maandag 26 juli 2010

Gold Diggers of 1933

Wekt een minuutje of twintig vol kinky wisecracks de indruk dat dit wel eens zo goed zou kunnen worden als Footlight Parade, mijn favoriete jaren '30 musical. (Alsof ik er meer dan twee heb gezien) In dat eerste gedeelte zien we hoe en musical-productie wordt stilgelegd, het geld is op door de beurskrach. Drie Broadway-meisjes wonen samen in een appartement en moeten daar(na) honger lijden en melk van de buren jatten. Ze hebben ook geen mooie kleren meer. "If only the producer could see me in a good dress!" "He wouldn't recognize you." Dan klinkt het geluid van pianospel; een van de meisjes huppelt enthousiast naar het raam en kijkt naar de overbuurman die door het open raam een prachtig liedje voor haar speelt. Dick Powell zingt met die heerlijke Italiaanse snik (tussen Caruso en Alberti) en zijn Shadow Waltz is kippenvel. De beste anderhalve minuut van de hele film, die ik na afloop nog vijf keer terugkeek. Zelfs de orkestrale versie die aan het end volgt haalt het daar bij lange na niet bij. Op dat moment heeft de film al een jammerlijke afslag genomen, weg van het brainstormen en produceren van een nieuwe musical, naar een meer screwball-achtige plot waarin de pianist uit een steenrijke familie blijkt te stammen en diens voogd/broer door de dames een lesje wordt geleerd. Het gold diggen begint! Veel overdreven acteren en een veel te prominente rol voor de irritante comédienne onder de Broadway-meisjes. Af en toe mag Busby Berkeley een intermezzo verzorgen, o.a. met lichtgevende violen. Nu nog bedenken of ik het vervolg wil zien, waar Berkeley de regiestoel overnam voor een parade van strakke latex pakjes.

Geen opmerkingen: