vrijdag 17 augustus 2012
Quatermass and the Pit
Hartstikke lieve
buitenaardse wezens-film, niet dat er veel aliens zijn te zien –
alhoewel - what if we were all aliens? Het gaat me echter om de
personages en de speciale effecten. De hoofdrolspelers zijn allemaal van
middelbare leeftijd en soms zelfs baardig grijzend. (Je merkt plots hoe
zeldzaam dat eigenlijk is, Jaws heeft ook wel dat 'shabby' gevoel.) Een
paar keer wordt een personage 'young' genoemd, en zelfs die zijn dan al
de dertig gepasseerd. Deze levenservaring past ook bij het technologisch
doorwrochte gevoel van het eerste uur. Ok, de archeologen gaan erg ruw
om met de gevonden schedels, maar toch voelt het allemaal wel écht. Dat
je skeletten in de London Underground vindt, en dat je er dan langzaam
achterkomt dat die in een heus spaceship zaten. Het moment dat het
vehikel wordt opengemaakt is qua knutselkunsten het mooist. De
papiermaché aliens komen recht van een carnavalswagen. Genoeg te
grijnzen dus, maar het laatste half uurtje wordt het eerst even
bloedspannend, en vlak erna ineen minder van niveau. Het begint er mee
dat de wetenschappers het onderbewuste van patiënten op een tv kunnen
projecten – weg, kuch, realisme – en vervolgens wordt er alsnog een
soort slechterik in het verhaal an sich 'geprojecteerd'. En dat is
niemand minder dan de Duivel himself. Het laatste shot is gelukkig weer
wel fantastisch, een soort 'bewegende' still, met de personages nog op het doek.
Labels:
films uit de jaren '60,
Roy Ward Baker
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten