Toen ik jong was kon ik geen genoeg krijgen van Nell, een sentimentele blockbuster met Jodie Foster over een enfant sauvage. (Ik las de boekbewerking elk jaar.) Tegenwoordig vind ik dat soort films juist pijnlijk om naar te kijken. The Miracle Worker is zo'n typische gehandicapte overwint obstakels-films. En bepaald geen slechte. Arthur Penn brengt het zonder enige opsmuk of compromis in beeld. De beste scène van de film lijkt wel twintig minuten te duren. Het laat een uitmuntende Anne Bancroft als verpleegster zien, die de jonge dove en blinde Patty Duke probeert te leren eten met mes en vork. (Of om überhaupt aan tafel te gaan zitten.) Het kind heeft daarvoor jaren tijdens diners langs de borden gestruind om dingen te snaaien. (Dat soort details maken de film keihard, hoe de familie haar al die tijd uit medelijden heeft vertroeteld en dat soort dingen heeft toegelaten.) Als er na die lange pijnlijke scène meer van hetzelfde volgt raak ik wat afgestompt, Penn had er vijftien minuten tussenuit kunnen snijden, om sneller te belanden bij melancholische scènes als die waarin Bancroft een of ander volksliedje zingt, half-slapend. Niettemin worden de main roles prima geacteerd en in de bijrollen heeft het, door de rijke koloniale setting en baarden, ook wel een Ingmar Bergman-zwart wit-sfeer. (Al hadden ze in Zweden nou nooit Afro-Amerikaanse bedienden...)
dinsdag 16 augustus 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten