Het meisje hier roept (in tegenstelling tot Café Lumière) alleen maar haat op. Een bewussie van Rohmer, in dit deel uit zijn komedie-serie. (Komedie is een zeer groot woord, maar inderdaad voor zijn doen lichtvoetig, met zelfs wat popcornige electro-deuntjes!) Een kordaat petit brunettetje (ik moest aan Yvonne Kroonenberg denken!) bedenkt op een dag te gaan trouwen. Met wie weet ze nog niet, maar trouwen gaat ze. En als het kind iets in haar hoofd heeft moet het gebeuren. Ze zet het allemaal akelig vol van gedroomd vertrouwen uiteen tegen haar blonde hockeymeisje-vriendin, en die heeft nog wel een neef voor d'r. Neef is advocaat, corpsbal en maar een nerveuze lafbek, want hij laat zich de attenties ongemakkelijk welgevallen, zonder hints te droppen van vóór of tégen deze affectie. (Al had dat waarschijnlijk toch geen effect gehad.) Het meisje droomt dus groter en groter, wachtend op een telefoontje, en hem dan maar weer zelf bellend, geen enkele smoes accepterend. Dat resulteert in uiterst pijnlijke taferelen, waar nauwelijks naar te kijken valt, voor deze romanticus. Maar dan komt de meesterzet van Rohmer. Aan het einde heeft de advocaat dan eindelijk moed voor de waarheid verzameld en wordt het irritante wicht verbaal, nou ja, vernederd bijna! En wat denk je, krijg je tóch bijna medelijden met het pruillipje.
donderdag 18 augustus 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten