zondag 2 augustus 2015

The Exiles

Indians in... paradise? Nou ja, dat is maar de vraag. De 'strangers' die geen 'strangers' zijn trekken vanuit de reservaten naar Los Angeles. Daar wacht het grote baanloze niets. Door de superkekke fifties-soundtrack en de swingende fifties-soundtrack lijkt dat even leuk, of op zijn minst stijlvol als een Jarmusch-film. Maar eigenlijk is het in en in treurig. Sowieso, hoe vaak zie je überhaupt een échte indiaan in de moderne Amerikaanse cinema? Eentje die zijn eigen verhaal mag vertellen? Alleen daarom al is het goed dat The Exiles bestaat. In cinema verité-stijl. Een moeder in spe dwaalt over straat, peinzend over d'r magere verleden, en het beetje hoop dat ze heeft. Het lijkt wel de holocaust-monoloog uit Chronique d'un été. De genocide op die indianen ging trager, maar toch... Keer op keer filmt regisseur MacKenzie het charmante verticale treintje naar Bunker Hill. Langzaam begint aan dat shot wat anders op te vallen. De tunnel ernaast. Als de entree naar een onderwereld. Het zwarte gat dat de indianen opslokt. Eén van de jongens vat het samen in een pijnlijke gevangenis-wijsheid: 'Look, I'm doing it outside, so I can do it inside.' Alleen als er genoeg booze vloeit is er nog plezier. Gehamer op imaginaire piano's, gebonk op tribale drums, en een kleine rondleiding door een ander Los Angeles. 'That's the toughest hat on the street here!'

Geen opmerkingen: