woensdag 31 juli 2013

Raise the Red Lantern

Dé meesterzet van deze film is dat de almachtige meester des huizen nooit goed in beeld verschijnt. Het lijkt de invloed van producer Hou Hsia-Hsien: afstand scheppen om mysterie te creëren, en concentratie af te dwingen. Het geeft de film Hou-vast... Regisseur Zhang Yimou is verder natuurlijk een meer melodramatisch mens, waardoor Raise the Red Lantern ook genoeg opera-schmaltz bevat. De film is een sprookje dat geen sprookje is. Ergens begin twintigste eeuw laat een vrouw (Gong Li) zich uithuwelijken aan een rijke man. De man hééft al drie vrouwen, dus wordt ze de 'fourth mistress'. Iedereen woont in een eigen huis, want geld is er in overvloed. De bedienden doen alles. De vrouwen hoeven slechts te wachten tot de meester ze met een bezoekje vereerd. (Het is dan dat de kreet uit de titel klinkt.) Vanzelfsprekend leidt dit tot een keiharde concurrentiestrijd, waaraan ook een onofficiële vijfde vrouw in niet geringe mate bijdraagt. Raise The Red Lantern moet het hebben van beklemmende herhaling, en bijzonder fraaie shots. Witte winters, blauwe ochtenden, en binnenskamers is Rood de kleur van... Nou ja. Momenten van plezier zijn er nauwelijks. Elke uiting lijkt een stap in de strijd, of het nou mahjong spelen is met wat mannelijke gasten, of het zingen van een Chinese smartlap.

[Rec]

Een unicum, ik sloeg een luide kreet van schrik tijdens deze horror-film! Dan mag je 'm in dit genre dus geslaagd noemen. Zeker als je bedenkt dat schrikmoment niet zomaar uit het niets kwam (zo van 'boe') maar ingebed zit in de geniale slotsequentie. De eindtwist (óók daar dus) kunnen we rustig magistraal noemen. Een verstild moment, duisternis. De tijdelijke rust weg van het luide bloedbad is stiekem toch het engst. De scene maakt uitgekiend gebruik van het feit dat de personages a la Cloverfield en Blair Witch alles zelf filmen. Het rekt het procédé op dat cruciale ogenblik zelfs nog wat op, door óns de beelden te laten zien, terwijl de personages zelf géén zicht op het beeld hebben. De kijker wordt even helemaal alleen gelaten in de horror-wereld van het Barcelonese appartement. Het verhaaltje? Een tv-crew, bestaande uit een Sophie Hilbrand-meisje en een cameraman die nooit in beeld komt, gaat mee op 'missie' met wat brandweermannen. Stom BNN-realityprogramma'tje goes wrong, natuurlijk. Mensen als dolle honden, lijken die van etages naar beneden storten én, heel creepy, de overheid die als de wiedeweerga het appartement afsluit, ondertussen communicerend met megafoons. 'Blijf kalm!'. Jaja.

Les Cousins

Bij Nader Inzien, 'en Français'. Een echt Voskuijliaans periodstuk. Pak de Alka-Setzers er maar bij, de sigaretten, de discussies, Balzac en klassieke lp's. (Niks popmuziek!) De boekhandelaar klaagt al wel dat studenten alleen nog thrillertjes lezen 'ter ontspanning'. Super-intellectueel zijn de jongelui hier dus ook weer niet. Het meisje waar iedereen omheen cirkelt heeft niets van Frida Vogels. Ze doet het met iedereen, en richt dan haar aandacht op het hoofdpersonage, de jonge maagd. Hypocriet vindt diens neef, die als twee druppels water op Dante uit Clerks lijkt... De man schrijdt in lange gewaden door zijn dure studentenhuis. Zijn baardje geeft 'm wat van een Umberto Eco-romanpersonage, en zijn ego is net zo groot als dat van Paul Dehoes. Ook deze man heet Paul trouwens... Aanstekelijk irritante kerel. Het hoofdpersonage woont voor het eerst op zichzelf. Zonder moeder vooral. Meer nog dan een film over de studententijd is dit een steeds melodramatischer wordende karakterstudie van een onzekere jongeling. En de film slaagt daar heel aardig in. De dialogen hadden dan misschien nog wat scherper gekund, de momenten ná de dialogen zijn prima. Hang-overs tussen kapotte glazen. Rommelend met stokoude pistolen in een huis vol historische prullaria. Wagner erbij. Dat kan niet goed gaan.

The Swimmer

Als ik van films én van zwemmen hield zou ik het wel weten. Ik kocht ongezien de poster, voor in de huiskamer. Heerlijke film. Iconisch, decadent, en van de 'wandering kind'. In dit geval dus al zwemmend, nou ja... Burt Lancaster bedenkt dat er een heel parcours aan zwembaden door de villawijk klaarligt, op weg naar huis. Iedereen verklaart 'm voor gek. Maar wat is er nu beter dan een 'onmogelijk project'? Natuurlijk heeft het idee een hoog 'met één been op de stoep en de ander in de goot'-gehalte. Achter de indrukwekkende atletische gestalte van de oude Lancaster zit een hele hoop eenzaamheid en frustratie verborgen. Je zou bijna denken dat ie een etmaal daarvoor zijn kids heeft omgebracht... Uptown kan hij de schijn nog wel ophouden, maar hoe dichter downtown, hoe depressiever hij raakt. (Hij begint er letterlijk van te trillen.) Vóór het zover is herbeleeft hij zijn leven in pool-episodes. De goeie tijden toen er nog centjes en vrouwen in overvloed waren, maar ook kind zijn, puberen. 'You've all grown up' zegt hij verlekkerd tegen het meisje dat ooit op zijn eigen kids paste, en nu een blonde stoot is geworden. Het meisje heeft zo haar eigen fantasietjes over deze suburban stud, maar ook die scene eindigt gelukkig bitter. Enig minpuntje is dat we Lancaster maar zelden echt arthouse-alleen de tocht zien afleggen; als dat eindelijk gebeurt is het meteen het beste psychedelische shot. Maar wat valt er eigenlijk te klagen als de interacties zo mooi zijn als rond het lege zwembad met het fluitspelende bangelijke jongetje. The past inside the present. Meesterwerkje. (En de poster is níet gek trouwens...)

dinsdag 30 juli 2013

The Stepford Wives

Katherine Ross. Er is niemand die zo weinig films nodig had om een onvergetelijke indruk achter te laten. Eéntje, om precies te zijn. Ik moest diep nadenken of ik ze ooit nog elders had gezien  (jawel, die fietsscene in de Sundance Kid!) maar daar bleef het ook bij. Het leuke aan The Stepford Wives is dat het eigenlijk laat zien wat er zou gebeuren als ze niet van het altaar naar de bus was gerend, en gewoon in de suburbs was gebleven. Broeiplaatsen van conservatisme... Vrouwen achter het aanrecht. Dolgelukkig... Stepford-regisseur Forbes overleed onlangs, en teletekst sprak over een sci-fi-klassieker. Lang meende ik dat dat een foutje was... Was dit niet 'gewoon' een satire, waarin twee vrouwen éérst vermoeden dat de mannen iets op hun kerfstok hebben, om later door diezelfde mannen overtuigd te worden dat ze zélf gek zijn. Ik vond het wel een mooie metafoor voor hoe de vrouw eeuwenlang in het keurslijf van het huishoudslavendom is gedwongen. Maar die sci-fi twist komt tóch, en ik weer heel naïef de hints over het hoofd gezien. Misschien teveel afgeleid door Katherine Ross, die er uit recalcitrantie tegen het dorpse patriarchaat bijloopt in bijzonder strakke huid-kleurige jurkjes. Alsof ze zelf alvast maar voor lustobject gaat spelen. Zeer Japanse film eigenlijk, zou zo op een manga gebaseerd kunnen zijn.

Feet First

Net als Mae West is Harold Lloyd een wat vergeten komiek. Hij ontbeert ook nog auteurs-props, omdat hij noch regisseur noch schrijver van zijn komedies was. Al krijg je wel de indruk dat hij net als Woody (en iedere andere comedian van dit type) een 'overdrijving' van zichzelf speelt. In Lloyds geval een brave bleke kantoorklerk met onvermoede acrobatische kwaliteiten. Hij wíl helemaal geen avonturen beleven, maar als er meisjes in het spel komen verandert zelfs de grootste 'dork' in een ambitieuze streber. Harold volgt er een heus cursusje voor. (En orakelt de rest van de film in clichés uit boekjes, een leuke running gag.) In het begin werkt hij als schoenenverkoper (Married with Children!) met de bekende taferelen rond dikke dames. Een carrière van korte duur, want na de cursus belandt hij tussen Oud Geld op een yacht, waar een groot gedeelte van de film zich afspeelt. Gedoe met hondjes, domme matrozen en sigaren. De leukste grappen zitten in een sequentie rond een tijdschrift-advertentie, waarvoor  Harolds cursusfoto is gebruikt. Nu was Lloyd dus in de eerste plaats daredevil, en op het stedelijke stuntwerk is het lang wachten. Maar als hij dan eindelijk los mag is het wel genieten. Denk aan die foto van lunchende bouwvakkers op een wolkenkrabber.

Detachment

Was al smakelijk door Vido gefileerd, maar ik had 'm ook als ramptoerist toch maar niet gekeken. Vervolgens was mijn zusje wél enthousiast – 'al vind jij het vast weer een zesje' – dus moest ik er toch aan geloven. Nou. Wat zullen we eens zeggen. Detachment vliegt in elk geval geestdriftig uit de bocht. Het gangbare deel van het verhaal is een soort Half Nelson, met ditmaal Adrien Brody als goed bedoelende fucked up leraar. Hier zijn twee meisjes die 'aan hem hangen', waarvan het Jennifer Jason Leigh-achtige tienerhoertje het meest typerend voor de film is. Aandoenlijk, maar way too much. De aanwezigheid van Brody lijkt de makers te hebben geïnspireerd tot een heus holocaust lijdensverhaal, wat zoals Vido al aanstipte onwaarschijnlijk overdreven is. De school als de hel op aarde, waar enkel klootzakken en apathische slachtoffers rondlopen. Weemoedige piano-muziek werkt driftig aan noot-kreten. Tegelijkertijd heeft de film iets pseudo-intellectueels, met quotes van Camus en de 'rants' van Brody die als een soort documentair talking head commentaar mag geven. Waar de film wél in slaagt is het maalstroom-effect. Zo zijn er vele ultrakorte flashbacks naar Brody's fucked up jeugd. Door de sneeuw en het geweld van de herinneringen moest ik aan Affliction denken.

Dark Star

'For your listening enjoyment, we now present The Barber of Seville, by Rossini.' Een van de leipste sci-films aller tijden, ongetwijfeld. Ik herinnerde me ineens dat Kevin Smith ook een echte space-film in de steigers had staan (of heeft ie 'm al gemaakt?). Hij zal deze ter inspiratie moeten bekijken. Dark Star is niet eens 'haha'-grappig, maar de situationele komedie is leuk genoeg. Het is alsof The Eagles in een ruimteschip zitten, ik verwachtte een cameo van Joe Walsh... Een groepje mannen met seventies-baarden cruiset in hun Dark Star ergens heel heel ver van hier. De verveling en depressie hebben allang toegeslagen. Die fopsjop-nepbrillen blíjven niet grappig. Het tofste personage zit daarom maar op het dak van het ruimteschip naar de sterren te kijken. De nieuwe kapitein (de vorige is 'dood', nou ja...) zou dat ook wel willen maar probeert het schip nog te runnen. Bezigheden? Verdachte planeten opblazen. Sergeant Pinback (jawel nóg een band die vernoemd werd naar de film) zoekt liever naar buitenaards leven, maar de kapitein weigert. Begrijpelijk wel als we later het ruimteschip-huisdier zien.... Goofy dus. Ik heb het nog niet over de pratende bom gehad, het meest Kubrickaanse idee van de film. Maar het einde is plots verrassend gevoelig. De scene met de 'dode' kapitein, en de veel te korte slotscene. Eindelijk vrij dude!

maandag 29 juli 2013

Z

Film die brandt van woede, opgebouwd rond het 'revolutionaire' jaar 1968. Ik moet zeggen, inmiddels toch een beetje een vergeten periode. Kaltgestellt door de economische successen van daarna (waarvan de babyboomers zelf het hardst profiteerden...) Z maakt mooi duidelijk welke ancien regime-achtige conservatieve krachten de boel destijds Europa in toom hielden. (Zoals altijd...) Het niet bij naam genoemde land uit de film moest – dacht ik – een dystopie van Frankrijk voorstellen, lijkt meer op Franco's Spanje, en blijkt bij nader inzien Griekenland... Hoe dan ook. Een linkse politicus (Montand) houdt een speech (daarbij voortdurend tegengewerkt) en na afloop wordt er een aanslag op hem gepleegd. De ME staat erbij en kijkt ernaar. Grote woede bij de altijd amusante Charles Denner (als advocaatje) en zorgen voor Trintignant als de Heino-achtige procureur. De machthebbers hebben geen zin in een uitgebreid onderzoek, maar Trintignant zet door. Er ontstaat een caleidoscopisch verhaal, vol korte flashbacks. Soms drammerig, vaak wat saai. Het deed me wat denken aan Il Divo, maar hier is geen Andreotti als blikvanger. De bad guys zijn overal, en hebben het volk volledig doordrenkt met haat voor de 'commies'. De Z van Zeitgeist wordt zonder meer gevangen.

Ugetsu

De typische Noh-muziek (met de verbaasd stijgende hooooo-kreetjes) zet meteen de toon. Dit is een ouderwets ingewikkelde Japanse film, zo'n film waarover slimme mensen nog veel slimmere stukjes schrijven. Mij viel aanvankelijk vooral op hoe Shakespeariaans het allemaal is. Daarmee wil ik niet zeggen dat die man alles heeft uitgevonden, juist dat er ook een soort universele sprookjestaal is, vol van geesten en voorspellingen. In het mooiste moment van de film varen de hoofdpersonages (twee echtparen en één kind) op een mistige rivier. Het lijkt wel alsof ze de Styx oversteken. De grens tussen dood en levend vervaagt. Tot dán was er nog helemaal niets metafysisch gebeurd maar de associaties die de rivier oproept blijken correct. Het viertal personages wordt van elkaar gescheiden. De mannen lijken al hun dromen waar te maken, de vrouwen krijgen het almaar moeilijker. De ene man droomt van grootse samoerai-daden. De andere man (een pottenbakker)van rijkdom en status. Hij wordt ingepalmd door een mysterieuze Lady. Het is allemaal too good and too surreal to be true. Het lastige aan Ugetsu is de uiterst economische vertelstijl. Dit is geen Kurosawa-epos zoals Ran. De korte film doet niet aan introducties, en beent de verhaallijntjes en personages tot op het bot uit. Voer voor literatuurwetenschappers.

The Black Stallion

Zeker beter dan associaties met Black Beauty doen vermoeden, The Black Stallion is een opvallend landerige film, ik zie zo een remake van Studio Ghibli voor me. Eenzelfde rust, prominente muziek, en tijd om te genieten van natuurschoon. De openingsscenes zijn nog het Spielberg-spannendst. Een Arabische schurk, een Arabisch paard, en een jongetje daartussenin. Er is tijd voor één dialoog met goklustige pa, maar dan breken Titanic-toestanden uit; claustrofobisch duister in beeld gebracht. Een groot contrast met het eiland waarop het jongetje belandt. Hij vergeet het paard Vrijdag te noemen, maar idyllisch is het wel. (En schijnbaar overleeft het mannetje probleemloos.) De film volgt heel mooi een soort kinderlogica. Het is één grote jeugdige egotrip. Het eiland is voor het mannetje dus al een peulenschil, op school wordt hij onthaald als een held (en hij hoeft er kennelijk nooit meer naar terug) en dan rest slechts nog even de Grootste Paardenrace van het jaar winnen! Als tienjarige. Waarom niet. Een beetje hulp krijgt van Mickey Rooney, voor eeuwig éérst die Chinees uit Breakfast at Tiffany's, en hier smakelijk morsig op dreef. Even wordt het onbedoeld creepy, als Rooney maar doorzemelt over 'this is our secret'. Zeker omdat het kereltje de ganse film núl dialogen met leeftijdgenoten voert. Maar ja, het kind denkt gróót hè.

Death Laid an Egg

Dooier dan een ei. Dit moet de enige giallo-film zijn met een uitgebreid kippen-thema. En daarmee doel ik niet op de dames, hoe hard seksbom Ewa Aulin ook haar best doet, als heupwiegende fladderaar, die bij een rijk echtpaar is gecrasht. Jean-Louis Trintignant runt science fiction film-waardige kippenfarm. Volledig geautomatiseerd, en met bossa nova muziek om de beestjes happy te houden. Ondertussen voert een assistent in het lab experimenten uit. De film is ruim veertig jaar oud, maar de kweekvlees-thematiek is eigenlijk helemaal van nu. Het is bijna vreemd dat het nog altijd niet bestaat. Kippen zonder kop. Puur vlees. Er duikt een pr-mannetje op, die een campagne moet verzinnen. ('De kip als alledaags persoon'!) Ondertussen introduceert hij decadente Antonioni-spelletjes. Het doel is Trintignant van zijn stokje te doen vallen, en zijn echtgenote te plukken. Dat lukt smakelijk goed. Of toch niet? Hoe dan ook, Bruno Maderna krast, kakelt en prikkelt er op de volkomen ontspoorde soundtrack heerlijk avant-garde op los. (Zoals mensen 50 Cents platen draaien 'voor de beats', kun je giallo kijken voor de soundtrack.) Maar serieuzer, Death Laid Aa Egg is een maffe maar fijne film. Iets minder warrig richting het noir-einde en het was een classic geweest.

zondag 28 juli 2013

Levity

Stond een lollige recensie in de Vice over de nieuwe Besnard Lakes, waarvan het geluid werd omschreven als het moment in een Amerikaanse indiefilm dat de circusdwerg vrede sluit met zijn leven. De soundtrack van Levity is van de hand van Mark Oliver Everett (Eels) en zit in dat straatje. De film zelf is van het niveau Finding Forrester of Being Flynn. Lief maar met een soort nepperige kleinschaligheid. Zo is er wél een pak grote acteurs opengetrokken (Morgan Freeman, Holly Hunter, Kirsten Dunst) die met geld van Montreal (waar de film werd geschoten) allemaal op de automatische piloot spelen. Allemaal? Neen. Een onherkenbare Billy Bob Thornton (met lang grijs haar, even apathisch als J. Mascis) doet in de hoofdrol zijn best. Hij brengt toch altijd intensiteit mee. Ze laten 'm in de openingsscène los uit de gevangenis, waar hij voor een enkelvoudige roofmoord voorgoed vast dacht te zitten, wat me overdreven lang lijkt. Hij wekt de indruk geen flauw idee te hebben wat ie moet met zijn leven, maar belandt wél linea recta in de armen van de zus van zijn slachtoffer. Yeah right! Alle puzzelstukjes komen bij elkaar in een soepkeuken voor zwervers, zodat het krasjes vergelijken der goede harten kan beginnen.

Only Yesterday

De titel verklapt het al. Dit is onversneden nostalgie van Studio Ghibli. Inmiddels heb ik er toch heel wat gezien, de schtick is al lang en breed duidelijk, en toch werkt het weer. Het gepingel op de piano, ecologie, treinen, en een alledaags nerdy meisje dat gewone gezinsdingetjes beleefd. Aanvankelijk lijkt het lukraak reminiscen te worden. Het Anne Frank-achtige meisje (precies een kleuterfoto van mijn moeder) groeit op in de sixties. Haar zussen zijn ouder en into the Beatles, maar zijzelf is nog 'ongerept' voor trends en fashion, zoals ze zelf zegt. Op school bakt ze niets van wiskunde, en droomt ze van een jongen die excelleert in honkbal. ('Hoewel ik niets van honkbal wist, zag ik dat ie superbe was'.) Dan komt, een beetje uit het niets, de oudere versie van het meisje het verhaal in, en begint er in het 'nu' (het jaartal is onbestemd) een verrassend uitgebreid verhaal, rond een vakantie in de countryside, en een aanstekelijk verlegen 'organic farmer' met Bulgaarse folktapes. De basisschoolherinneringen worden flardjes, als een laatste keer terugkijken voor het boek der jeugd dicht kan. Een paar mooie voorzichtige dialogen maken het af. Ook het eten van een 'echte' ananas vergeet je nooit meer, en is heel herkenbaar. Het slotliedje (Een Japanse 'Some say love is a river...') zet het puntje op de i. (Van Ghíbli, ofzo.)

Wake in Fright

Akelig goede Australische seventies-film, ook daar dus de golden age der cinema. Wake in Fright is zo'n film waarin het hoofdpersonage in de cel die de wereld heet gevangen zit. Zelfs in de ultieme ontsnappingsdaad faalt hij. In de openingsscène zien we de Lawrence of Arabia meets David Bowie-achtige man de tijd wegzwijgen tot de les voorbij is. Hij is leraar in de outback, en blij dat het schooljaar om is. Via het kleinste treinstationnetje uit de filmgeschiedenis zet hij koers naar de bewoonde wereld. Ver komt hij niet. Het eerste wat grotere stadje dat hij tegenkomt – dromend van Sydney – zuigt hem naar binnen, en laat hem niet meer gaan. De eerste poortwachter is een oververhitte receptioniste en zij zet de toon voor waanzin. Net als James Caan in The Gambler raakt de docent in de ban van een uiterst simpel gokspelletje. Het gokken is echter slechts een van de vele excuses voor drank. Nagenoeg de gehele rest van de film is één groot drankgelag. Cassavetes had het niet beter gedaan. En waar bij hem de drinkebroers nog vrienden zijn, is daar hier echt geen sprake van. De 'little devils' blijven hun nieuwe kompaan maar glazen brengen, en met zijn allen belanden ze van de ene in de andere trashy situatie. Marianne Thieme mag de film absolúút nooit zien, want ze zou voorgoed getraumatiseerd raken. De mededeling in de aftiteling wrijft slechts zout in de wonden. Bier, pillen, geweren, hitte, kangoeroes. Het is intens.

Broken Circle Breakdown

Seks en kanker gaan sinds Turks Fruit al goed samen, en Van Groeningen gooit de ultieme melodramatische consequentie in de mix: een kind. Het eerste uur werkt het zakdoekjesfeest prima. Je moet wel een hart van steen hebben om niet geraakt te worden door de toestanden. De muziek is ook al een slim idee. Kennelijk is er genoeg tijd voorbij gegaan sinds O Brother Where Art Thou, hoewel ik zelf die associatie nog niet helemaal kwijtraakte. Bluegrass-traditionals, on screen vertolkt, want het stel zit samen in een bandje. Drie keer raden wanneer 'Go to sleep my little baby' klinkt. Tot dat moment is er niets op de film aan te merken, het is prima in beeld gebracht vakwerk. Maar we zitten pas op de helft er is nog bijna een vol uur te gaan. Van Groeningen begint doodleuk opnieuw op te bouwen, naar wéér een gebroken cirkel, en nóg meer ellende. Zonde. Wat raakt er nu meer dan een verloren kind? Als de film nou over hoe het stel sámen met het verlies dealde ging. Nu beginnen beide op nogal afstandelijke wijze te flippen. (De man doet een paar goeie maar behoorlijk overbodige anti-religie rants, waarin hij opeens als Theo Maassen klinkt.) Ik geloof best dat je in je eigen pijn vlucht, maar voor de film had de man moeten zíen hoe moeilijk zijn vrouw het had. En dat ze hem dan tóch ontglipt.

zaterdag 27 juli 2013

The Great Yokai War

Een heuse familiefilm van Takeshi Miike. Ik dacht dat houdt hij nóóit vol, en in het begin komen er inderdaad ook wat Pan's Labyrinth-achtige enge scenes in voor, maar al gauw mildert de toon voor een vrij saai reuze-Pokémon-gevecht. Het wattige Never Ending Story-jongetje van dienst mag, zoals vaker in dit soort films, niet veel meer doen dan 'woah' en 'oh nee!' roepen. Hij belandt via een mysterieus boos ('neem het eerste pad links') en een autobus in het doldwaze avontuur. Zijn trouwste hulpje is een soort cavia-kat. Net zoals elk braaf prepuberaal jongetje houdt het mannetje vooral van pluizige beestjes. En zijn zus. Het beestje geeft Miike dan weer de kans op zijn trademark-plasgrapje. Andere Yokai (sprookjesbosgeesten) zijn onder meer een Donkey Kong-achtige schreeuwlelijk, een Wizard of Oz-leeuw, en knappe riviernimf, die omdat ze vroeger benen van stro had nu waarschijnlijk helemaal geen broekje meer aan heeft... Onder de 'bad guys' valt vooral een soort Lady Gaga op. Van noemenswaardige dialogen is verder geen sprake. Alle wezens melden zich na een tijdje voor het grote knokfestival, en op de soundtrack klinkt iets tribaals dat aan Björks Earth Intruders doet denken. Het échte popliedje komt later alsnog, en is het lolligste moment van de film. Boontje komt om zijn loontje.

Spur der Steine

Uitstekende Oost(!)-Duitse film, waar ze in de jaren '60 dus best in staat waren een kitchen sink drama te maken. Wel met een geheel eigen 'dialectische' twist natuurlijk. Spur der Steine is kritisch, zonder dat het erin geramd wordt. Er wordt zelfs enthousiast aan de heilstaat gebouwd. Toch is het niet moeilijk het SGP-gehalte van de hele beweging in te zien. In feite is er geen verschil met de streng gereformeerden uit de 17e eeuw, die zichzelf ook boven het gewone volk achtten. (Tekenend is dat met 'Parteilosen' 'de mensen' wordt bedoeld.) Ondertussen nemen de Partei-leden vooral élkaar de maat in ein-de-loze vergaderingen, met beschuldigingen van Karriesmus, en de bekende staaltjes Zelfkritiek. Vergist u zich echter niet, dit is géén droge film. Er zijn een paar prachtige personages. Eerst en vooral de rebelse 'Balla'. Hij is de ringleader van een bouwvakkers-gang die zich uitgedost hebben als Western-helden. Balla lijkt op Elvis himself. Niets is de man meer waard dan zijn slechte reputatie, maar in de loop van de film raakt hij in de ban van de 'kleine Cheffin'. Een nieuw aangekomen Partei-meisje uit het 'directie'-kader. Zijzelf krijgt (terwijl Balla om haar heen vlindert) ietst met een ander Partei-lid. Die is echter al getrouwd. Foei! Het begin van vele problemen, die natuurlijk volkomen universeel zijn. Het meisje maar wachten tot haar minnaar zijn vrouw zal verlaten. 'Over een paar maanden misschien.' Balla smeekt haar ondertussen met hém mee naar de film te gaan. 'Met jou ga ik zelfs naar een DEFA-staatsfilm.' (Der Spur der Steine ís er een hè...)

Two Years at Sea

O dus dát doet Sinterklaas de rest van het jaar. Scharrelend rond een aftandse caravan spendeert een Moondog-achtige kerel zijn dagen in volstrekt lege contemplatie. Two Years at Sea is zelfs voor een handelingenfilm extreem minimalistisch. De man komt géén andere personen tegen, mompelt hooguit wat onverstaanbaars tegen zichzelf en beleeft ook geen enkel avontuur. Tel daarbij op dat de beelden met aftandse camera's zijn opgenomen (als een soort knipperende toverlantaarn) en je hebt in elk geval een unieke kijkervaring. Meer museum-installatie dan film. Zeker het eerste half uur is haast 'cosy'. De man knerpend door de sneeuw, en dan thuis provisorisch douchend. De stoom komt bijna het beeld uit. Even later is de sneeuw weg en zit de man een beetje te kamperen voor zijn caravan. Ultieme onthaasting. The Last Man on Earth. Tegen de tijd dat hij in een bootje gaat vissen (áls ie dat al doet want het shot is van ver) slaat de verveling wel toe. Er gaan misschien wel drie minuten voorbij terwijl het beeld gewoon bevroren lijkt. Man in bootje. Man in bootje. Man in bootje. Gelukkig draait hij af en toe nog wel een leuk liedje. En nog best vrolijke, op de soundtrack had ik in eigenlijk best wat Orphax-drones willen horen, voor een meer apocalyptisch gevoel.

Monster

Behalve Ebert weet iedereen dat een film met het lieve kleine wezentje Christina Ricci ná The Opposite of Sex (of was het al na Casper het Spookje?) gegarandeerd verschrikkelijk is. Toch zette Ebert Monster op 1 in 2003. Het is zijn goede hart weer hoor. Dit is een 'mensen zie wat prostitutie met je kan doen'-film. Charlize Theron speelt met 110% inzet, en 0% effect een gestoord straathoertje, dat in het jonge ding Ricci haar redding begint te zien. Voor de rol is Theron lelijk gemaakt, wat nog vele malen erger is dan dóen alsof het personage lelijk is terwijl je het door een knappe actrice laat spelen. Theron is aangekomen, trekt rare bekken, en heeft waarschijnlijk voor elke draaidag flink in de grime gezeten. Ze is onherkenbaar, maar ook Little Brttain-hilarisch. Haar personage (en dat is 85% van waaruit de film bestaat) overtuigde me niet, in wat ze ook doet. Zelfs niet als barhanger. Daar duikt trouwens ook een Einstein-verwaaide Bruce Dern nog een paar keer op. (Zelf ook een garantie voor ráre films.) Aanvankelijk is de relatie van de hoer met het jonge meisje nog wel amusant. Het vonkt in de rollerdisco; twee eenzame zielen die elkaar nodig hebben. Al snel loopt de boel uit de hand, terwijl Ricci nauwelijks meer mag doen dan toekijken terwijl Theron op een 'vrouwen die mannen haten'-missie gaat.

vrijdag 26 juli 2013

La Mujer sin Piano

Door de associatie met La Mujer Sin Cabeza verkeerde ik een tijdje in de veronderstelling dat dit een Argentijnse arthouse-film was. Maar waarom was de sfeer dan zo koeltjes? Bijna noordelijk Europees, met Kaurismaki-losers in kalme donkere shots. Het blijkt dan ook een Spáánse film, en een interessante! Een vrouw van middelbare leeftijd werkt in een schoonheidssalon (ze bedient het laserapparaat dat haarzakjes kapot 'piept'). Thuis voelt ze zich vooral ongemakkelijk, en na een tijdje blijkt waarom. De vrouw heeft continu een 'piep' in de oren. Op dat moment zou de film aan een psychologische tragedie kunnen beginnen, als een soort Safe. Maar de film neemt de afslag der verwondering, en de vrouw trekt de uitgestorven nachtelijke stad in. Dan komen we echt op mijn filmterrein, Alex Cox' Three Businessmen is niet zo ver weg meer. Establishments waar het personeel verdwenen is (of de vrouw afsnauwt.) Veel brandy. De vrouw ontmoet een verwante ziel, een Pool die niets anders wil dan 'dingen fixen'. Of hij uit de psychiatrische inrichting is weggelopen is onduidelijk. maar dat beide hoofdpersonage kronkels in de kop hebben is zeker. Deze film had gerust óók La Mujer sin Cabeza kunnen heten. Het momentje mét piano is trouwens ook raak.

Police

Zoveel verschil is er niet tussen Dépardieu die hosselaartje Loulou speelt, of een Parijse agent. En dat is dan ook het punt van deze film. De twee werelden raken haast achteloos (of logischerwijs?) verknoopt, misschien nog het best geïllustreerd door het geweldige Pacino-achtige advocaatje, dat in de loop van de film een oorbel neemt, en zich als een vis in het water dénkt te voelen tussen de Tunesische drugsrunners. Hij piept later wel anders. Goeie zijlijn, in een prima film. Wat gestileerder dan gebruikelijk bij Pialat, meer een donkerblauwe noir. Iets van Theo van Goghs verboden multiculturele liefdes zit er ook in. Pialat had het vroeg in de smiezen. Het vonkt op alle mogelijke manier tussen de Arabieren en de blanke lokalo's. (Enkel de islam speelt nog geen rol...) Dépardieu stort zich gedurende de film letterlijk op elke vrouw die hij tegenkomt, wat eerst nogal overdreven en ongeloofwaardig lijkt, maar langzaam maar zeker in de juiste tragische banen wordt geleid. Bovendien is Pialat belachelijk goed geil in seks die nét niet kan. Depardieu met Sandrine Bonnaire, het tienerhoertje. Depardieu met een Arabische schone (tevens verdachte). Op het bureau! Pialat was ook de eerste van vele filmmakers die de kracht van díe Gorecki-compositie inzag. Van mij hadden de schellen van Depardieu's ogen het hele nummer lang mogen vallen.

I'm No Angel

Mae West, was dat geen sigarettenmerk? Jarenlang films kijken, en pas nu verschijnt een van de beroemdste comediennes uit de eerste helft van de twintigste eeuw op mijn scherm. Ze is in de vergetelheid geraakt, en zo vreemd is dat niet. Het ligt er allemaal wel dorpstoneel-dik bovenop. Het loopje! Toch was West invloedrijk, als onverbloemd burlesk seksueel 'wezen'. David Thomson zei: 'ze geeft altijd de indruk dat er een orgie gaat beginnen zodra de camera uitgaat'. Een vrouw met de touwtjes in handen, ze schreef bijvoorbeeld haar films zelf. 'It's not the men in my life, but the life in my men!' Ik ben een biografie van Colonel Parker aan het lezen, en hij zou zich thuis voelen in de setting. Shysters en sideshow men, hosselend op een kermis. Helaas zien we de jongen met het lijf van de schildpad nooit ('hij speelt de zither!') want het gaat natuurlijk om de heupwiegende main attraction. Leeuwen- en mannentemster West is de gewiekste gold digger die kerels op (andere) gedachten brengt: 'I changed my mind'. West: 'Well does it work any better now?' In de tweede helft van de film draaft Carey Grant op (die is dan weer níet vergeten) als de rijkste dus beste prooi. West verandert in een society dame, daarmee geholpen door een paar Afro-Amerikaanse yes-memmende maids, die maar blijven giechelen.

Mississippi Burning

Roger Ebert was natuurlijk een man met een groot hart, en het zou me daarom niet verbazen als je beter de nummers 2 uit zijn jaarlijstjes zou kunnen kijken. Voor deze nummer 1 heeft hij weer voor een historisch verantwoord, politiek correct, maatschappelijk belangrijk, maar uiteindelijk niet al te boeiende racisme-film gekozen. (Niet voor niets vond hij The Color Purple ook een nummer 1 spot waard.) Misschien ben ik afgestompt, maar waar ik wél werd geraakt door het persoonlijke 'huidskleur'-drama Imitation of Life, doet de massale KKK-ellende me minder. En er komt toch genoeg gospel-muziek langs om de tranen af te dwingen. Willem Dafoe speelt de hoofdrol als FBI agent die in de sixties naar Missippi afzakt om wat verdwenen civil rights activisten te zoeken. Dafoe is zo jong dat zijn markante lijnenkop nog in aanbouw is, en hij zelfs wat weg heeft van Matt Damon. Hij wordt bijgestaan door het cliché van de cynische oudere agent, vertolkt door Gene Hackman. Hackman is goed op dreeg, met name tegenover Frances McDormand. De 'Hoover Boys' worden tegengewerkt door de stuk voor stuk lelijke hicks, die een hekel aan 'commies, atheists and niggers' hebben. Dat laatste is eigenlijk vreemd, zo godsvruchtig zijn beide. De boodschap van de film is bitter, uiteindelijk moeten de FBI'ers hun principes laten varen om de schurken te vangen. Niet iets waar Amerikanen verder moeilijk over doen...

donderdag 25 juli 2013

Family Plot

Hitchcock maakte films in zes (!) decennia, en Family Plot was de allerlaatste, diep in de jaren '70. Het is een amusant en waardig ererondje geworden. De meester wordt geholpen door een luxueuze cinematografie, die past bij het ouderwets onzinnige plotje rond juwelendieven. De twee dieven voeren onnavolgbaar succesvolle heists uit, waarin de vrouw van het tweetal optreedt in een soort The Bride Wore Black meets Billy Wilder-pruiken-vermomming. Het is echter een ander tweetal dat de film máákt. Het simpele feit dat Bruce Dern (jawel!) in een Hitchcock-film speelt zorgt voor een grote grijns. En dan is hij ook nog een shabby taxichauffeurtje. In een plotseling shot zit hij zonder shirt (maar mét taxipet op) met zijn liefje (Barbara Harris) te kibbelen. Het tweetal voegt elkaar de hele film seksistische grappen toe. Harris is overdadig in alles (Geld! Seks!) en eet met smaak een hamburgertje. Ook dít tweetal doet aan heists, maar wel van beduidend minder niveau. Harris speelt voor 'psychic' om oude weduwetjes wat geld af te troggelen. Een zo'n sessie vormt het verbindingselement tussen de twee stellen, en zorgt zo voor een knotsgek auto-Duel, zó goedkoop in beeld gebracht dat het wel expres moet zijn. De associatie met Spielberg-popcorn zit trouwens ook al in de leuke soundtrack van John Williams.

Juha

En daarmee zijn mijn Kaurismakiekjes compleet. Toepasselijk dat de allerlaatste een echt buitenbeentje in zijn oeuvre is. Een decennium vóór The Artist had Aki dus al hetzelfde idee. Een film in 'zwijgende' stijl: zijn eigen Song for Two Humans, hoewel een en ander zich trouwens wel afspeelt in betrekkelijk moderne tijden, met koelkasten en sportkarren. André Wilms komt de film binnengereden in een blinkende bolide die tot zijn genoegen meteen stuk gaat. In het boerendorpje staat Kati Outinen namelijk Russisch revolutionair te wezen, met hoofddoekje en de blik naar boven. 'Wat doe je met zo'n oude man' vraagt Vilms haar. Even later zijn ze ervandoor. Eerst wordt er nog gerollebold in Casque d'Or-stijl (de bloemenblaadjes leken me een ode aan oude Japanse cinema), maar wat later ontpopt Vilms zich als een smakelijk (en dat geluidloos!) lachende loverboy. Amusant wel, maar er moet worden opgemerkt dat juist in deze prent de muziek niet zo best werkt. Aki koos voor een poppy bandgeluid, dat tegelijkertijd iets MIDI-keyboards-suf heeft. Kortom, zijn gebruikelijke dweilband-sound. Ik weet het niet, als het bandje in de slasherige finale vol dutch angles wordt ingeruild voor conservatieve strijkers vond ik dat plots een stuk beter passen. Nu klagen mensen áltijd over de soundtracks van silent movies...

Contre-Enquête

Degelijk Frans filmpje dat het als een soort oude Siegel-noir moet hebben van 180 degrees plotwendingen en een zekere 'rechtsheid'. Goeie personages zijn er niet. Aanvankelijk lijkt de film zelfs erg clichématig. De dochter van een agent wordt vermoord. De dader wordt snel gevonden. (De politie is natuurlijk extra gespitst op resultaten...) En vervolgens gaan we van 'un ans plus tard' naar een 'un ans plus tard', zonder dat er veel gebeurt. Op dat moment vermoedde ik nog dat de film over rouwverwerking zou gaan, of iets dergelijks, maar de agent en zijn echtgenote gaan ogenschijnlijk gewoon door met leven. Dan begint de dader de agent brieven te schrijven. (Zou dat echt kunnen?) Plots krijgt de film Cees B. en Wik H.-trekjes, en stijgt het niveau. Is de dader wel de dader, of is er nog een andere Fourniret langsgekomen? De agent doet (waarom niet) zelf het onderzoek, dwalend door de bosjes van het plaats delict, en komt genoeg interessante typetjes tegen. Jammer is het ontbreken van een sterke vrouw, als je je dan toch op noir-terrein begeeft... Nu zijn de dames allemaal slachtoffers.. De twists aan het eind maken dat echter goed. Blijft verder een film van TBS-niveau, hoor.

Onder Ons

Beetje verraderlijke Nederlandse film. Aanvankelijk lijkt ie erg sterk. De paranoia van de suburbia, daar leent ons landje zich prima voor. God mag weten in welke half afgebouwde nieuwbouwwijk ze Onder Ons hebben gedraaid, maar de kille architectonische vinex-hoogstandjes werken perfect. Het shot van Brasserie Bakboord alléén is al een goede reden om de film te kijken. Heel creepy. Binnenshuis leeft Rifka Lodeizen zich uit als de typische moderne Nederlandse vrouw. Het type dat zélf de tegenspraak organiseert, waar ze vervolgens absoluut niet naar luistert. Softe toestanden met een volslagen anonieme echtgenoot, en een giga-grote foto van Het Kind aan de muur. (Kinderen zijn de nieuwe iconen...) Er is een tweede op komst, en dus wordt er een Poolse au pair binnengehaald. Er iets dat au pairs perfect geschikt maakt voor horror-films, al schiet me geen ander voorbeeld te vinden. Jonge meisjes (overspel met de verveelde papa's hangt permanent in de lucht), conflicten met jaloerse carrièremoeders. Gaat u maar los! En juist dat gebeurt niet echt. Ik (of 'wij' als cinema-liefhebbers) hebben toch echt teveel Haneke en andere uitgebeende shit gezien om met dit soort pseudo-diepzinnige structuur-gegoochel weg te komen. Marco van Geffen zet de set-up klaar, maar weigert zijn personages eens echt te gaan prikkelen. Het slot is zelfs tv-film flauw.

woensdag 24 juli 2013

Hoop Dreams

 
Om stil van te worden. Vervlogen dromen. Al die hoop van vroeger, wat is er van over? Twee arme jongens proberen het eind jaren '80 te maken in het basketbal. Ik heb me vaker verwonderd over het Amerikaanse sportsysteem, en ook hier is de koppeling met educatie eindeloos fascinerend. Het fanatisme dat al van middelbare school-teams in shabby gymzaaltjes wordt geëist, maar ook de media coverage, ongelofelijk. Alsof een Nederlandse krant kolommen vol aan een schoolvoetbaltoernooi zou besteden. Scholen die op pleintjes gaan scouten, om dan geld (voor de opleiding!) en fame (voor de resultaten) te incasseren, en jongens weer te dumpen zodra ze niet meer bruikbaar zijn... Spike Lee flitst nog even langs en draait natuurlijk niet om de harsh truths heen. De jongens zijn pionnetjes in een geldmachine, waarbij de kans op een opleiding eerder een excuus is. Als donkere jongen mag je eigenlijk alléén via basketbal ontsnappen. Het is dat, of crack dealin. Want ja, die verleiding is overal. De graatmagere verslaafde vader van een van de twee jongens is het wandelende bewijs... Bij de andere jongen staat een broer in de weg. De inmiddels Kluivert-pafferig geworden broer hád het kunnen maken. Nu moet de volgende het dus doen. Het systeem wringt 'm ondertussen óók nog uit. Een van de beste sportdocu's aller tijden maakt stiekem een beetje cynisch over sport. Je verpleegster-diploma halen, dát is een reden voor blijdschap.

Chocolat

Wéér een Claire Denis-film om door een ringetje te halen. Haar beste Afrikaanse film, ongetwijfeld. En dat voor een debuut. De regisseuse groeide zelf op in West-Afrika (in een koloniaal gezin) en haar ervaringen vinden hun weg in een fijngevoelig en subtiel verhaal. Afstand, dat lijkt me het cruciale begrip hier. De blanke Fransen zijn op unheimisch grote afstand van huis, en houden op de nieuwe locatie dan weer afstand van het échte Kameroen. Koloniseren is een soort kamperen voor gevorderden, voor mannen vooral. Kerels in kaki pakjes die zich koning kunnen voelen. De kern van Chocolat wordt gevormd door de 'vriendschap' tussen het piepjonge alter ego van Claire Denis én een jonge bediende. (Isaach de Bankolé, meer dan ooit man van staal.) Dankzij de jeugdigheid van het meisje is er tussen het tweetal eindelijk wél ongedwongenheid in doen en laten. Géén geforceerde afstand. Raadseltjes, broodjes mieren (!) en de kleine pleziertjes als er eindelijk iets gebeurt in de middle of nowhere. Moeilijker gaat het tussen Isaach en de jonge moeder van het meisje. Erotische spanning, trots en verveling, ze gaan niet samen. Lont in het kruitvat vormt een Conradiaans groepje gestrande reizigers. De koffieplanter met zijn lokale 'huishoudster', de “gek” die waarheid schreeuwt, de zieke piloot (drank?), ze zijn er allemaal. En iedereen brandt uiteindelijk zijn vingers, in burnin' Africa. Mooi.

Ulee's Gold

In Ruby's Paradise was regisseur Nunez ook al goed met every day life baantjes, en de kern van het veel sentimentelere en 'filmavontuurlijkere' Ulee's Gold bestaat weer uit een fraai stukje ambacht. Apicultuur. Oftewel, de imker en zijn bijen. Peter Fonda speelt een oude bijenhouder die in zuidelijk Amerika verschillende zwermen houdt. Alle activiteiten komen langs, van het bekende gedoe met 'de rook' en het verzamelen van de raten, en - dat had ik nog nooit had gezien - het machinaal 'extracten' van de honing. Fraaie natuurplaatjes uit de bossen van Florida, een film lang. Fonda zou graag kluizenaar zijn, maar de Vietnam-veteraan zit opgescheept met de dochters van zijn zoon. Jessica Biel pubert fraai en het jongste kind treurt om haar verdwenen pa (gevangenis!) en ma (verslaafde). Al die familieleden gaan natuurlijk toch weer een rol spelen in het leven van de imker, inclusief de criminele connecties van zoonlief. De imker moet op pad om de vriendin van zijn zoon te redden, iets wat hij liever niet zou doen en zij aanvankelijk ook helemaal niet wil. Het levert wel een ontmoeting op met de overbuurvrouw (tevens verpleegster). Het is het minste lijntje in de film. De taferelen met de criminelen en een verdwenen buit zijn wél behoorlijk spannend. Het is niet zo moeilijk te raden wáár het bankgoud verborgen is trouwens... Mooi detail: de hele film dacht ik, Tupelo Honey, die term heb ik eerder gehoord. Klinkt er tijdens de aftiteling een fraai liedje. Van Morrison.

Giliap

Tweede film van Roy Andersson, en de laatste die hij maakte voor hij zich een kwart eeuw niet meer aan speelfilms zou wagen. De kritiek was niet mals voor Giliap, en de depressieve regisseur was zelf ook niet tevreden. Ergens begrijpelijk, want de film is rommelig, maar met het verstrijken van de jaren is het wel een typisch seventies poëziebeeld geworden. Een duistere registratie van het hotelleven. Het hotel is net als het restaurantje van Drifting Clouds op zijn retour. De baas verlangt terug naar de tijd dat het hotel nog vol Adriaan van Dis-heertjes zat, waarvan er nu nog één over is. (Een kapitein die continu informeert of iemand al naar hém heeft geïnformeerd.) Op zijn Altmans spenderen we veel tijd 'achter de coulissen', in de keukens waar het personeel hun loon 'verkaart', én op de mysterieuze bovenverdieping waar hun slaapvertrekken zijn. (Personeel mag niet met de lift!) Al die regels getikt en nog geen character genoemd. Tekenend. De Giliap uit de titel is een zwijgzame jongen, wiens echte naam ik vergeten ben. Zijn bijnaam krijgt hij van een hotelkompaan, een gefrustreerde kerel - de man op de foto - die al snel met een pistool zwaait. Dat kan enkel tot 'een daad' leiden, en juist het gangster-aspect van het verhaal loopt voor geen meter. Wél leuk is de toenadering tussen Giliap en een serveerstertje. Of vooral omgekeerd, het meisje wil zó graag weg.

dinsdag 23 juli 2013

Drifting Clouds

Ik geloof dat er geen Aki Kaurismäki-film is met een betere opening. Het eerste shot toont 'het binnenste' van een piano, en dan begint Shelley Fisher (denk Nat King Cole) een fraai liedje te zingen. Na een tijdje zoomt de camera uit, en zien we dat de man een restaurantpianist is. Het is er klassiek, leeg, en aan het eind van het liedje klapt niemand. Ober Kati Outinen (daar is ze eindelijk!) wordt naar de keuken geroepen. De kok is dronken, en staat met een mes te zwaaien. Ziedaar de wereld van Aki in een notendop. En nog is de magie niet voorbij, want even later verlaat Kati het restaurant, de tram komt juist langs, en de chauffeur blijkt een bekende. Het is jammer om te moeten zeggen, maar de rest van de film wordt eigenlijk langzaam minder. Drifting Clouds is een soort Le Havre. Lief, traditioneel en goedmoedig. Weinig leipe momentjes (is het ook de film niet voor) op één detailtje na. De trammaatschappij moet mensen ontslaan (alles gaat aanvankelijk mis voor het echtpaar) en regelt de ontslagronde met een stok speelkaarten als lootjes. De baas kan het niet laten om even zijn kaartenschud-skills te tonen! De rest van de film proberen Kati en man baantjes te vinden, zonder dat de film echt over hun beide (als combinatie) gaat. Misschien had Kati beter alleen kunnen zijn. Gelukkig zijn er nog bar-sjoemelaars die op Boelykin lijken. En ach, wat zeur ik eigenlijk. Aki is een held.

Young and Innocent

Hoewel ook deze vroege Hitchcock gewoon weer om een moord en een 'wrong man' gaat, is de film verder idyllisch en haast vrolijk. Bij momenten lijkt het wel alsof de personages in een liedje uit zullen gaan barsten. Best toepasselijk dus dat het einde inderdaad een muzikaal tintje heeft, met een bijzonder bandje als laatste keten in een plot dat van onwaarschijnlijke 'clues' aan elkaar hangt. De politie uit een plattelandsdistrict gaat om te beginnen wel erg makkelijk af op de verklaringen van twee getuigen, die een rennende man beschuldigen van moord. De man (Derrick de Marnay) gaat er daarna wérkelijk vandoor, en krijgt daarbij hulp van de kordate en uiterst charmante dochter (Nova Pilbeam) van de politie-inspecteur. Pilbeam maakt de film leuk. Het meisje is girl scout geweest, en een echt doe het zelf-typetje. Haar tegenspeler begint nog wel aardig, maar wordt gaandeweg creepier. Ik ging háást een bewussie vermoeden. Stel je toch voor dat de onschuldige uit de titel dat níet is! De tantetjes van het meisjes worden ook achterdochtig. (En dan spenderen de twee ook nog episodes in hooischuren en louche cafés...) Aan het eind was er plots budget over en stort er nog een mijn in. Proletarisch koddige toestanden, voor jong en oud, met zwervers die in een duur hotel een dansje maken en grapjes over 'pigs'. Een van Hitchcocks leukere 'onbekende' films.

Limelight

Een grootse control-freak als Charles Chaplin moet natuurlijk ook op een melodramatische manier afscheid nemen van zijn carriere, en zijn publiek. Op zijn eigen termen. Wat zelfspot is hem daarbij niet vreemd, want Limelight gaat nu juist over een man die dat níe gegund is, en die zich een afscheidsgala moet laten welgevallen, waarin het theaterpersoneel begint te schreeuwen dat ie 'af moet ronden.' Chaplin speelt de oude, gevallen clown, en is Britser dan waar dan ook in zijn oeuvre. Hij lijkt zelfs wat op James Mason. Natuurlijk zijn er verwijzingen naar zijn beroemdste personage ('I guess that's the tramp in me'). Voor de allerlaatste keer mag Chaplin rond een 'jong ding' cirkelen. Opnieuw niet zonder zijn eigen voorliefde op de hak te nemen, hier is zíj degene die met hem wil trouwen, en doet de oude clown zijn best om het 'platonisch' te houden. De mooiste scene in Monsieur Verdoux was die met een depressief meisje, waarin Chaplin tegeltjes kon spuien. Hier is die scene eigenlijk opgerekt naar 130 minuten. Het meisje (Claire Bloom) danst ballet. Of deed dat, want in de bekende gestoorde ballet-traditie denkt ze niet meer te kunnen lopen. De clown (wiens huis vol met posters van hemzelf hangt) zegt: 'Life is a desire, not a meaning.' In de laatste show mag Buster Keaton de aangever spelen, een paar keer van zijn kruk donderen. Een mooie geste.

Dark City

Fijne sci-fi-film. Een soort Inception door de ogen van Jeunet. Juist dat laatste aspect maakt de film anders dan anders. (Spoiler!) Het absurde sprookjes-achtige, niet teveel wetenschappelijke praatjes, maar gewoon een stad die om klokslag twaalf uur elke nacht wordt stilgezet, waarna er 'getuned' kan worden. De mensheid als een opwindbare klok. Niet voor niets valt in een van de eerste actiescenes de good guy bijna in het radarwerk dat onder een brug schuilgaat. De eerste vijf minuten bevatten al drie 'grote grijns'-momenten. Het hoofdpersonage (gespeeld Rufus Sewell, een soort Denny Christiaan versie van Jude Law) kijkt naar een ansicht van 'Shell Beach'. De kaart komt halfjes tot leven, als een pseudo-3D-effect. (Het riedeltje op de soundtrack maakt het momentje.) De eerste woorden van de film zijn voor Kiefer Sutherland als de smakelijke psycholoog. Het is de leukste rol van de film. De man praat in pauzes. “You are confused, aren't you? Frightened.” Het is de dode dame in de hotelkamer die de verwarring veroorzaakt. Plots switcht de film naar een zachtjes heupwiegende sluikse dame die een Lynchiaans liedje zingt. Dan kan het dus al niet meer mis. Jennifer Connelly (want zij is het) is mooier dan ooit - al is dat niet te zien op deze foto - en assisteert (of inspireert?) de held om in zijn verleden te gaan wroeten. Maar over welk verleden hebben we het hier eigenlijk? Iemand zegt het haast letterlijk: 'It's a city of lost children'.

maandag 22 juli 2013

Symbol

Een Japanse film die begint als een Mexicaanse opera is al een unicum. Maar daarna! Minimalistisch absurdisme. Zelfs voor Japanse begrippen vreemd. Een lege kamer (denk aan Nothing) een man in een felgekleurde pyjama en... honderden Cupido-piemeltjes. Het blijkt genoeg voor anderhalf uur plezier. Symbol is pure slapstick-humor. De man sjokt door de kamer als clown Popov, hardop zuchtend en steunend. De piemeltjes zijn knopjes die luikjes doen opengaan (stel je zo'n 'ding' voor als je deurbel!) waarna onder meer sojasaus (te laat!), drumstokjes en een rennende Masai de kamer in worden geslingerd. Ik dacht nog even dat het een échte puzzel zou worden, als een soort verknipte Myst-versie. Dat de man 110 items in moet zetten om de deur te vinden. Maar zo ingewikkeld wordt het niet. Hoeft ook niet. Creatief met touw volstaat. (Arjan Ederveen zal de film ook wel goed vinden.) Ondertussen switchen we af en toe terug naar die Mexicanen, waar een worstelwedstrijd op het punt van beginnen staan. Het verband met de kamer? Geen idee. Iets met God als de Grote Randomizer van het leven. Dat de film in een soort Koyaanisqatsi door de ogen van Takashi Miike ging eindigen is ergens tóch niet zo heel verbazingwekkend. Had in de laatste 'zie me spacen' fase wel wat techno van Kaito willen horen trouwens.

An Unmarried Woman

Met heel wat Altmans en Bergmans tussen Eberts seventies-favorieten schept een film uit 1978 (zeker met zo'n titel) verwachtingen. En die worden redelijk waargemaakt. De vrouwen van Altman, de huwelijken van Bergman. Deze film is wel betrekkelijk mainstream, met Bachariaanse neukmuziek en idem dito sensuele plaatjes. De pijn wordt er niet keihard ingewreven, maar aan de andere kant is een scheiding ook een 'first world problem'. Alan Bates speelt de echtgenoot die vreemdgaat. Moderne tijden zijn aangebroken. Hij is het zélf die in huilen uitbarst als hij het opbiecht. Zijn werkende vrouw (een Maggie Gyllenhaal-achtige Jill Clayburgh) is geschokt maar herpakt ze zich de rest van de film langzaam. Ergens zit ze met haar vriendinnengroepje nostalgisch te doen over de sterke vrouw uit de cinema van weleer, maar in de seventies waren dat soort femme fatales gewoon niet meer nodig. De beste scenes zitten net na de scheiding. Elke man rúikt dat de dame weer beschikbaar is. Zelfs (of juist!) de dokter. De eerste man erná is natuurlijk altijd de verkeerde, al is het Hollywood conservatief-jammer dat juist die scene de enige vol expliciete lust is. Maar snel daarna verschijnt een Daniel Day Lewis-achtige schilder (wild, baard) en hij is wel de goeie. Zonder dat de vrouw zichzelf uit het oog verliest. Ben benieuwd wat Ebert van The Hours vond, want er zit een prima moeder/puberdochter-relatie in de film. Opvallend trouwens hoe ook 'oudere' kinderen in films altijd maar kleiner blijven dan hun ouders.

Millennium Actress

Vrijwel onmiddellijk nadats de pointe van de film duidelijk werd ('de idee', zo u wil) begon ik me een live action Hollywood-versie voor te stellen. Met de moderne digitale tovenarij moet het kunnen. Men neme een beroemde, oudere Hollywood-actrice (Meryl Streep bijvoorbeeld) die terugkijkt op d'r oeuvre, terwijl nieuwe personages óók door die films gaan lopen en ze mét de actrice samen analyseren. (Net zoals Forest Gump door de geschiedenis liep.) Ziedaar wat er in deze Japanse anime gebeurd. Twee documentairemakers - eentje stelt de vragen, de ander maakt de grappen, ik zie Steve Coogan in die rol - ontmoeten een actrice van weleer. Gedrieën beginnen ze aan een Meliesiaans tripje down memory lane, dus door de Japanse filmgeschiedenis van de de decennia rond de Tweede Wereldoorlog. ('Een wankele tijd waarin alles uiteindelijk naar rechts viel.') Van heel veel verhaallijn is verder geen sprake. De actrice jaagt achter een jeugdherinnering aan, iets wat de documaker(s) eigenlijk ook doen natuurlijk. De maalstroom van beelden komt vooral uit historische drama's (die de natie op moeten peppen). Net als we bij de set pieces van Ozu komen nadert de carrière van de actrice haar einde. Gelukkig is er dan nog een atypische uitspatting. Een science-fiction film. Dat past ook bij het tijdreis-aspect, en zorgt voor een aandoenlijk mooi slot.

Leningrad Cowboys Meet Moses

Een opvolger voor een mislukte komedie? Waarom niet Aki. Het is jouw besloten feestje. Het beetje coherente dat het origineel nog bij elkaar hield (zeg het roadmovie-concept afgewisseld met liedjes) is hier in chaos verdwenen, ten faveure van ongrappige sketchy situaties. Maar! Ergens is de film toch leuker, want gestoorder. De eerste scenes spelen nog in Noord-Amerika, waar de vorige film eindigde, maar al snel zijn de Cowboys terug in Europa. Het beloofde land ten slotte. De evil manager is door de Mexicaanse woestijn gaan dwalen, en teruggekeerd als Mozes. Ondanks de baard is ie verder geen spat veranderd: 'Jesus saves, Moses invests!'. En dat is de beste one-liner van de film. In Europa spenderen de bandleden (hier aangevuld met een nieuwe lading Leger de Heils-mannetjes) tijd in bingohallen, Raststätten en Hotel Mercure. Precies zoals je wilt in een Kaurismäki-film. De veel kortere (flitsen van) liedjes zijn nu een soort Mexicaanse hoempa en zijn nog slechter dan in de vorige film, maar het publiek (voornamelijk oude Europese omaatjes) is ditmaal wél enthousiast. En na een tijdje begint alle lauwe flauwigheid toch wel te werken. Het beeld van de Cowboys met bloedserieuze gezichten musicerend (eentje op een melodica!) terwijl een dikke oudere dame haar schateren niet in kan houden is geweldig.

zondag 21 juli 2013

Eve's Bayou

Ik zag geen John Sayles-film bij Roger Eberts (RIP) jaarfavorieten staan, maar Passion Fish  zal ie toch wel gewaardeerd hebben lijkt me zo. Eve's Bayou is eenzelfde zuidelijke tale, over haperende familierelaties, en een soort 'we're sisters forever'-gevoel. Eve's Bayou speelt in de jaren '60, maar gaat nu eens niet over Afro-Amerikanen aan de wrong side of the track. Samuel Jackson speelt een dorpsdokter die het ogenschijnlijk goed voor elkaar heeft. (Een kast van een huis, een mooie vrouw, en natuurlijk vrouwelijke patiënten die hij wat 'extra' aandacht geeft) De film wordt verteld door de pientere en brutale jongste dochter van de dokter, die goed kan opschieten met haar maffe tante. Een beetje voodoo moet er toch altijd bij in de deep south, want tante kan in de toekomst zien. Het eerste uur lijkt er weinig aan de hand, de godsgruwelijk overdadig aanwezig strijkers zwelgen door werkelijk elke dialoog. Net als ik ga denken: nou Ebert, wat is dit voor Oprah-film, breekt het Saylesiaanse grimmige drama als nog los. En daarin speelt de oudste dochter ineens de hoofdrol. Heel aangrijpend gaan haar puber-sores ineens over het randje, tot grote ontzetting van het jongere zusje die er zo weinig aan kan doen. Zelfs de epiloog werkt zowaar, iedereen mag ondanks gemaakte fouten een zekere waardigheid behouden.

Shivers

Vroege film van Cronenberg, en een (on)smakelijke puinzooi. De Canadees concentreerde zich hier vooral op de gruwel. Dia's (!) introduceren een appartementencomplex, ergens op een afgelegen eilandje bij Montreal. Gelukkig 'is er een eigen medische faciliteit'. Dat treft, want net als in Rabid slaat een virus al snel om zich heen. De seksuele connotaties zijn richting AIDS weer legio, waardoor we in een soort boobies parade belanden. Een hele flat vol 'overerotische' ondoden met de Kriebels! Cronenberg voert wel érg veel personages op. De dokter van het gebouw lijkt op de Londense burgemeester Boris Johnson. De beste man wordt afgeleid door zijn verpleegstertje, en dwaalt grote delen van de film in totale verwarring door het gebouw. Interessanter zijn de character actors. Een Goldblum-achtige kerel (ik vermoed altijd Cronenbergs duistere alter ego) is patient zero. Hij heeft de parasiet mogelijk opgelopen in een stukje overspel met... het overbuurmeisje. Maar dat kind is ondertussen alweer opengesneden door weer een andere Savile-evil dokter. En om het nog chaotischer te maken is mijn favoriete personage opnieuw een snode wetenschapper. Deze kerel brengt de helft van de film boterhammetjes etend door (een even lichamelijk themaatje) en had door het scenario wel eens wat eerder naar het complex mogen worden gedirigeerd. De vrouwen in de film zijn zowel voer voor lust als voor een Analogue Worm Attack. Wat Hitchcock kon kan Cronenberg ook. In een badkuip.

Seconds

Openingstitels van Saul Bass voorspellen altijd een interessante film, en als de boel ook nog in zwart-wit is kun je verzekerd zijn van Hollywood op zijn 'art-iest'. In dit geval regisseert John Frankenheimer een Kafkaëske film, die weliswaar nooit spannend wordt, maar zeker amuseert. Een oude man met het uiterlijk van een Sovjet-partijlid krijgt nare telefoontjes. Via wasserette en slager belandt hij in een mysterieus gebouw. Tot dan is het film noir van de bovenste plank, maar eenmaal in de klauwen van het bedrijf zijn er plots niet genoeg kinky dialogen om de film scherp te houden. De company doet in 'tweede levens', en bouwt ons hoofdpersonage om tot... Rock Hudson! Halverwege het ombouwstadion werkt dat perfect, Hudson heeft toch altijd al iets van een kolos in eeuwige midlife-crisis, maar aan het eind van het proces is hij ongepast kwiek, en vooral géén oude ziel. De conservatieve bankier wordt een Antonioni-jetset schilder, met een blondine op het strand als voorafje. Het hippie-feest waar zij hem mee naartoe troont is opmerkelijk los. Leuk is het dus wel, maar na dat feest rest er eigenlijk nog maar één sequentie om iets wezenlijks in de film te frommelen. Too little, too late. Mooie anekdote: Brian Wilson zag de film toen ie Smile aan het opnemen was (ai ai). Hij kwam te laat binnen, en hoorde meteen “Come in Mr. Wilson”.

La Reine Margot

Het zal wel in heel feodaal Europa 'feest' zijn geweest, maar toch lijkt Frankrijk altijd het giftigste kruitvatje van het continent te zijn geweest. Zou je werkelijk bloed kunnen zweten? Het chique La Reine Margot speelt rond de tijd van de Bartholomeusnacht, maar de paard en wagens die de naakte lijken wegslepen doen ookdenken aan de Jacobijnse periode. Histoire se répète. Ik hoopte dat La Reine Margot de Hugenotennacht dicht op de huid zou zitten, en zich gewoon twee apocalyptische uren lang uitsluitend daarmee bezig zou houden, maar de film gaat vooral over de bekende machtsspelletjes. Alle clichés komen langs, zoals de Sneeuwwitje-moeder (de machtigste konkelaar), haar al dan niet geflipte zoon (de koning dus) en daaromheen de 'politici' die continu van factie (of religie!) wisselen. Ster van de parade is Isabella Adjani, hier more Arabian Princess than ever. Zij speelt Margot die met een Hugenot moet trouwen, zogenaamd om vrede te stichten. Deze hugenoot is een soort D66-krullenbol en op het oog een sympathieke gozer, maar het uitstekende aan de film is dat ook hij gewoon een gecorrumpeerde hypocriet blijkt. Deugden, daar heb je aan het hof niks aan. Prima muziek van Goran Bregovic trouwens. Soms vervreemdend hip, en dan weer heel Balkan. Ach ja, de Balkan...

zaterdag 20 juli 2013

Shark Skin Man and Peach Hip Girl

Onmogelijke titel voor een droomfilm waarin álles mogelijk is. Ik dacht eerst met een Kurosawa te maken (de minder bekende Kurosawa, die van Cure). Ten slotte zitten hier ook mannen in auto's te peinzen, terwijl ze visioenen krijgen, en de film heeft ook spiritueel bos-gevoel. De regisseur blijkt echter Katsuhito Ishii, bekend van The Taste of Tea en gespecialiseerd in live action manga. Dáárom gebeuren er zoveel wonderlijke dingen. Het mafste personage is een letterlijk vreemd gestemd mannetje, dat rondloopt in een gebreide trui met daarop de 'four suits'. Het kereltje heeft kameleonische eigenschappen, kan zingen als de beste, en is mogelijk niet eens echt. (Als een soort Pinokkio.) Hij moet een jongen om gaan leggen die geld van de yakuza heeft gejat. Deze figuur is het hoofdpersonage, of in elk geval de spil van het verhaal. Hij dolt met de yakuza door walkie-talkies en ontmoet een weggelopen tienermeisje, met wie hij een verkleedpartijtje houdt. Ondertussen kibbelen de gangsters als Tarantino-figuren over hobby's, zoals het verzamelen van vintage reclameposters en yogaboeken. Toch is Shark Skin Man geen komedie. Het is een soort joie de vivre-film. Een bande a part. Met een lieve bankoverval. Mededelingen per cassette. 'A little more please, a little more please' 'Thank you very much'. Susumu Terajima is er ook bij trouwens. Natuurlijk.

Pink Flamingos

'Do my balls, mama!' Weer een stukje verder gecorrumpeerd dankzij de 'zieke' geest van John Waters. Erger nog, hoe grover het werd, hoe harder ik zat te lachen. Een stukje goatcex avant la lettre begeleid door 'everybody knows about the bird'-deuntje, why not. De golden age of porn was niet voor niet aangebroken begin jaren '70. Hoofdrolspeler (of speelster) in deze waanzin is de 'hondsbrutale' Divine, oftewel the filthiest person alive. Ze woont na wat akkefietjes incognito met zoonlief, moeder en dinnetje in een mobile home, waar het leven vooral om de onverzadigbare ovulaire honger van de gestoorde moeder draait. De sketches rond de Eggman zijn ei-de-loos. Heel kleuterachtig gaat hier álles te lang door. 'Across town, located in the teeming metropolis known as Baltimore', vertelt de wel geslaagde voice-over van Mr. J zelf, 'leeft de concurrentie'. Een stelletje met Dutroux-meisjes in de kelder, Gonzo-activiteiten buitenshuis, en... felgekleurd (schaam)haar. De deleted scenes tonen aan dat in losse brokjes de film eigenlijk (wan)smakelijker is. Dat heb je met sketches. Anderhalf uur aan een stuk dit soort flauwigheden is teveel van het goeie. Al zijn er een paar gouden absurdistische momenten. De vloek van Divine treft het Baltimorese echtpaar. Zelfs het meubilair doet raar. 'The couch, it rejected you!'

I Hired a Contract Killer

Kaurismäki in Amerika was (nog) niet zo'n succes, maar het Engeland van de early nineties werkt prima. Zelfs Londen, toen nog niet zo glossy, kan gemakkelijk voor een grauw stadje als Manchester of Helsinki doorgaan. Misschien had de film zelfs gewoon “London” moeten heten. Op een Kafkaesk kantoor zit JP Leaud (Antoine Doinel!) onbestemde werkzaamheden te verrichten. Dan roept de baas 'm bij zich. Hij krijgt ontslag. En een gouden horloge, dat niet werkt. Ach ja, denkt Leaud, mijn tijd is toch voorbij en hij gaat naar de Gamma voor een stuk touw en een haakje. Léaud speelt de rol van depressieveling met uitgestreken gezicht opvallend goed. Hij hoeft niet veel te zeggen. Zelfs als de plannen met het touw mislukken en de film aan een soort kroegentocht begint. Elk mogelijk establishment komt langs. Wannabe gangsters proberen onze held op te peppen. Tevergeefs, want Léaud huurt ze in... En daar krijgt hij natuurlijk toch nog spijt van. Joe Strummer heeft een cameo als kroegmuzikant (what else) en zingt samen met een Zawinul look-a-like de African Bebop. De cinematografie, tot slot, is bijzonder fraai. In het mooiste shot kijkt Leaud naar zijn appartementje. Daar verschijnt het silhouet van de killer - de camera draait naar de langgerekte door straatlampjes verlichte straat - en Leaud zet het op een lopen.

Le Magasin des Suicides

Een mislukte poging. In een grimmig Frankrijk runt een familie een zelfmoord-shop. 'Enkel tevreden klanten, er is nog nooit iemand teruggekomen!' Er zal wel geen Nederlandse nasynchronisatie van deze film bestaan, maar anders hadden die zich uit kunnen leven met eigen woordgrapjes. (Iets met 'Stichting de Einder' of 'je geld én je leven'...) Dan wordt het gezinnetje bestaande uit Marilyn, Vincent, Lucretia én Mishima verblijd met de komst van een nieuwe spruit. Ik ken geen beroemde zelfmoordenaar met de naam Alan, en dat zal wel kloppen. Vanaf de wieg is het kind, tot grote onvrede van de rest, het zonnetje in huis. Het verdere plot zou toch een abc'tje moeten zijn, als het kind het opneemt tegen zijn depri gezinsleven. Doet ie ook wel, maar in plaats van dat de film zich op het jongetje concentreert blijven we maar in grapjes over de winkel zelf, eh, hangen. En het gif daarvan was na een minuutje of tien wel uitgewerkt. Begon ik intussen maar te peinzen of ze de klanten niet naar beroemde zelfmoorden uit de filmgeschiedenis hadden moeten modelleren. En welke zouden dat dan moeten zijn? Ik kwam niet veel verder dan Brooks uit Shawshank Redemption. De film heeft nog wel een andere amusante verrassing in petto. De vonk die de vrolijkheid terugbrengt is een sjaal, en wel een heel sensuele. 'C'est belle, hein, ma soeur'.

vrijdag 19 juli 2013

Cloud Atlas

Volslagen mislukte sci-fi heeft toch altijd wel wat liefs. De Wachowskis en Tykwer werkten met zijn drieën aan deze David Mitchell-verfilming, al kun je duidelijk zien wie welke segmenten deed. De Wachowskis zijn voor de overdadig aanwezige actie en Tykwer voor de wat humanere passages. Het is uit die laatste segmenten dat ik me íets van het boek herinnerde. Typisch toch, uit al die literaire hocuspocus blijft dan toch een eenvoudig verhaaltje hangen over een oude componist die door zijn nieuwe jonge assistent wordt gerevitaliseerd. (Wat na aanvankelijk succes tot frictie en jaloezie leidt.) Het probleem van de film Cloud Atlas zit 'm in een overdaad aan verkleedpartijtjes (die onbedoeld hilarisch uitpakken) en, belangrijker, in het gestoorde tempo. De film duurt 170 minuten en lijkt ook gewoon 170 scenes te bevatten. De film had meer rust verdiend, nu zappen we wel als een ontspoorde ADHD'er heen en weer tussen tig tijdvakken. In een tribaal verleden lijkt de film op een sneue Star Trek en in de verre toekomst verandert de film dan weer in een real life versie van Ghost in the Shell. Met Bae Doona op bekend terrein, als robot-animeermeisje. Als ze later in 'whiteface' ook nog in Victoriaans Engeland te zien, is het effect eerder dat van a very bad trip. Ook pijnlijk: Mr. Nobody, met Jared Leto, deed hetzelfde new age-trucje beter!

A Swedish Love Story

De titel verklapt het al. Dit is heel Zweeds en heel lief. Het neigt naar een overdosis vertedering. Zoveel knappe, modieuze seventies-tieners die elkaar kopjes zitten te geven. Het eerste kwart van de film is om door een Tumblr-ringetje te halen. We maken kennis met de hoofdpersonages uit het 'boy meets girl'-verhaaltje. De jongen is perfect gecast, precies op het moment dat hij ergens tussen jongen en man zweeft. Wél de masculiene schouders, maar het hoofd van een twaalfjarige. Hij komt in het park van een sanatorium de lange benen van een dertienjarig droommeisje tegen. (Moonrise Kingdom!) Later durft hij ook naar haar gezicht te kijken... Voor dialogen maakt Roy Andersson (ja, die van Du Levande) geen tijd. Hij schetst de romance in de zonovergoten Summer of '69 haast exclusief in verlegen gebaartjes en glimlachjes. De jeugd kart ondertussen door Stockholm op de mopeds, terwijl ze allemaal paffen als idioten. (De Zweedse staat scherpte haar antirookwetten aan na de film... Zou ik zo denken.) Na een uurtje begint de film langzaam wel wat te jeuken, al dat geknuffel. Maar dan begint Andersson zich wijselijk op de schurende volwassen zijlijnen van het verhaal te concentreren. Het is daar dat de waanzin heerst. Niet voor niets begon de film in dat sanatorium. Het leven lijkt idyllisch, maar de pa van het meisje is een burned out Von Trier – net als Andersson zelf ná de film! – en dat is nog maar één voorbeeld van vele. De magnifieke slot-sequentie, out in the country, is ineens een soort La Règle du Jeu. Je moet een goede film maken om geslaagd klassiek te kunnen citeren.