dinsdag 15 juni 2010
The Curious Case of Benjamin Button
Het fantastische idee (van Scott Fitzgerald) waar The Curious Case Of Benjamin Button op is gestoeld blijkt uiteindelijk zowel een voor- als nadeel. Het is een surreëel en boeiend uitgangspunt, waar een kundig regisseur als Fincher als vanzelfsprekend een degelijke film weet te halen, maar tegelijkertijd zat ik als kijker constant méér te verwachten. Meer (filosofische) diepte vooral. Als je oud wordt geboren en elke dag jonger wordt zul je niet alleen iedereen waarvan je houdt ouder zien worden, je zult toch ook een tergende desoriëntatie voelen, evenals angst voor het moment dat je niet meer voor jezelf kan zorgen. Dommer wordt. Kind wordt. Dat aftakelende aspect van de controle verliezen is een gewoon leven ook aanwezig, maar als je jonger wordt, wie heb je dan nog? Ben je niet zo vervreemd van je omgeving dat je er totaal alleen voor staat? In The Curious Case lijkt hier door het hoofdpersonage (en zijn omgeving!) pas na twéé uur film stil bij te worden gestaan. Daarvóór straalt de man (Brad Pitt) meer een Forrest Gump-achtige simpelheid uit. (Uit eigenbelang, zou je bijna zeggen) Hij en dus ook de film lijken de cruciale momenten te willen vermijden. Wat dacht je van het moment dat je merkt dat je geen man meer bent? Hij is dan allang verdwenen uit het leven van zijn eeuwige liefde. Toch jammer. Had ook veilig gekund, door 'm ineens na een omgekeerde puberale groeispurt kleiner dan zijn eega te maken. Halverwege dacht ik dat de twee elkaar misschien wel nooit zouden krijgen, wat ook wel fascinerend tragisch was geweest. Die laatste mijns inziens meest interessante en ook pijnlijkste fase is in het dagboek, waarop de klaarblijkelijk noodzakelijke raamvertelling is gebaseerd, helaas afwezig. We zien Benjamin pas weer door de ogen van Cate Blanchett, als hij jong en onwetend is geworden. Daarmee is voor mij het eerste kwart van de film toch het beste. Een oude baby in een bejaardenhuis, een John Irving-achtige waanzinnige setting, met een man die steeds vertelt hoe hij door de bliksem is getroffen. (Volgt keer op keer een korte knipoog naar Truffaut) De oude jongeman leert lopen en beleeft kleine avontuurtjes met zijn jonge droommeisje. Moet hij eigenlijk niet naar school? Later blijkt hij toch ineens te kunnen schrijven. Hij wordt ouder en fitter en gaat naar New York om zijn inmiddels drieëntwintigjarige jeugdliefde te verrassen. Die zit 'm in een paar mooie scènes niet meer staan. Het is daar dat het gereken begint, wat in deze film haast onvermijdelijk is. Als hij 80 was als baby en zij (in jaren niet veel, eh ouder) nu 23, is hij toch 57? Dat lijkt niet te kloppen met de beelden. Pitt ziet er inmiddels uit als 40 of nog minder. Zou het soms sneller gaan? Het zegt toch wat over de zozo-geslaagdheid dat in de tweede helft van de film die chronologie van twee levens in twee richtingen steeds minder lijkt te kloppen. Het gaat zwabberen, al zie ik ook wel dat het een bijna onmogelijke klus is om 't geloofwaardig te houden. Fincher weet er, ondanks de mooie Jeunet-achtige plaatjes, nergens genoeg betovering in te stoppen om dat ogenblikkelijk te doen vergeten.
Labels:
David Fincher,
films uit de jaren '00
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten