'A woman's womb is the gateway to hell.' De sprankelende openingsscène
van deze Tsjechoslowaakse klassieker bewijst wederom: een mooie vrouw
zien, het heeft iets rustgevends. (Zoals alle naaktschilders – en
naaktkleiers – ver vóór het christusjaar 0 al wisten.) In het serieuze
heksen-genre betekent een goed stel ademende borsten echter iets héél
anders. Omineuze trommels gaan de kijker voor, richting hel. Montalliou
is er niks bij. Na een 'verdwenen' hostie ziet een stel Hugo de
Groot-baarden zich genoodzaakt externe hulp in te roepen. Hun
Verlichtingsdenken schiet in een laat-religieuze spagaat. Ze weten wel
dat het niet klopt, maar wat moesten ze anders? ('We gaan een eeuw terug
in de tijd zo.') Het lucide scenario laat elke scene heel galant uit de
vorige volgen. Op de beste momenten benaderen de makers zelfs Bergmans
The Magician, dat verwante thematiek behandelt. (Alleen dan zonder
martelingen.) Ik peinsde ondertussen cultuurkritisch gestemd over
individualisme versus gemeenschapsgevoel. Zijn mensen heden ten dage in
de anonieme stad meer of minder verklikkerig? De angst voor het genot en
de seksualiteit van De Vrouw blijft hoe dan ook bestaan. Witchhammer
knoopt ratio en martelaarschap ineen. Scorsese zou tevreden zijn. 'Mijn
veertigjarige ervaring vertelt me dat dit een origineel exemplaar is.'
zondag 15 juli 2018
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten