dinsdag 9 juli 2013

The Comfort of Strangers

Venetië is sinds Roegs Don't Look Now de hel voor Britse toeristen. Het waterdoolhof doet ook hier weer zijn werk, wanneer een stelletje de stad voor een tweede keer bezoekt om hun wat ingedutte relatie nieuw leven in te blazen. Dat lukt iets té goed, dankzij een verrassende Christopher Walken. Zijn vertolking van een aanvankelijk zo galante kerel in een duur wit pak is zeer aanstekelijk. Een van zijn allerbeste rollen. Dat begint al met zijn summiere voice-over, die het verhaal op raadselachtige wijze opent. De anekdote keert later als het ware 'in levende lijven' terug, om zo een vroegtijdige cirkel te maken. 'My father was a big man...' De kwaliteiten van The Comfort Of Strangers laten zich verder eenvoudig aan de 'deelnemerslijst' aflezen. Paul Schrader doet de regie, en staat zoals altijd garant voor een intrigerende, nét niet helemaal gelukte film. Het boek is van Ian McEwan, terwijl het tot scenario werd bewerkt door niemand minder dan Harold Pinter. Voeg daar nog een spooky, maar uiterst ambachtelijke soundtrack van Angelo Badalamanti aan toe en je hebt een tripje. Het jonge stel wordt al tegenstribbelend ingesloten en ingepalmd door de Ripley-achtige gentleman. Zijn eega Helen Mirren masseert Natasha Richardson mentaal door zich te láten masseren, en Walken volstaat versus Everett op een nóg directere manier. De aanrakingen triggeren een zinderende sadomasochistische tweede helft van de film, met twee relaties die als dovende kaarsen nog één keer in volle hevigheid opflakkeren.

(Lees vooral ook mijn uitgebreide artikel bij de Subjectivisten over de film en het boek van Ian McEwan)

Geen opmerkingen: