Water heeft alles van een volwassen
live action Miyazaki. Al na een paar minuten volgt er een schattige
fietstochtje door het wuivende groen. Als azijnpisser zou ik kunnen gaan
mopperen dat Kawase hier een wel érg vertrouwde versie van
arthouse-Japan presenteert. Symbolisch geknipt voor Westerse
onthaasting. Even wegdromen in die cyclische tijdsopvatting, de cultuur
vol immaterieel erfgoed (al die oude rituelen) en een heerlijk stoïcijns
besef van de nederigheid van de mens. Jaloersmakend vredig. Sterven doe
je zó. Toch begon het gebrek aan weerhaakjes me dus wat te ergeren. De
geit mag dan bloederig sterven, de kool wordt culinair tiptop
klaargemaakt. Het ruime sop, dáár wordt de film spannend. De zee als
metafoor voor het ongeremde, de controle loslaten. Een jongen woont al
een tijdje op het eiland, maar is nog altijd niet gaan surfen. De pa is
verbaasd. 'Hij vindt 't te plakkerig...' De schoolvriendin is het op
haar eigen manier eens. Ook die zee wil de jongen echter nog niet
bevaren. De dilemma's van het opgroeien, de start van de creatie van
nieuw leven, ingebed in een verhaal over afscheid nemen. Zodra het goed
botst, wordt het mooi. De jongen in de grote stad Tokyo, met pa. En
thuis de confrontatie met moeder. Even krijgt het traditionalisme
weerhaakjes. Botte en naakte eerlijkheid.
Labels:
films uit de jaren '10,
Naomi Kawase
maandag 22 juni 2015
Still Life
'Leef
alleen, werk alleen, één probleem: sterf alleen.' De Vlaamse rapper
Sanctum vatte de kern van deze film ooit goed samen. Still Life is ook
niet veel meer dán die kern, maar het kalme ritme is perfect. De kijker
gaat vanzelf net zo ademen als het hoofdpersonage leeft. Heel, héél
rustig. 'I'm sure you're very thorough, but you're also very slow'
concludeert de heerlijk verschrikkelijke Camiel Eurlings-manager. Ergo:
de eenzame ambtenaar is de klos, maar niet voordat hij nog één laatste
klusje mag doen. We kennen Eddie Marsan vooral van heetgebakerde
schurkenrollen, maar ook een Man Zonder Eigenschappen gaat 'm goed af.
Een man die nog uitkijkt als het stoplicht op groen staat. (En alles
koopt wat een kassameisje 'm opdringt.) Het diner komt uit blik. Vreemd
toch, hoe in je uppie éten altijd nog het ergst voelt. De ambtenaar
verzorgt overdag begrafenissen van 'unknown persons'. Hij doet dit – als
gezegd – consciëntieus. Het is duidelijk dat het voyeuristisch aspect
hem een zeker 'sociaal' leven geeft. Vanzelfsprekend komt in de nieuwe leegte
verandering, waarbij met clichés wordt geflirt. Het mooist aan Still
Life is de haast archivalische kwaliteit. Niet alleen in eindeloze
kiekjes, maar ook in de reeks fish & chip shops bijvoorbeeld.
Richting einde wordt het toch nog wat sentimenteel. Sentimenteel sneu.
Een remake van Miyazaki zou een meesterwerk zijn, dat wel.
Labels:
films uit de jaren '10,
Uberto Pasolini
The Weight of Elephants
'Everyone leaves me.' In
het allerbeste liedje van The Books hengelt een 'Motherless Bastard'
naar wat liefde. Een man antwoordt droogjes: 'No, you have no mother and
father.' The Weight of Elephants is soms net zo hartverscheurend. Een
Nieuw Zeelands-jongetje woont bij zijn oma en nonkel. Het is de setup
van Tom Sawyer. Geen directe familie meer. Enkel je vriendjes buiten om
nog mee te ravotten. (Niet dat Twains helden ooit echt eenzaam leken,
maar toch...) Op school vinden ze het menneke maar een 'faggot'
(merkwaardig toch hoe snel kinderen die belediging ontdekken).
Binnenshuis probeert de jongen steun bij zijn oom te vinden. Die is
echter indringend depressief, en zit maar wat voor zich uit te staren.
Het is eerder het jongetje dat hém op de been houdt, dan omgekeerd. Dan
maar de 'straat' op. In Nieuw-Zeeland kun je nog echt dat buitenleven
leiden. Je moet roeien met de riemen die je hebt. Op een imaginaire zee
desnoods. Zonder Pippi Langkous in zicht vindt het Tommie-jongetje zijn
Annika. Even pedant en streng, maar met een guitig lachend jonger zusje.
Ook het gezin van het meisje is disfunctioneel. De kinderoplossing is
simpel. Magisch denken. 'Give me your regret'. The Weight of Elephants
overdrijft soms in weelderige muziek en slow-motion, maar ook zonder
verrassingen zit de film vol hardleerse maar lieve hartjes.
Labels:
Daniel Borgman,
films uit de jaren '10
Violette
Violette
Leduc. Wie kent ze nog? Eén boekje hebben ze nog van haar in de lokale
bieb. Niet eens in vertaling. In deze biopic kon ik dus zonder problemen
een tijdje denken dat haar personage een fictieve creatie was, om zo
heel galant wat over Simone de Beauvoir te kunnen zeggen. Die is níet
vergeten, hoe vaak men haar ook vroeg: 'Que pense Sartre?'. Leduc en De
Beauvoir deelden een bijzondere vriendschap. Terwijl De Beauvoir aan
haar klassiekers werkt, wordt ze bewonderd door Violette. Een vrouw met
een hoop drama en liefde in d'r kop, en een hoop bijzondere verhalen te
vertellen. Van die verhalen zien we slechts suggesties, zoals in de
openingssequentie. Schuilend op het platteland tijdens WWII. En later op
de naoorlogse zwarte markt. De sjofele fifties. Tijd van sjacheraars en
dromers. Violette is beide. Veel biopics willen nogal eens episodisch
worden, maar regisseur Provost houdt een klare, zuivere lijn vast. Elke
gebeurtenis volgt logisch uit de vorige. En met elke stap in het
schrijversleven daalt Violette af in haar eigen psyche, haar eigen pijn.
Daarbij aangemoedigd door de strenge, maar ook indrukwekkend
kordate De Beauvoir. Het spel van zowel de grootse Emanuelle DeVos (als
Violette) en de Femke Halsema-achtige spitse Sandrine Kiberlain (als
Simone) is intens en intiem. Vanzelfsprekend is dit een film over
gender, en hoe die scherpe grenzen te durven doorbreken. Een knappe
evenwichtsact.
Labels:
films uit de jaren '10,
Martin Provost
zondag 21 juni 2015
Manuscripts Don't Burn
Een
man wast een 'gabbeh' in een bosriviertje. Het had een vredig Iraans
filmcitaat kunnen zijn, maar met het zuivere water stroomt slechts
stinkende angst weg. De Iraanse intellectuelen hebben het nog altijd
zwaar, ze zijn nog steeds boos, en – o ironie – het levert ook nog
steeds goeie cinema op. Zelfs als het acteren ietsje houteriger dan
gebruikelijk is, kunnen we nog altijd genieten van dat zangerige
taaltje, de hoge mannenstemmen, en het fascinerende land. Manuscript
Don't Burn doet peinzen. Is Iran een soort Sovjet-Unie geworden waarin
intellectuele overlopers op andere intellectuelen jagen? En heeft dat
schaduwgevecht wel zin? Het volk heeft genoeg aan brood en spelen. Alles
kits, zolang ze hun babyfoto's op (varianten van) Twitter en Facebook
kunnen zetten. Aanvankelijk excelleert de zeer 'gevarieerde' film in grijstinten. De daders
zijn ook maar baardmannetjes met familieproblemen. Het huis van een
invalide schrijver wordt heel Roemeens in de gaten gehouden. Wachten,
broodjes eten. Binnen mokken twee schrijvers als Statler en Waldorf.
'Wat een prachtig gedicht, maar zou je niet eens een psychiater
opzoeken?' Heel achteloos begint het Guantanamo-geweld. De eerste
klappen komen het hardst aan, later slaat men door. De opperschurk
'sport' een nogal clichématig Graaf Tel-uiterlijk. Toch is de film
huiveringwekkend genoeg. De toevallige ontmoeting met een jongetje in
het bos, bijvoorbeeld...
Labels:
films uit de jaren '10,
Mohammad Rasoulof
Noah
'Mother, where's father!' Misschien gaat het
met die vraag allemaal al mis. Het eeuwige gehengel naar de liefde van
de Vader. Terwijl moeder Aarde altijd klaarstaat om je te omarmen. (Voor
niets, want ze wordt verder genegeerd door de mensheid, het ware geluk
komt immers toch pas later...) Bijbelse epossen zijn bepaald uit de tijd,
maar Aronofsky meende een nieuwe poging te moeten wagen. Noah blijkt de
oer-vegetariër, en voorstander van abortus. (Al gaat het daar niet
bepaald om een pro-choice gebeuren.) Russell Crowe heeft meer weg van
een viking, verdwaald op een dagje Archeon te Alphen aan de Rijn. Ik zag
in Noah eerder een Franciscaanse kluizenaar, dicht bij de beestjes. Het bouwen van de
boot gaat echter nogal simpel (God levert het hout) en ook de beestjes
komen allemaal zelf naar de ark. (Dat zal ook wel in de bijbel hebben
gestaan, maar ik had me een naturalistische zoektocht naar elke soort
voorgesteld!) De ark zelf heeft het formaat van een Maersk-tanker, en
van een momentje 'gezellig over de kaap'ren richting Ararat varen', komt
het ook nergens. Er moet ten slotte geknokt worden! Noah wordt
bijgestaan door 'the watchers', grote stenen wezens (een soort Enten)
die het Lord of the Rings-gehalte nog maar wat opkrikken. De enige met
zin is Emma Watson. Ze lijkt eeuwig zeven jaar oud, maar is hier
duidelijk wat levensfases verder.
Labels:
Darren Aronofsky,
films uit de jaren '10
Wakolda
De
nazí's in Patagonië. Het heeft wel wat, als beeld. Verbannen naar de
guurste uithoek van de wereld. Of ze het echt zo voelden is een tweede.
Er wordt genoeg gedanst hier. Een nieuwe gemeenschap, met de oude
Sonnenmenschen-'idealen'. Wakolda is een Zuid-Amerikaans meisje met een
Duitse moeder en een poppendokter als vader. Ze verhuizen naar Patagonië
om het hotel van opa en oma weer tot leven te wekken. Pa lijkt er niet
helemaal senang mee (hij heeft ook een hele grote Joodse neus), maar ma
is duidelijk tevreden. Onderweg komen ze een Duitse veearts tegen, die
onmiddellijk een interesse opvat voor het 'siebenmonatskind' Wakolda.
(Een soort Blechtrommel-meisje.) Al snel wordt alles nogal symbolisch
duidelijk. Pa is poppendokter knutselend met neppe lichaamsdelen, ma is
zwanger, opbollend van van blonde godjes, en de mysterieuze dokter? Dat
is Mengele himself. Immer bereit tot een experimentje of twee.
Fascinerende supercreep. De film gaat uiteindelijk ook veel meer over
hem dan over de titelrol. Jammer genoeg lijken de Duitse passages
nagesynchroniseerd, wat ze een nogal ZDF-middagsoap gevoel geeft.
Bovendien maakt het scenario nergens duidelijke keuzes of het nou aan
sfeervolle bildung wil doen (interessant maar raar) of toch gewoon een
thriller gaat zijn.
Labels:
films uit de jaren '10,
Lucía Puenzo
zaterdag 20 juni 2015
Lucy
'There
are more connections in the human body than there are stars in the
galaxy.' Van dit soort Kijk-(pseudo)feitjes krijgt deze film nooit
genoeg. De mens barst van de potentie. ('But what have we done with
it?') We benutten maar 10% van onze hersencapaciteit, stelt men. Wat als
we er een schepje bovenop doen? Epo voor het brein. Zou er sinds de
homo sapiens vooruitgang in zitten, in dat percentage? Lijkt me niet. En
stel dat alle mensen een upgrade doen, maakt dat dan nog uit? We zijn
allang het nummer 1 beestje op aarde, en de status quo van de mensen
onderling zal hetzelfde blijven... Anders wordt het natuurlijk als
slechts enkele übermensen extra skills vergaren. Zoals Lucy. (In the sky
with diamonds!) Scarlett Johansson speelt in haar derde sci-film van
het jaar eigenlijk voor de derde keer dezelfde rol. De Alwetende. Ver
boven het gepeupel verheven. Hier dus niet als computer of alien, maar
gewoon, als Lucy. 100% vrouw in een 100% trip. Het percentage-metertje
is een leuk geintje. De rol voor Morgan Freeman – als duider – is
wijselijk klein. Ik vraag me af of ze méér ouderdomsvlekken hebben
ingeschilderd of dat ze gewoon een keer níet zijn weggeschminkt... In
elk geval worden hij en alle anderen weggeblazen door Oh La La Scarlett. En
door het simpele actieplotje natuurlijk, met teveel tijd voor production
placement van Franse karretjes.
Labels:
films uit de jaren '10,
Luc Besson
Tracks
Middenin de woestijn gaat elke
ochtend de wekker. Misschien is het gewoon slim van de avonturierster,
maar ik vond het tekenend. Zou je dat nu echt nodig hebben, al maanden
levend op het ritme van de natuur? Zouden je vier kamelen en de hond
niet beginnen te schreeuwen als je je verslaapt? Ook Tracks denkt de
kijker continu wakker én bij de les te moeten houden. Nagenoeg de volle
twee uur klinkt er muziek. In één van de weinige spannende momenten
komen enkele 'bulls in rut' op de kleine karavaan afstormen. De
filmmakers menen dat we vergeten zijn dat er gevaar dreigt, en lassen
een voice-over flashback in. Alsof we dat niet net net hadden geleerd
uit dé grafische scene van de film. Hadden de filmmakers maar 'eier'
gehad! Gelukkig is er wel genoeg moois om naar te kijken. Die kamelen zijn
me een stelletje beesten. Wat een gebrul! Mia Wasikowska is als de
avonturierster weer fraai bedachtzaam. Haar vlucht 'into the wild' is
niet geheel onverwacht een verkapte zelfmoordpoging. In plaats van
flardjes flashback had de film gewoon twee volledige verhalen door
elkaar moeten vertellen. Haar jeugd met de suïcidale moeder én de tocht
als bezwering om niet in dezelfde poel als mama weg te zakken. Eén grote
depri fata morgan. We blijven echter op commercieel NGC-plaatjesniveau.
Labels:
films uit de jaren '10,
John Curran
The Rover
'Not everything has to be about
something.' Ik kijk tien keer liever een mislukte dystopie dan een
matige komedie, dus zo bezien is The Rover de tijd best waard. Bovendien
is die Mad Max-wereld van Australië een van de betere settings voor 'na
de collapse'. Wat er precies gebeurd is, blijft totaal onduidelijk. De
film is sowieso erg abstract. Door de outback rijden nog wel wat
zwaarbewapende treinen en karretjes, maar de nederzettingen zijn
nagenoeg leeg, veel is er niet meer te koop. 'I've got tins of things
and drinks and stuff.' Eén van de 'wanderers' in deze wereld is Guy
Pearce. Woeste baard, lege blik en met één doel: zijn auto (geen Rover)
terug. Onderweg kijkt hij niet op een leven meer of minder, maar op woorden is hij zuinig. Pearce komt al snel Robert Pattinson tegen,
die als een soort kruising van Theo Maassen en Riff Raff zijn uiterste
intense best doet. Typerend voor het script is wel dat Pearce ons (en
hem!) moet vertellen dat Pattinson een 'half-wit' voorstelt. Ik dacht
dat we gewoon met een curieus accent te maken hadden! In de brute
geweldsoprispingen is de auteurs-hand van Michod (met het dakje)
duidelijk te herkennen. De psychopathische trekjes van Australie gaan 'm
nog altijd goed af, maar zijn scenario is hier simpelweg te leeg en
ideeëloos om meeslepend te worden. Het tweede album-syndroom in optima
forma.
Labels:
David Michôd,
films uit de jaren '10
vrijdag 19 juni 2015
St. Vincent
'But
I am small!' 'Yeah, so was Hitler.' Eén van de weinige harde grappen in een
film die toch over een sleazy motherfucker zou moeten gaan. Bill Murray
loopt in korte broek, hempie de tokkie uit te hangen. Vanzelfsprekend
blijkt ie een klein hartje hebben, maar het wordt al snel wel érg
braafjes. Het 'gedoe' met de zieke echtgenote... Hoe on-onaangepast wil
je je onaangepaste eigenlijk hebben? Toegegeven, de man heeft wel een
Russische hoer onder zijn hoede. En Naomi Watts heeft er absoluut zin
an. Goed accent, 'viezig' zwanger; met betere teksten had ze een Mighty
Aphrodite kunnen wezen. St. Vincent is (als film) echter vooral een soort
About a Boy. Enkel Badly Drawn Boy's muziek ontbreekt. (Al is er genoeg
fijne indie te horen hoor, met Tweedy en co.) Het nieuwe
spillebeen-buurjongetje van 'Vincent the old guy' krijgt lesjes in voor
zichzelf opkomen, terwijl hij verder kennismaakt met renbanen, bruine
cafés en de eerdergenoemde 'lady of the night'. Tot zover leuk, maar als
gezegd zijn er dus eigenlijk helemaal geen humane lesjes in de
omgekeerde richting nodig. De perikelen op school zijn al even snel
gefixt. Zo wordt de overijverige obesitas-moeder van het mannetje nog
het meest 'real'. Real of niet, als tearjerker is het einde bijzonder geslaagd. Misschien moet ik maar katholiek worden...
Labels:
films uit de jaren '10,
Theodore Melfi
Bird People
'Ik
voel me als een suikerklontje op de bodem van een glas.' Verrassende
Franse arthouse-film. Het begin is haast Aziatisch rustig. We dwarrelen
langs forenzen. Flarden van gedachten die weer snel vervliegen. Na een
tijdje focust de film op twee mensen. Een Amerikaanse zakenman, en een
jong Frans kamermeisje. Vooral het Henin-achtige meisje steelt meteen
harten. Mopperend op pa, gesjeesd van de 'fac', nu sappelend in een duur
hotel. De repetitieve handelingen van een schoonmaakster. Het vleugje
DSK-gevaar. De geheimen van de net nog gebruikte kamers. (Soms
gekuist terwijl de gast even sigaretten haalt.) De Amerikaan is in het
hotel te gast voor een snelle businessdeal. 's Nachts breekt het zweet
'm uit. Een Obama-achtige portier geeft hem een siggie, en de zakenman
neemt een besluit. Ineens horen we na het magische eerste half uur een
non-diegetische voice-over. Duidelijk een late toevoeging, alsof we de
crisis in alle stilte niet zouden snappen. Een spijtige keuze, die een
mindere melodramatische fase aankondigt. Gelukkig hervindt Pascale Ferrane (bekend van Lady Chatterley) de lichte touch. En hoe! Wat een
Saromagische wending. (En een Batman-grap als bonus.) Het slot is weer wel
wat zoetjes en onevenwichtig. Wat was er nu meer eigen aan een
transformatie dan vergeten wie je was?
Labels:
films uit de jaren '10,
Pascale Ferran
The Grand Budapest Hotel
Een moedervlek in de
vorm van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie! O nee, dat heb ik
zelf verzonnen. Later in de film gaat er wel een Mexico-witz overheen.
Het oeuvre van Wes Anderson is inmiddels een soort thuiskomen. Je weet
wat je gaat krijgen – zie dat grapje – maar het voelt weer zó fijn en
veilig. Spetterend set design, schaterende kleuren en een superparade van
besnorde acteurs. The Grand Budapest Hotel koestert heel eurofiel die
'wereld van gisteren'. Het gedistingeerde chique Europa dat Roth en
Zweig zo graag hadden behouden. Anderson voelt echter als Amerikaan ook
nog wel een ander verlangen. Een avondje terugkeren naar stokoud
Hollywood. We zwieren langs onder meer Three Comrades, Grand Hotel (duh)
en The Mortal Storm (het skiën!). Klassiek met een snufje nazi-gevaar.
De oude wereld is stervende. Maar totdat het zover is houdt 'The most
liberally perfumed man I ever met' de schijn op. Ralph Fiennes' rol is
een meesterwerkje; hij verdwijnt er helemaal in, precies zoals het
moet in die beroepsgroep. Aangever is een jonge 'lobby boy' die zijn
eigen snorretje nog handmatig moet zetten. Het tweetal sjeest door het
fictieve Oost-Europese land, van kastelen naar gevangenissen, genre na
genre, en acteur na acteur. Anderson weet zelfs Jeff Goldblum tot
scherpte te verleiden. 'Did he just throw my cat out of the window'.
Dat zelfs Matthieu Amalric erbij is, voelt haast als een persoonlijke
geste. Tuurlijk, The Grand heeft achter alle spielerei niet de diepgang
van een Darjeeling Limited, maar wat geeft het. De film heeft L'Air de
Panache in ruime voorraad.
Labels:
films uit de jaren '10,
Wes Anderson
donderdag 18 juni 2015
Magic in the Moonlight
'All
my optimism was an illusion.' Niet dat er inmiddels nog van veel optimisme sprake
is bij een nieuwe Woody Allen-film. Zelfs de titels krijgen nu wat van
Bouqetreeks-deeltjes. Desondanks blijft de intiteling een perfect
geconditioneerd Pavlov-momentje voor de cinefiel. Jazz-deuntje plus Jack
Rollins (als co-executive producer, waar gaat dat eindigen). Hey ho,
let's go! Even wordt de indruk gewekt dat Woody dit keer in Berlijn gaat
filmen, maar al snel zakt de cast af naar Zuid-Frankrijk. Dat past ook
beter bij het rijke pensionado-sfeertje. Het twenties-set design beperkt
zich tot één ouderwetse rode auto, en een paar goedkope pakkies. Het
scenario is even gemakzuchtig. Magic in the Moonlight moet het hebben
van de ervaren acteurs, die allemaal aanstekelijk hun best doen voor de
oude maestro. Colin Firth speelt alsof hij nog altijd wat te bewijzen
heeft. Hij begint in Chinees kostuum (als beroemde goochelaar) en wordt
dan uitgenodigd om Frankrijk een 'medium' te ontmaskeren. Emma Stone had
vast net een druk feestweekje achter de rug. Ze oogt (voor een
Hollywood-filmster) niet bepaald fris, met zelfs een zweem van wallen
onder d'r ogen. Het maakt haar rol aandoenlijk. Het gebekvecht met de
pompeuze rationalist Firth – 'My genius must be factored in' – is
amusant, maar de conclusie te zoetig. Waar zijn Woody's duistere kantjes
eigenlijk gebleven?
Labels:
films uit de jaren '10,
Woody Allen
The Two Faces of January
Echt
geen flauw idee waar de de titel van deze matte Highsmith-verfiliming
op doelt. Het lijkt me geen Ides of March-achtige klassieke referentie.
The Two Faces begint hoe dan ook wél met het ophalen van wat oude Griekse
tragedies, kuierend op het Parthenon. Ik vraag me af hoeveel van het
filmbudget moest worden ingezet om die plek toeristenvrij te krijgen.
Kennelijk moeten we geloven dat er in de jaren '60 nog niet zóveel
mensen ter plaatse waren. Oscar Isaac hosselt 'r al wel, als gids. De
Cassavetes-broeierigheid van de gesjeesde student wordt maar matig
benut. Hij is helaas pluis. Nu komt al het gevaar van een uitgebluste
Viggo Mortensen. Die is niet zonder reden ver heen van huis. Mortensen
is toch betrouwbaar in intrigerende kruitvat-rolletjes, maar hier... Het
moment nadert dat hij in mislukte Woody Allen-komedies gaat opduiken.
De con man sleept zowel eega Kirsten Dunst als de toeristengids mee in
zijn val. Het tot elkaar veroordeelde drietal kan zo nog wat andere
Griekse ansichten bezoeken. De plaatjes zijn niet onaardig, maar net als
de film wat van een ouderwets gestileerde exotische thriller krijgt,
last het scenario een 'tien dagen later in', om de finale in het fraaie
Istanboel te kunnen laten afspelen. Ik dacht: de twist is de nieuwe
catharsis, alle doden worden weer levend, en alles blijkt één groot
briljant spel. Nee dus.
Labels:
films uit de jaren '10,
Hossein Amini
Under the Skin
Ik
leerde voor het eerst van het bestaan van het vrouwelijke orgasme
dankzij een science-fiction boek... Ze heette Deirdre, was op een
woestijnplaneet gecrasht, en ontdekte prompt haar eigen plekje(s). Laat
niemand je vertellen dat sf-nerds niet om vrouwen geven! Ze zitten juist
vol aandoenlijke bewondering en verwondering. In het mysterieuze Under
The Skin arriveert alien Scarlett Johansson in Glasgow. Het intro doet
een grootse Space Odyssee vermoeden, maar eigenlijk is de film heel
aards, en een beetje pervers. Geen Clockwork Orange, maar toch, genoeg
klokkenspellen lopen oranjerood aan. De alien fatale begint arthouse
lelijke-mannen te versieren. De Celtic-fan is het liefst, hij lijkt
oprecht ontdaan van Scarletts complimentjes. (Ze zullen geen moeite
hebben gehad deelnemers te vinden.) Door het Gonzo-sfeertje wordt de
film al snel heel intiem. Een echt seventies-cultprojectje eigenlijk.
Het thema dat klinkt wanneer Scarlett mannen aan de haak slaat, doemt
giallo-creepy, maar na een uur begint de spanning toch wel wat af te nemen.
Er zijn haast geen dialogen; de alien is alléén en ontheemd, maar kan
niet communiceren. Het is als de verlegen man tegenover de mooie vrouw!
Verdere en/of diepere betekenis ontging me. Had de film niet nog wat
psychedelischer gemoeten? Meer vormen en plooien voor het
reptielenbrein. Het slot is wél fantastisch.
Labels:
films uit de jaren '10,
Jonathan Glazer
woensdag 17 juni 2015
Anni Felici
Ricordare. Italianen zijn al vanaf de
klassieke oudheid goed in die commemoratie. Anni Felici is een
filmmonumentje voor de malle seventies, en een film die puur op haar
Italiaansheid overleeft. De nostalgie-vibe werkt daar altijd, het land
heeft gewoon een ingebakken Instagram-filter. Dan maakt het dus minder
uit dat het acteren van Nederlands niveau is, en het scenario rommelig.
De voice-over babbelt over zijn jeugd, maar het plotje gaat eigenlijk
vooral over de relatie van zijn ouders. En hoe goed hij als observator
ook is, dat voelt toch vreemd. Babbel over je eigen meisjes jongen! Pa
en ma worden gespeeld door chique parfumreclame-achtige knappe mensen.
Pa is kunstenaar, die 'het conceptuele' in de bol denkt te hebben. De
referenties aan Manzoni zijn cool, maar zijn eigen werk is 'naakt om het
naakte'. Mooi is dat hij dit ook te horen krijgt, niet alleen van een
smoezelige kunstcriticus, maar ook van zijn heerlijk strenge moeder, een
abstracte kunstfeeks. Ondertussen heeft eega moeite met pa's
'modellen', en zoekt ze het zelf in een andere uitlaatklep van de
zeitgeist. De feministen. Regisseur Luchetti heeft duidelijk meer met kunsten dan kutten. Het mooiste momentje is dan ook meta, en bewijst de kracht
van beeld. Super 8-filmpjes onthullen onbedoeld veel. Anni Felici zelf
doet dat nergens, maar kabbelt absoluut aangenaam.
Labels:
Daniele Luchetti,
films uit de jaren '10
Edge of Tomorrow
'Drop
or die!' Amerika en de Tweede Wereldoorlog. Het is al een mythe. De
strijd tegen het Absolute Kwaad. En Goed won. Daarná is het allemaal zo
schimmig geworden. En zou een volgende oorlog echt wéér in het openbare
museum Europa worden uitgevochten? Edge of Tomorrow speelt in de
toekomst, maar de sci-fi lijkt toch vooral een eerbetoon aan de landing
op D-Day, met 'een engel van Verdun' bijvoorbeeld. Alsof Hollywood maar
liever wil dat de geschiedenis zich precies zó herhaalt. (Niet zo vreemd
hè...) Over herhaling gesproken. Dit is een Groundhog Day-film. Altijd
leuk! Filosofisch wordt het tussen het afknallen van aliens niet, hier
heeft de dag opnieuw moeten beleven eerder een computerspelletjes-vibe.
Timing is key. Links, rechts, naar boven, naar beneden, A + Start
tegelijk, en je komt weer een stapje verder in je missie. Tom Cruise is
de uitverkorene met de reset-skill. Hij loopt er kwiek en fris bij, en
zelfs de komedie gaat 'm goed af. (Een beetje door een Top Gun via
Hotshots-echo!) Emily Blunt is het begeleidingsmeisje – 'Thank you for
getting me this far' – met een paar goeie sensuele moves bovendien, die
we dankzij de 'loop' tig keer kunnen zien. Het verhaaltje is zeker geen
Inception, maar Edge of Tomorrow spettert met verbluffende precisie van
het scherm af. En de aliens, die hebben gevoel voor de cultuurcanon!
Labels:
Doug Liman,
films uit de jaren '10
We Are What We Are
De
favoriete film van Luis Suarez. Meer een schurkenfilm dan een
slachtofferfilm dus. Een fundi-religieus gezinnetje leeft volgens 'their
own ways', ergens in een Amerikaans durp. Ma is neurote, pa bouwt
klokken, en de twee seksueel rijpende zussen bekommeren zich om hun
jonge broertje. Dan valt ma weg, en kunnen de gruwelijkheden beginnen.
Pa wordt lekker fanatiek vertolkt door Bill Sage, die zelfs een vleugje
Orson Welles in zijn rol weet te leggen. Bijzonder autoritair. In zijn
gekte houdt hij zichzelf overeind. Werkelijk niets houdt 'm tegen. Het
zou jammer zijn de twist te verklappen, maar in elk geval leren we wat
'pill-rolling' is, en waarvan dat een symptoom kan zijn... Het
bloederige hart van het verhaaltje kan er best mee door, maar de film
lijdt onder een hoop overbodig vlees. (Noem het bankvlees...)
Fleshbacks! Bovendien krijgen alle saaie, gewone personages ín het dorp
krijgen veel teveel te zeggen en te doen. Ik was gewoon in dat huis vol
rituelen gebleven. De zusjes beloerend terwijl ze het langzaam dan toch –
op geheel eigen wijze – opnemen tegen hun vader. Op die manier zou elke
invloed van het buiten een echte schok zijn geweest, in plaats van een
zijlijn. We Are What We Are is een remake van een Mexicaanse film. Ik
durf er wel een vingerkootje om te verwedden dat het origineel nog een
stukje hitsiger was...
Labels:
films uit de jaren '10,
Jim Mickle
dinsdag 16 juni 2015
Locke
'You don't trust God when it comes to
concrete.' Een man in een auto, met de telefoon als zijn laatste
lifeline. De ochtend erna vindt 'r een groot bouwproject plaats. Ivan
Locke had erbij moeten zijn, maar hij zit met de (na)weeën van een ander
bouwproject. Een collega is zwanger van 'm geraakt, en hij heeft het
zijn echtgenote nooit verteld. Nu staat alles op breken. Het is een
lastige rol voor Tom Hardy, nooit een mens voor fijnzinnigheden. Zijn
accent lijkt overdreven zangerig, alsof hij een zelfhulp-meditatiecursus
geeft. Maar ook de mensen aan de telefoon zeggen het tegen hem. 'Je
klinkt vreemd, anders.' En dan begint het malle stemmetje ineens wél te
werken. Dit is een man die volkomen van het padje is. Snipverkouden
bovendien. Malend in een 'ik ben sterk'-egomanie. Eerst maar eens dat
gebouw: 'I've got breakfast tickets for the concrete farmers and the
shutter boys are done.' De gesprekken met de collega's zijn smakelijk
technisch. De vrouwen in het leven van Locke doen intussen een
borderlinertje. Die houdt je heel wat lastiger stabiel op de grond!
Fraaie teksten, dito beelden. Jammer dat de soundtrack de dub-suggestie
uit het intro niet fors doortrekt. Richting einde beginnen de hermeneutische
trekjes van de film wel wat licht tegen te staan. De eenheid van tijd, plaats
en handeling is zoals altijd meeslepend, maar de 'Sinnkonstanz'...
Werkelijk alles spiegelt de queeste van Locke. Zelfs de
voetbalwedstrijd. Niettemin een zeer toffe film.
Labels:
films uit de jaren '10,
Steven Knight
Blind
De
Noorse Adaptation is in braille geschreven. Blind laat precies zien
(..) hoe het is om blind te worden. Ineens is je wereld leeg. Sta je er
helemaal alleen voor. Je kan alleen nog naar binnen kijken. Terend op
vroegere visuele herinneringen, op hoe het was. De geslotenheid van
blind zijn heeft raakvlakken met depressie en eenzaamheid. En het is in
dat kader dat een jonge vrouw haar handicap een plaatsje weet te geven.
Ze begint te werken aan een scenario over twee eenzame stadsmensen.
Vooral de man wordt goed getroffen. De verlegen rukker die langzaam voor
zichzelf durft toe te geven dat de meisjes op straat – ook al hebben ze
dan kleren aan – toch écht een stuk leuker zijn. Maar hoe ze aan te
spreken? Zijn kleine fantasietjes zijn even gênant als lief. Blind durft
sardonisch hard te zijn. De Oslo-aanslagen vormen een verademing voor
de eenzame man. Eindelijk mag de buitengeslotene ook deel uitmaken van
de saamhorigheid. (Breivik was vast gewoon eenzaam...) De vrouw in het
meta-scenario is meer het alter ego van de schrijfster. Haar gevoelens
en haar verlangens. Blind is ook een opvallend seksuele film. De andere
zintuigen spelen (als vanzelf) op. Dat is soms opmerkelijk eng en beklemmend, maar
uiteindelijk toch ook teder. Voor extra effect begon trouwens tijdens de
film mijn scherm te knipperen, om vervolgens uit te vallen. Enhanced cinema
experience.
Labels:
Eskil Vogt,
films uit de jaren '10
La Jaula de Oro
Rail
Away, de tragedie. De reis naar het beloofde land gaat via daken door
diepe mentale dalen. De daken van de goederenwagons welteverstaan,
waarmee Latijns-Amerikaanse armesloebers uiterst traag richting Amerika
trekken. De hoofdpersonages zijn dan al tijden Guatemala uit. (We zien dát land helaas nauwelijks.) Maar Mexico is zoveel
groter en gevaarlijker dan verwacht. Het zijn echt moderne
Steinbeck-taferelen. Het licht van de brandende zon wordt op zo'n treindak slechts verlicht
door kartonnen beschutting en af en toe wat bomen. (Waar je dan weer je
kop niet tegen moet stoten.) De onderlinge saamhorigheid is mooi om te
zien. Ook vanaf de kant van het spoor. De trein wordt met fruit
bekogeld. Zéér welkom fruit. De piepjonge hoofdpersonages zwijgen
vooral; de film had wel iets meer zinvolle dialogen mogen bevatten. Een
jonge indiaan – die geen Spaans spreekt – roept de ergernis op van het
alfa-mannetje van het groepje. Vooral omdat het enige meisje (verkleed
als jongen) het duidelijk wél met de buitenstaander kan vinden. Een
wilde dansscene brengt duidelijkheid. Het is een kort moment van
manische vrolijkheid, na een lange dag hard werken. De asielzoekers
moeten immers op tal van tussenstops klusjes verrichten. Het is slechts
één van de vele vormen van tol die betaald wordt. Pijnlijk.
Labels:
Diego Quemada-Díez,
films uit de jaren '10
maandag 15 juni 2015
20,000 Days On Earth
'Give
us a kiss, just one little sip, sip, sip, before you slip, slip, slip
away.' Het Nick Cave Memorial Museum is eigenlijk slechts geopend voor
één bezoeker: Nick Cave. Identificatie verplicht. De man is natuurlijk
altijd een klootzak in interviews geweest, dus zo'n gek idee is zo'n
pseudo docu-film niet. Laat hem dan zélf maar vertellen wat ie wil
vertellen. Gedurende de film zijn de gesprekspartners slechts aangevers.
Het valt op hoe ongemakkelijk iedereen rond de man is. Dieptepunt is
Blixa Bargeld, die alleen maar lijkt te moeten opdraven om nog maar eens
te verklaren dat het echt niet Cave's fout was dat Blixa vertrok. Écht
niet. Ondanks een hilarisch bezoekje aan Cave's privé-archief is dit
aanstellerige egodocument vooral te pruimen als het over anderen gaat.
Een verhaal over een concert van 'Dr.' Nina Simone komt zelfs twee keer
langs. Een Pluk van de Petteflet-achtige anekdote over een man die zijn
torenkamertje magisch wist te transformeren is het meest aandoenlijk.
Die man was tenminste tevreden met zichzelf, in zijn eigen wereld. Nick
Cave wil zijn eigen wereld enerzijds hermetisch gesloten houden, en aan
de andere kant zijn hele omgeving tót zijn beeld transformeren.
Toegegeven, het is 'm hier weer gelukt. Maar als je het rockster-loopje
van de man ziet, dringt zich de vraag op: gaat het masker ooit af?
Labels:
films uit de jaren '10,
Iain Forsyth,
Jane Pollard
Snowpiercer
'I've had enough of this protein
block bullshit.' In zijn eerste calorierijke Amerikaanse blockbuster
heeft Bong Joon-Ho moeite de eigen toon te raken. Ik vind dat niet zo
vreemd. Zijn bizarre mix van geweld, humor en melancholie wortelt stevig
in de rigide Koreaanse samenleving. Juist daar werken die hysterische
moves. In Hollywood was het allang 'a way of life'. Snowpiercer
cocktailt er op los. Een dystopische actiekomedie met het piekfijne
uiterlijk van een Jeunet-wereld, plus marxistische lesjes als bonus.
Misschien was het allemaal ook gewoon iets teveel gevraagd. Snowpiercer dreigt
echter vooral te ontsporen door het slechte acteerwerk. Een
UNICEF-kalender aan kleurtjes schmiert zich door een trein.
De ijzeren kolos van bovenbaas Wilford rijdt door een bevroren wereld.
We beginnen achterin, waar de uitgebuite Mad Max-wagon in 't gareel
wordt houden. Chris Evans is de held met extreem diepe stem en het
Nickelback-uiterlijk. Hij wil rrrrevolucion. Met hulp van een stonede
Koreaanse veiligheidsexpert wordt de tocht naar de machinekamer ingezet.
De actie knalt ultragrof, maar een tel later is de film vaak een live 'action'
versie van Wall-E of The Lego Movie. De uitleg in de machinekamer is de
verwachte meta. The Wilford of Oz. Bizar én oenig. Of zoals Evans zelf
volkomen overbodig verklaart, nadat ie een gruwelijke anekdote heeft
opgedist: 'I had never seen anything like that.'
Labels:
films uit de jaren '10,
Joon-ho Bong
Fading Gigolo
Een Woody-film.
Van John Turturro. De oude maestro doet zelf gewoon enthousiast mee. Het
zal aan de lage verwachtingen hebben gelegen, maar eigenlijk is Fading
Gigolo niet eens zó slecht. Iets minder slecht in elk geval dan de
bespottelijke titel doet vermoeden... Minder viezig ook. Oké, het is
wel lachen met kiespijn, als Woody dingen moet roepen als 'I'm not going
to touch these kids!', en helemaal aan 't end staat ie zelfs terecht
voor een traditionele Joodse rechtbank. (Zouden we de film dan toch als
een soort boetedoening moeten lezen?) John Turturro speelt zelf de
hoofdrol als bloemist die op aandringen van pimp Woody de bloemetjes
buiten zet. Sharon Stone is gewillige klant, en mag de benen weer over
elkaar slaan. Het 'entertainment'-duo Virgil and Bongo (een veel betere
titel) verbindt hun beider harten aan een jonge Joodse weduwe met een
spleetje tussen de tanden. (Ik verwachtte elk moment een cameo van
Barbra Streisand.) Turturro versiert 'r met zogenaamde wijze
Ladino-wijsheden. Hun aanrakingen zijn stiekem best aandoenlijk. Niet
dat de film verder serieus wordt. Woody kachelt rond met een schare
black kids, die een stel orthodoxen de 'bases' van honkbal leren. 'Which
of these chosen people do you want to play with.' Een Joodse buurtwacht
houdt alles in de gaten. Zijn krulletjes lijken op snoertjes naar een
security-oortje.
Labels:
films uit de jaren '10,
John Turturro
zondag 14 juni 2015
Viva la Libertà
Als
Woody Allen deze film anno nu had gemaakt, zou luide bejubeling zijn
deel zijn geweest. Een return to form. Gemoedelijk, grappig,
intellectueel, maar niet te scherp. En een paar fijne referenties aan
Fellini bovendien. Viva la Liberta is ook alweer de derde film dit jaar
met een dubbelgangers-motief. Het concept is vaker gebruikt in politieke
satire. Being There, done that. De vervanger als een schot in de roos.
Toni Servillo speelt zowel vermoeide oppositieleider als diens
filosofische tweelingbroer. Laatste is net uit de inrichting
vrijgelaten. Maar ja. Je krijgt de man wel uit de inrichting, maar krijg
je de inrichting uit de man? 'Op dit tijdstip kregen we altijd eten in
de kliniek.' Groot voordeel is dat de loenatik-kerel vroeger filosoof
was (een goed vakgebied om bij door te slaan) dus hij praat in
meeslepende Hegeltjes-tegeltjes. In die politieke speeches is de film
verrassend goed. De film is een lange contemplatie op de weemoed van
links. Partijen als Labour en PvdA zijn allang van het padje af. Erger
nog, links zijn is bijna iets om je voor te schamen geworden. (Net als
gek zijn.) In het gewonere schaduw-verhaal is de film wel wat minder. De
politicus belandt nostalgisch gestemd in een Frans
filmmakers-gezinnetje en beleeft daar het Echte Leven dat ie als
workaholic nooit kon hebben. Lief blijft het allemaal wel.. Vrij kunnen
genieten.
Labels:
films uit de jaren '10,
Roberto Andò
Tom à la Ferme
En Dolan hij ploegde voort. Flauw
van me, want ik ben sinds Laurence Anyways om. Ook hier doet hij weer
allerlei interessants, in een heuse suspense genrefilm. Dolan was altijd
al cocky natuurlijk, maar nu is ie Hitchcocky! Begeleid door
Hermanniaans weelderige orkestmuziek dalen we af richting een Canadees
dorpje. Ergens North by Northwest, omringd door maisvelden. De macho
schurk woont daar samen met zijn moeder. Pa is allang dood (hoe?) en
broer is net overleden (hoe!?). Hij was een homoseksuele stadsjongen, en
het vriendje van Dolan. Moeder had géén idee. En alfa-b(r)oer heeft als
de Psycho een hele fantasie-wereld voor zijn geliefde mama geschapen.
Maar wat wil hij nou zélf? 'Je vindt me mooi hè', zegt hij tegen Dolan.
(Die hij trouwens bij hun eerste ontmoeting al in bed agressief heeft
besprongen.) Ja, het broeit weer aan alle kanten. Dolan focust zowaar
een keer níet op de moeder, op wat knipogen na dan. Het
koekoek-haantjesgevecht tussen de boerenzoon en de mysterieuze
buitenstaander neemt al snel Italiaans-sardonische wendingen. Tegen het
einde verliest het scenario wel wat focus. Er is geen echte catharsis,
en ook de entree van nóg een buitenstaander pakt minder spetterend uit
dan gehoopt. Maar dan houden de visuals Dolan gemakkelijk staande.
Priemend als de steel van de schep naast een eenzame boer...
Labels:
films uit de jaren '10,
Xavier Dolan
Abonneren op:
Posts (Atom)