zaterdag 29 augustus 2015
Face to Face
Man, man, Bergman. Het hakt er weer
in hoor. Zelfs de vrijgevochten seventies zijn hier één grote asgrauwe
depressie. Dit is de film die Roy Andersson zou hebben gemaakt, mits hij
in die lange jaren van zijn writer's block koppig had doorgewerkt.
Kleuren gesmoord in dofheid. We zijn meteen face to face met Liv Ullman.
Haar verwrongen gezicht heeft iets pafferigs, alsof ze watjes in haar
mond heeft. Die watten zitten eerder in het hoofd van de
psychologe. Tijdens de zomer keert ze terug bij haar grootouders. Haar
man is 'op congres', haar dochter op ponykamp. En de psy? Die heeft
enkel de nymfo's op d'r werk. (Zou een psycholoog een grotere kans dan
gemiddeld hebben om gek te worden? Lijkt me wel.) Terug 'thuis' in het huis waar
ze opgroeide krijgt Ullman visioenen, en op de Shampoo-zomerfeestjes
heersen ook enkel illusies. De collega met wie ze uit arren moede
aanpapt lijkt een creep. Het incident dat de vrouw 'over the edge'
knikkert komt evenwel uit het niets, en is gruwelijk achteloos. Een klap
in het gezicht. Het tweede uur zat ik zowat zelf te hyperventileren.
Leuk is anders, en de film is zo'n nare mentale veldslag dat het bijna
jammer is dat Bergman niet in de droom vlucht, waar hij wel op hint. Dan
mezelf maar aan het grinniken gebracht; als ik geld had kocht ik de
trailer van deze film, en liet 'm vóór Vijftig Tinten Grijs draaien.
Labels:
films uit de jaren '70,
Ingmar Bergman
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten