maandag 14 juni 2010

Liverpool

Arty (dagelijkse) handelingenfilm. Ook bij gebrek aan kwaliteit meestal wel een aangenaam moment van onthaasting en een goede gelegenheid om aan iets heel anders te denken. (Of wat op de gitaar te pingelen) Terwijl je natuurlijk eigenlijk heel hard moet gaan zitten werken om de beelden hoogstpersoonlijk van diepgang en projectie te voorzien. Door het baardje en de melancholische blik van het hoofdpersonage zat ik tijdens Liverpool aan Franck Vandenbroucke te denken. In zijn einde zit ook een minimalistische prachtfilm. Scène 1: Vdb met z'n Italiaanse reismakker in 't vliegtuig op weg naar Senegal. Zijn mattie in diepe tevreden slaap, Vbd met wijdopen ogen. Ze schieten ongedurig heen en weer, met moeite sluit hij ze. Andere scène: Vdb in een hotelletje, hij kijkt gespannen of zijn maatje even de deur uit is. Zet dan een spuit en popt wat pillen. Dan: feest, een high, Vdb de charmeur, mooie Afrikaanse vrouwen die om de Belg en de jonge Italiaan dartelen. Vdb houdt begeesterde speeches. (Over een comeback?) Terug in het hotel, moeizame (of helemaal geen?) seks. Meer pillen. De vrouw ziet het. Vdb die 't geen flikker meer kan schelen. Hij moet overgeven. De vrouw heeft er genoeg van. Vdb alleen en gestresst. Op zoek naar z'n telefoon. Kan 'm niet vinden. Duurt minuten. Vind 'm toch. Bellend naar tal van nummers, maar geen geduld om op antwoord te wachten. Nog meer pillen. Liggend op bed. De ogen wijdopen als in 't begin. Ze gaan niet meer dicht. Aftiteling.
Liverpool is een film van Lisandro Alonso, wiens Los Muertos ik laatst nog met het matige Delta vergeleek. Daarin zit nog veel te veel drama. Dit soort films moeten gewoon 't totale niets zijn. En dan heb je aan de Argentijn Alonso een goeie. Liverpool begint in een bedompte groenige fabrieksomgeving. Ronkende machines. Een schip? Laat het een schip zijn. Dat is gelukkig zo. Het lijkt een mooie setting voor een film waarin een heel klein groepje mannen op een heel groot vrachtschip wordt gevolgd. Al snel meert 't echter aan, helaas. En beginnen we een van de bemanningsleden te volgen. Hij gaat naar huis. In arthouse gaan mannen altijd naar huis, waar ze al heel lang niet geweest zijn. De man rijdt er achterop in een truck met wat boomstammen naartoe. Eenmaal aangekomen in het winterse dorpje eet hij wat in een kantine. Niemand lijkt 'm te herkennen. De man bespioneert een huis, het lukt 'm kennelijk niet om genoeg moed te verzamelen om aan te bellen. Om toch binnen te komen gebruikt hij een nogal omslachtige en vooral ijskoude manier, wat zo'n beetje het meest enerverende moment van de film is. Eenmaal binnen zijn er geen onthullingen, geen verwikkelingen en nagenoeg geen (h)erkenning. Zoals het hoort in dit genre. De man verdwijnt weer en we blijven nog even hangen bij de achtergeblevenen, zodat die rare titel nog onthuld kan worden.

Geen opmerkingen: