Interessante vroege western (oei killing woordje natuurlijk) van Peckinpah en heel anders dan je van hem zou verwachten. De sfeer is triestig en lang zelfs gemoedelijk; slowmotion-bloedbaden zijn afwezig. Een oude Randolph Scott vertolkt een van de hoofdrollen (hij ging meteen erna met pensioen) en ook hij doet heel anders dan anders. Gemener én grappiger, zijn borstelige wenkbrauwen geven hem sowieso het aanzien van een comic relief-karakter. Ook de andere hoofdrol is voor een oudere man, Joel McCrea, die een manusje-van-alles speelt in de nadagen van het Wilde Westen. Een bank stuurt hem om goud te halen naar een mijndorpje, hij huurt oude bekende Scott (die eerst nog een kermis-chantage-show runt) in, die een jonger maatje meeneemt. Waar McCrea een brave lawman is, azen Scott en kompaan op zijn geld, terwijl ze dus eigenlijk tegelijk op nostalgisch-vriendelijke voet staan met McCrea. Dit geeft de film zijn merkwaardige sfeer, en dat gehalte neemt alleen maar toe als er ontmoetingen komen met een bijbelse vader (een Paul Verhoeven-favoriet) en lieftallige dochter (zij vlucht en gaat ook mee naar het mijndorp). Het mijndorp (meer een tentenkamp) is een fraaie Altman-setting avant la lettre (en een soort Gomorra) met een bordeel en een groep wilde broers. Hoewel die zich als de bad guys ontpoppen, blijft het hart van de film de pijn (en het verraad) van de twee oude vrienden, die beseffen dat ze een hele gunslinger-carriere voor niks hun ass on the line hebben gezet.
vrijdag 12 augustus 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten