'Ik
heb je niet mijn dromen gezien hoor vannacht.' Een nevel van
bronstigheid beslaat de lichamen, een mist van sigaretten hangt boven de
hemel van Hong Kong. Dat kan alleen Wong Kar-Wai wezen. Ik was er heel
erg aan toe, en het werkt weer meteen. Het wilde wordt waargemaakt. Oude
showtunes vullen een lonely night winkeltje. (Dat overigens later in de
krochten van een voetbalstadion blijkt te liggen!) Eenzame nachtelijke
zielen stoten elkaar af en aan, en dat minuten-, dagen-, jarenlang. Days
of Being Wild vertelt, net als Visconti's Senso, over de avonturen van
een player. De versiertrucs zijn duidelijk: een vleugje psychopathie en
kunnen dansen: het volstaat om de meisjes te tonen wie de baas is. Wong
himself kan de verleiding niet weerstaan om enkele Hong Kong-punches te
plaatsen. (Hij moest óók even zijn spierballen tonen). Zijn tweede film gaat
het diepst in de midden-fase. Dan verkrijgt de player tragiek, als een
treurige roman van Romain Gary. De meisjesmagneet kibbelt met zijn
adoptiemoeder, die zelf ooit playerette was. Liefde geven gaat hen
slechter af dan krijgen. De twee zielen hebben altijd in kapitaal
gedacht en nooit in zorgen. Later laat ook Wang zich betrappen op
zelfgeilerij. Fetisjistisch stijlvol. Zo, en alleen zo, kan hij het.
Haren kammen in HK. Tot het weer perfect valt, als een slagregen. 'I
just wanted to wander around.'
vrijdag 17 augustus 2018
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten