Echt
zo'n film die zó bekend is dat je bijna het gevoel krijgt hem al
gekeken te hebben. Er zullen wel fragmenten bij Zomergasten zijn
langsgekomen, of hun sporen elders (Woody Allen!) hebben nagelaten. Het
eerste uur zag ik de klassieker-status er nog niet aan af. Het leek me
een soort Roman Holiday voor volwassenen. Journalist op stap met
buitenlandse ster. En ik zou één Hepburn nog niet inruilen voor honderd
van deze Ekbergs. Net toen ik me begon af te vragen of dit die film met
'de fontein' was, was het zover. De sequentie leidt prompt een
spetterende niveaustijging in. Het begint met een harpje van Rota, een
zwerfkatje, en dan dus de fontein. Meer melancholie dan erotiek, en het
brengt de hoofdrol van Mastroianni tot leven, ook omdat Ekberg –
eindelijk! – uit het verhaal vertrekt. Het tweede uur is magistraal. De
journalist Mastroianni ontmoet voor het eerst in tijden zijn pa weer,
die volkomen uit zijn habitat in Rome verkeert. Vader (een prachtfiguur)
countert al die nieuwe indrukken eerst met mooie praatjes (onder andere
in een vrolijke nachtclub) maar krijgt later de deksel op de neus. Je
realiseert je dat ellende één streepje voorbij maximaal geluk ligt.
Alsof geluk op zichzelf al een reden is om je alvast maar depri te gaan
voelen. (Een stemming die Mastroianni hier personifieert, en dan heb ik
het nog niet eens over zijn tragische vriend Steiner, ook zeer
belangrijk ná de fontein.) Het laatste uur van de opvallend ingewikkelde
sixties-hit lijkt helaas weer wat meer op het eerste. Maar nu is de
wanhoop in de decadentie wel voelbaar, al blijft het hart voor mij toch
echt in het midden zitten. Bijvoorbeeld in het 'serveerster'-intermezzo.
woensdag 29 augustus 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten