Ik zei het bij Downhill Racer al, maar die Michael Ritchie heeft een intrigerende maar ook hier weer half-mislukte stijl. Hij heeft stiekem te weinig talent voor de achteloze rommeligheid die hij beoefent dan wel beoogt. Of het nou om skiën of maffia-afrekeningen gaat, de man concentreert zich niet op plot of zelfs personages, hij lijkt gewoon te filmen wat ie toevallig tegenkomt. (Zoals een zomerse 'fair' in het hickey-land van Kansas.) Daar is Lee Marvin op bezoek om een schuld of wat te innen. De oude Marvin heeft nog altijd een stoere kop, maar je merkt toch wel dat ie uit de toon valt in de seventies, de golden era. Een heel andere speelstijl en dictie. Gene Hackman (ook al in Downhill Racer) is beter, als zijn zogenaamde tegenpool, een evil mobster die in allerhande vleessoorten handelt. (Waaronder vrouwen, hier letterlijk te koop als koeien!) Lee Marvin is de kwaaiste niet en redt de piepjonge Sissy Spacek, die in de loop van de film haar laatste (en enige) restje babyvet eraf holt en aan het einde zo dun als altijd is geworden. Het absurdste moment is het gevecht van mens versus dorsmachine, met een auto als bliksemafleider. Typisch zo'n detail waarvan je weet dat men op IMDb gaat zitten peinzen. Kan het? Een hele auto "opvreten" en als hooibaal verwerken. Briljante intiteling trouwens, een mini-docu over het slachthuis, en nog relevant voor het plot ook.
woensdag 24 augustus 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten