Vliegtuigen doen me dus minder dan bootjes. In een film uit '39 zijn die toestellen nog zo fragiel, het voelt echt nog nieuw aan. Toch gingen die stunts me vervelen, gelukkig gebeurt er op de grond genoeg leuks. Het budget en de torenhoge ambitie spat hier vanaf. Zeker in het begin werkt het fantastisch, Jean Arthur komt aan in een of andere outpost in de Andes, waar we via haar, heel langzaam, de bewoners leren kennen. Een Nederlandse cafébaas als comic relief character, wat tough guys die een vliegroute bemannen én hun baas Cary Grant, die de hele film een bespottelijk eenkleurig broekpak aan heeft. (Een riem deelt het geval in tweeën, maar het blijft net een pyjama). Jean Arthur valt meteen in katzwijm voor hem, maar Cary is a tough one. Zelfs een leuk moppie piano (hoort ook in zulke films) kan hem niet verleiden, alhoewel, wel tot een lollige peanut-jodel. Cary denkt nog altijd aan zijn liefje van vroeger, die prompt ook ten tonele verschilt. (Niemand minder dan Rita Hayworth.) Tegen die tijd heeft de film Jean Arthur zelfs wat in de steek gelaten, nog zo'n teken voor een film met een grootse aanstekelijke zwier. Zo is het mooiste personage Cary's beste vriend. Een versleten en sullig baasje, zo trouw als een hond, en op weg naar de engelen. Een echte bromance! Timothy Spall zou hem in een remake zo kunnen vertolken.
vrijdag 26 augustus 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten