donderdag 5 juli 2012

Farewell My Concubine

Zo kort na To Live ontkom ik niet aan vergelijken. Allebei grootse epi uit dezelfde Chinese filmperiode, ze bestrijken ook ín de film dezelfde decennia (een hele hoop, van twenties tot sixties) en beide maken gebruik van een andere kunstvorm. Hoewel in Farewell My Concubine heel wat beter wordt geacteerd, en de beelden fraaier zijn, genoot ik toch meer van To Live, misschien simpelweg omdat de mensen me daarin meer aanspraken. Het poppentheater is krakkemikkiger en working class dan oudestijl Peking-opera, waarin de twee hoofdfiguren hier schitteren. Wel grappig dat de connectie homoseksualiteit en opera weer eens wordt gelegd. Freddie Mercury-vibes. Gewaagd én geslaagd, want de eerste anderhalf uur is het genieten. Een theaterduo krijgt eerst een striemend harde opleiding, Dickensiaanse toestanden. Dan komt het succes, en raakt de vriendschap verstoord door een vrouw. De concubine (ook een man dus hè) is wérkelijk verliefd, de koning (prachtig treurig geschminkt) enkel on stage. In de tweede helft van de film verliest regisseur Kaige dit persoonlijke relatiedrama wat uit het oog. De piek van dat conflict is dan eigenlijk ook al geweest. De geschiedenis haalt de film als het ware in. Oorlog met de Japanners, de mannen van Mao versus de Nationalisten, opium, en uiteindelijk de Culturele Revolutie. Dáár ben ik wel weer bij de les. Het blijft te absurd voor worden. Clockwork Orange-sadomasochistisch. Daar zit je dan, eenzaam op een podium, en een stem vanuit een luidspreker zegt: “sla die baksteen eens tegen je hoofd, dat kon je toch zo goed”. Mocht men in de toekomst op de middelbare verplicht Chinees leren, dan kan deze samen met To Live als pracht-illustratie voor de Chinese twintigste eeuw dienen.

Geen opmerkingen: