woensdag 19 juni 2019
The Ballad of Buster Scruggs
'My sobriquet of preference.' Een boeket van verhalen. Vaak een teken van verminderde inspiratie, halve ideeën die elkaar dan, als het een beetje meezit, versterken. Die illusie is snel gewekt, want zelfs een regisseur uit vorm kan zien hoe de volgorde gaat werken. De Coens doen het, en weten het. Dus begint men bedenkelijk en flauw. Ik hoopte op een don quichoteske western-deconstructie, maar het lijkt meer op Tarantino-postmodernisme. De eloquente western-gangster met meerdere bijnamen. Ook de editing valt in negatieve zin op. Waren er teveel takes nodig, of heerste haast? (Dik twee uur is sowieso te lang). De melige bijnamen – en de bij-zang – verworden tot leitmotief. Vanaf 'The Pecking Pythagorean' beginnen de verhalen wél ineen te grijpen. Ik fantaseerde over hoe de Coens zichzelf op de hak zetten. De sardonische macht van de verhalenverteller bespotten (Overlevings)kunst in het Wilde Westen van Hollywood. Pas echt goed wordt de film met de entree van Zoe Kazan. Emily Dickinson-achtig, van binnen en van uiten. Subtiel, en verleidelijk, maar alleen als het moet. Kortom, mijn favoriete Amerikaanse actrice. Met haar maken de Coens een Meek's Cutoff-variant. Ze besluiten met een In Bruges-geintje. Zodat maar duidelijk mag zijn, deze ballades zijn een manier om op niveau te komen, niet zozeer op niveau te zijn. 'Getting to keepers.'
Labels:
films uit de jaren '10,
Joel en Ethan Coen
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten