Mooi dat er in mijn cinema-reis nog altijd klassieke
noirtjes op kunnen duiken. The Set-Up is een favoriet van Martin
Scorsese, en daarmee inspiratiebron voor Raging Bull. The Set-Up bevat een van de langste en beste boksmatchen uit de
filmgeschiedenis, vandaar. Achttien minuten lang maaien de armen, afgewisseld
met shots van verlekkerd (en soms hilarisch bloeddorstig) publiek.
The build-up is nog een tikje beter. De boksers hangen rond in de
kleedkamer, dromend van vroeger, of van daden die nog moeten komen.
Robert Ryan werpt een blik naar buiten, waar de lichtjes
van Paradise City blinken. Edward Hopper had dat blokje oldschool
Amerika niet beter neer kunnen zetten. Tussen de penny arcades dwaalt
Audrey Totter, de vrouw van de bokser. Ze wil dat hij stopt. Met
manlief 'vast' in de kleedkamer - en zij geëmotioneerd - krijgt de film iets van Ascenseur pour l'Échafaud. Het is bijna
jammer dat de match moet beginnen! Niettemin zijn er ook genoeg fijne
karakters binnen de arena. De twee trainers, bijvoorbeeld, die de
wedstrijd van hun veteraan hebben verkocht. Eentje onafscheidelijk
met sigaarstompje in de mondhoek, de ander (de immer memorabele Percy
Helton) met de zenuwen. Puur op plot en personages bezien is de film
vrij plat, maar de stijl houdt alles overeind. Een technische
knock-out.
zaterdag 31 augustus 2013
Moonlighting
'Taal van klussers onderling', vroeg
Steenhuis ooit in een cryptogram. In Moonlighting wordt genoeg Pools
gesproken, maar het is duidelijk níet de bedoeling dat we het
verstaan. Het gaat de film om vervreemding. De kijker moet zich net
zo gedesoriënteerd voelen als hoofdpersonage Jeremy Irons. Hij is
begin jaren '80 met wat maten vanuit Warschau naar Londen gereisd. Ze
lijken genoeg spullen bij zich te hebben voor een spectaculaire
bankoverval, maar komen probleemloos door de douane. 'Are you a
member of Solidarity?' vraagt een beambte. 'No', antwoordt Irons.
'That was the only true answer I gave him.' Irons is de enige van de
groep die een beetje Engels spreekt, maar hij doet dat wel met een
akelig dik accent. Knap staaltje van de acteur, maar voor de kijker
(of beter luisteraar) ietwat ergerlijk. Het gaat ook niet om de
woorden. Regisseur Jerzy Skolimowski (van het heerlijke Deep End)
probeert hier een tragische Tati in ballingschap. Mannetjes tegenover
machten die ze te boven gaan. De Poolse bouwvakkers laten een 'puinbakkie' komen,
waar de buren prompt ook hún rommel in beginnen te smijten. Als een truck de
overvolle container komt halen moet de helft er weer uit, maar zodra men ermee wegrijdt gooien de bouwvakkers alles weer
terug erin! Zo lijkt de film misschien Kaurismäki-vrolijk, maar de twijfelende
Irons ontpopt zich tot dief én matig dictator. Vul zelf de metafoor
maar in.
Labels:
films uit de jaren '80,
Jerzy Skolimowski
Die Dritte Generation
'Das ist so vernünftig das ich
überhaupt nicht begreiff warum du darüber solange diskussieren
musst.' Fassbinder in een notendop. Een beetje gemeen, maar ik was er
stiekem blij mee dat deze tegenviel. Na het fantastische Lola had
ik anders mijn mening over de man volledig moeten herzien. Die Dritte
Generation parodieert op onnavolgbare Godard-wijze de
RAF-terroristen. Alles in die voor Fassbinder typerende setup:
grote huizen waarin decadente mensen eindeloos lopen te wauwelen. Ik
zat bijzonder ingespannen de ondertiteling te volgen, maar nog ging
de film grotendeels langs me heen. Het acteren heeft een schamel Nederlands niveau. De opening is nog aardig met een paranoïde
pompende intiteling. We zien een zakenman, een secretaresse met een
geheim plan (en een wachtwoord van Schopenhauer). Een meisje zit
drugs te gebruiken, een ander geeft lessen in '1848', en na een tijdje
komen er twee soldaten aanwaaien, waaronder de Grote Zwarte Beer. Er
gaat weer een half uur voorbij en nog is het onduidelijk wat deze
'terreurcel' nu wil. Fassbinder heeft in de vele tussentitels de film
als komedie gepresenteerd, en heeft zelf lol met gevonden
graffiti-opschriften, maar wij... Wij wachten. Lootjes trekken en
verkleedpartijen, dat gaat deze mensen goed af. Verder interesseert
niets ze. Zelfs als het geweld dan toch komt is een bepiste broek
belangrijker.
Smile
Even
though your mouth is achin'! Smile is as seventies as Hollywood gets. Michael Ritchie (van de Bad News Bears) toont zich een Altman lite,
met deze mozaïek-komedie over een miss-verkiezing. Dat houdt
intrinsiek een satire op Amerika in. Een enorme competitiedrang verpakt
in gladde show. Vooral de professionals zijn heerlijk cynisch. De
choreograaf meldt 'I look older in person don't I', de presentator houdt vooral
van zichzelf, en de dirigent maakt de arme kandidaatjes af. (Dit is
Idols ten slotte...) Zij zijn echter allemaal zij-figuren, want Smile
gaat vooral over suburban America. Bruce Dern – the man you love to
hate! – speelt een van zijn allerbeste rollen, als de voorzitter van het
gebeuren. De man praat in opbeurende reclametaal, en is nepper dan nep.
Probleempjes dienen zich al snel aan. Zoonlief (net het mannetje uit A Swedish Love Story) ziet met zijn maatjes een schone kans. Gewapend met
polaroid camera wagen ze zich in 'no man's land', waar de high school
missjes zich omkleden. 'You want to see something that will develop even
faster than the film?'. Wat later zit het zoontje van Dern bij de
psychiatrist. 'How long have you been calling your son little Bob',
vraagt die aan pa 'big Bob'. Topscene. Ondanks het obligate geweerschot
(denk aan They Shoot Horses) blijft de miss-show wel de hoofdmoot. Daar
valt ook genoeg te grimlachen. De overcompensatie van de allochtoon
bijvoorbeeld. Oef.
Labels:
films uit de jaren '70,
Michael Ritchie
vrijdag 30 augustus 2013
Jailhouse Rock
'Technical
adviser: Colonel Tom Parker', meldt de intiteling, en hoewel Dries niet
meer zal hebben gedaan dan cijfertjes op bierviltjes krabbelen is dat
fascinerend genoeg precies waar de film over gaat. Geen liefde voor
muziek, maar liefde voor het geld. 'Pity is a commodity', krijgt Elvis
Presley in de gevangenis te horen van een country-veteraan. Weer op vrije(rs)
voeten begint Elvis de lessen in de praktijk te brengen. 'I'm thinking
of going for red'. (Een corvette natuurlijk.) Zo is Jailhouse Rock een
soort gangstarap-epos avant la lettre. Met Elvis als uiterst
onsympathieke klootzak die enkel in eigenbelang denkt. En dat van de
eerste tot de laatste minuut, eindigend in Hollywood. In de hossel-fase
rijdt Elvis met zijn manager Judy Tyler per auto langs de jukeboxen om
de plaatjes uit de achterbak te verkopen. Maar met het succes wordt de
film almaar curieuzer. Jailhouse Rock echoot Elvis' tragische einde.
Zijn personage stikt (!) hier haast letterlijk in verveling. (Daarvoor
moppert iemand al dat zijn honden 'lazy and fat' zijn geworden.) The
King zelf blijft een wonderlijk wezen. Vrouwelijke soepele
dansmoves, dijk van een stem – ook pratend, net een mompelende Robert
Mitchum – maar wat ging er nou in dat hoofd om!? Niets, waarschijnlijk.
Elvis liet zich als een dressuurpaardje door Parker over het vooraf
bedachte parcours leiden. En hield intussen enkel van zijn moeder. Zoals
hij hier van zijn manager-meisje houdt, bíjna platonisch.
Labels:
films uit de jaren '50,
Richard Thorpe
Le Retour de Martin Guerre
Verbeelding en
herinnering zorgen ervoor dat we iemand een identiteit toe kunnen
kennen, stelt Hume. Vandaar dat identiteitsfraude zo makkelijk is! Je
ziet wat je graag wil zien. En al helemaal als je in een nog niet onttoverde
wereld leeft, zoals de mensen uit de middeleeuwen van Montalliou. Le
Retour is een aardige geschiedenisfilm, waarin Gérard Depardieu na acht –
'nee negen winters' – terugkeert naar zijn gezin. In het intro zien we de reden van zijn vertrek. Tijdens een symbolische jacht is de man
vervloekt (en zelfs 'gecastreerd') geraakt. De priester probeert van
alles (met de zweep!) maar het is kennelijk niet genoeg om te blijven.
Nathalie Baye – van een toepasselijk iconische schoonheid – blijft
achter. Het knappe aan de film is dat de terugkeer meteen emotioneel
wordt, terwijl we niets zien van de tijd dat de man weg is. En er dus
geen filmtijd overheen gaat. Dat is toch weer de klasse van Depardieu, die hier letterlijk en figuurlijk goed acteert als de
verloren zoon. De intrigerende bijna Glassiaanse muziek suggereert al
snel dat er iets niet in de haak is. Het tweede uur wordt de film een
wat lang rechtbankdrama, met Martin versus familie en gezagsdragers, die
zijn gaan twijfelen aan zijn identiteit. Het wachten is op de
metafysische afslag. Even hoopte ik dat de man door iedereen voor een
ander zou worden gezien. Maar zelfs de ontkenning van wat niet zo is kan
niet worden volgehouden.
Labels:
Daniel Vigne,
films uit de jaren '80
A Slight Case of Murder
Labels:
films uit de jaren '30,
Lloyd Bacon
donderdag 29 augustus 2013
Il Gattopardo
Het Italiaanse
staatsvormingssproces verliep niet bepaald soepel, en je zou kunnen
stellen dat de vele koninkrijkjes nooit een natie zijn geworden. Het
resultaat van de woelige negentiende eeuw was een ongewild groot land, waarin de
ene koning door de andere was vervangen. Of zoals een van de personages
opmerkt: 'Savoye, dat blijft voor mij toch een kool.' Alles moet
veranderen, om hetzelfde te blijven, is de kernregel van deze grootser dan grootse
film over 'bewegen in groepen'. Burt Lancaster, de Principe van een
Siciliaans gebied, wedt als een goede edelman op alle paarden, om zo zijn
dynastie overeind te houden. Maar de fut is er bij de oude krijger wel
uit. Hij lijkt op de vermoeide leeuw uit de Wizard of Oz. De prins
wordt omringd door zwakke hebberige mannetjes, en het is in dialoog met
hen dat de film zich ontvouwt. De ijverige Rowan Atkinson-achtige
priester, die als een vervelende vlieg steeds wordt weggewapperd. De
lokale steenrijke magistraat die o zo graag van adel wil zijn. En
natuurlijk Alain Delon, de jonge neef van de prins. Hij sluit zich aan
bij de Garibaldini (de revolutionaire roodhemden) en lijkt aanvankelijk
oprecht in een nieuwe loop der dingen te geloven. De prins weet wel
beter. 'Die jongen heeft geld nodig, veel geld.' Daarvoor komt de
magistraatsdochter Claudia Cardinale als geroepen. Toch is hun
restauratieorde-romance niet het belangrijkst. Veel pijnlijker en
indringender is de bekentenis van de prins aan een Piemontese ambtenaar.
'Wij Sicilianen vinden onszelf te perfect om te veranderen, onze
ijdelheid is groter dan onze miserie.'
Labels:
films uit de jaren '60,
Luchino Visconti
The Overlanders
Microgeschiedenis
is altijd fascinerend. Ik lees op dit moment Presser's
onderduik-dagboek Homo Submersus, en dat is weer bijzonder leerzaam.
Joodse meisjes die tegen betaling van duizenden guldens bij Nederlandse
boerengezinnen mogen onderduiken, maar in ruil daarvoor wel als een
slaaf worden afgebeuld! (En de Nederlanders die netjes in schriftjes bij
houden hoeveel 'hun duikelingen' eten, zodat er later afgerekend kan
worden...) The Overlanders gaat ook over een alledaags detail uit de
Tweede Wereldoorlog. De koeien van Australië! Ja, heus. Als de Japanse
dreiging Australië bereikt beginnen verschillende farmers een trek dwars
door het binnenland, om hun veestapel te redden. Een mars van een mijl
of duizend, met een snelheid van een paar mijl per dag. Het allermooiste
aan The Overlanders is dat hier het Australische cliché ontstaat. De
film was cruciaal in het creëren van het beeld van een natie. De
onverschrokkenheid, de vechtlust, maar ook het gezuip en gegok. (Net als
in Wake in Fright wordt er two-up gespeeld.) Toch is de film ook opmerkelijk sereen. Tijdens de tocht leren we
van alles over koeien. Het gevaar van de geur van water, bijvoorbeeld.
En dat je de beesten langzaam moet wekken: 'anders komen ze de hele dag
niet niet in beweging.' Niet dat de film geen tijd vindt voor een beetje
'vakantieliefde', met een prachtmeisje in een houtbakkersblouseje en
een lange broek.
Labels:
films uit de jaren '40,
Harry Watt
Heat and Dust
Niet dat je een Merchant/Ivory
productie met Claire Denis' arthouse moet gaan zitten vergelijken, maar jemig, wat
is Chocolat toch een goede koloniale film. En wat is Heat and Dust
matig. Toch is er een opvallende overeenkomst in elementen. De
Europeanen die in de middle of nowhere zitten te lijden. De echtgenotes
vervelen zich. Hitte en verveling leiden tot geilheid. En er is altijd
wel een 'inlander' beschikbaar. ('Want all they want to do is you know
what with a white woman', volgens een van de Engelse dametjes.) Het
blasé racisme van de Engelsen is goed getroffen; ze willen eigenlijk
niet eens meer in India zijn. Ruth Prawer Jhabvala bewerkte haar eigen
boek tot scenario en kon blijkbaar van geen enkel laagje afscheid nemen.
Julie Christie is overbodig als het moderne meisje dat in het verleden
van haar tante gaat spitten, en ondertussen flauwtjes hetzelfde beleeft.
In haar gedeelte van het verhaal loopt ook 'de gek die de waarheid
vertelt' rond. (Hier met goeroe-ambities.) Charles McCaughan doet nog
verdraaid veel met die kleine clichématige rol. Zijn afscheid (per
trein, terug naar de stralend witte wereld) is een van de weinige
aandoenlijke momentjes. Het echte koloniale melodrama (met een heuse
prins) is echter uiterst saai, en ontbeert elk karakter. Echt zo'n film
waarin eerst iets wordt gesignaleerd ('goh wat is het hier saai')
voordat we het te zien krijgen.
Labels:
films uit de jaren '80,
James Ivory
woensdag 28 augustus 2013
Chan Is Missing
Chinese
mumblecore avant la lettre. Vol Chinese whispers dus. Chan Is Missing
is een mysterieuze filosofische immigranten-film van Wayne Wang, en doet
qua plot wel een beetje denken aan Cold Weather. Iemand is verdwenen,
amateurs spelen voor detective, en uiteindelijk gaat het niet om het
vinden. Of zoals een Filippino hier zegt: 'kijk in de plas water op de
grond, en je vindt wat je zoekt.' De film bevat wel meer onnavolgbare
Aziatische wijsheden, waar de personages trouwens ook toegeven niet veel
van te snappen. Er is een tweetal hoofdpersonages. Een oud kereltje
doet de fraaie bespiegelende voice-over. Zijn jongere kompaan is er voor
de grappen. Deze kerel 'denkt dat ie Richard Pryor is, imiteert ook nog
wat Mexicanen, kortom, een wannabe. Maar integreren is een lastige
zaak. Tijdens de zoektocht naar een verdwenen (zaken)vriend karren de
personages door Chinatown, en belanden onder meer op een taalcursus, in
restaurants (duh!) en in een bejaardenhuis. Alles gefilmd in zwart-wit
trouwens, en begeleid door wat Chinese popliedjes. Politiek speelt ook
nog een rolletje, omdat in Chinatown de aanhangers van PRC (dan net in
opkomst) en Taiwan (het 'echte' China) elkaar naar het leven staan. Voor
een film van nog geen 80 minuten is het middengedeelte wat sloom (het
scenario stelt duidelijk heel weinig voor) maar het contemplatieve slot
is prachtig.
Labels:
films uit de jaren '80,
Wayne Wang
Here Comes Mr. Jordan
In deze oldie is de
hemel een soort KLM-paradijs, waar je per vliegtuig naartoe wordt
gebracht. Robert Montgomery is er ook doordát hij met het
(privé)vliegtuig ging, want hij stort neer terwijl hij saxofoon (!) zat te spelen. Absoluut het meest krankzinnige shot uit de
hele film, en de saxofoon blijft gelukkig als running gag een rol
spelen. De engelen van dienst hebben niet het melodrama van het
thematisch verwante A Matter of Life and Death. Ze maken zelfs fouten,
want Montgomery werd geacht pas in 1991 te sterven. Zie je wel, zegt ie
keer op keer triomfantelijk. 'My body was in the pink!' Naast
hobby-saxofonist was hij als bokser op weg naar een titelgevecht. De
engelen beloven hem terug in zijn lichaam te plaatsen, maar helaas, dat
is al in het crematorium belandt. Dan maakt de film een cruciale fout.
De engelen beginnen Montgomery in nieuwe lichamen 'te plaatsen', maar we
blijven Montgomery zien. 'Van binnen blijf je namelijk hetzelfde'. Maar
dit verondersteld nu juist dat je ziel een uiterlijk heeft. Nu kan
Montgomery de volledige rol spelen – duh – maar dat is toch een gemiste
kans op allerlei nieuwe inzichten.... Bovendien vond ik de engelen maar
bemoeizuchtig. Ze blijven maar met hints strooien hoe de dommere kerel
zijn nieuwe levens in moet vullen.
Labels:
Alexander Hall,
films uit de jaren '40
Starman
E.T voor volwassenen van alle leeftijden,
met Jeff Bridges in de rol van de alien who fell to earth. Het is
ongeveer zo amusant als je verwacht. Een pure publieksfilm van John
Carpenter. Geen horror trekjes, of stoner-humor. (Daavoor moet je bij Paul zijn, een film die hier bijna een remake blijkt... I had no
idea.) Jeff Bridges landt als geestelijke substantie in de huiskamer van
Karen Allen, en neemt in zijn 'uitgebreide' staat de gedaante van
Allens overleden echtgenote aan. Overigens door netjes het groeiproces
van baby tot man door te maken, en dat in één minuut, veruit het mooiste
special effect van de film. Allen is vanzelfsprekend wat in verwarring,
maar Bridges is die eerste minuten ook hilarisch, in zo'n vreemd
lichaam. Al snel concentreren de integratie-problemen zich echter op
taal, waarbij de alien de verbaasde filosoof uithangt.
('What is beautiful?' 'It's better than Dutch apple pie'.) De alien
wenst naar Arizona te worden gebracht, en zijn chauffeuse voldoet – na
aanvankelijke tegenzin – aan die wens. De film benadrukt aanvankelijk
wat te weinig dat haar reisgenoot een reïncarnatie van d'r echtgenote
is. (Maar één scene, 's nachts in een motel, doet dat richting einde
gelukkig alsnog.) De tegenkrachten in het plot zijn de baasjes van
Snowden, dus erg slim pakken ze het niet aan. Doet er niet toe. Dit is
een Close Encounter-film. From 'Hert' to Eternity. (Wie 'm ziet snapt
'm.)
Labels:
films uit de jaren '80,
John Carpenter
dinsdag 27 augustus 2013
Claudine
Als ik de laatste paar stukjes toch met pophits aan
het vergeleken ben kan je deze 'black seventies'-film ergens tussen
Papaoutai en dat 'you always order the special'-liedje van Alicia Keys
plaatsen. Sensualiteit en een bittere boodschap wisselen elkaar af.
Hoofdpersonage Claudine heeft zes kids van een hele zwik verdwenen
vaders. Ze klust 'zwart' bij, en leeft intussen van Mr. Welfare Man.
Haar vriendinnen in de bus vinden dat ze wat 'vitamin F' nodig heeft. En
zo geschiedt, dankzij een 200 pound garbage man. James Earl Jones is
het enige blaxploitation-elementje aan de film. Hij kust wel héél
overdreven, met getuite lippen. Aan de andere kant, juist zijn
klungelige charme heeft ook wel wat. Hij versiert Claudine – na wat
aandringen en chantage – en nog op het eerste avondje valt ze bij hem in
bad in slaap. Uitgeput van 'de leven'. Haar love interest heeft
intussen een plaatje van Curtis Mayfield en Gladys opgezet en zit intussen maar te
wachten.... (Niet zo'n ramp, want de
soundtrack werd terecht een enorm succes en heb ik een week lang gedraaid.) De tweede helft van de film is voor 'the message'. Waarom
gaan al die papa's er vandoor? Deze kijker peinst over
voorbehoedsmiddelen. (En één van de karakters neemt daarin een radicale
oplossing.) Toch zit het probleem elders natuurlijk. Een combinatie van
teveel slechte voorbeelden, en de staat die je dom in de ghetto wil
houden. Een scene bij de 'UWV' is geniaal. 'Do you understand?' 'Which
is fraud!'
Labels:
films uit de jaren '70,
John Berry
Woman of the Year
Ga
toch koken mens, zei Pimmetje. En deze Tracy/Hepburn komedie lijkt het
met hem te zeggen. Wat heb je aan een slimme vrouw met
een grote waffel als ze geen wafels voor je kan bakken? Niets! Dat ís
simpelweg geen vrouw. (Zo wordt het hier letterlijk gesteld.) Een beetje
pijnlijk is het allemaal wel, omdat Katherine Hepburn het eerste uur
van de film wél een succesvol journalist 'mag' zijn. Connecties in de
allerhoogste kringen, prijzen, 100 talen sprekend. Een echtgenoot past
eigenlijk niet in het leven van deze workaholic, maar toch dient zich
daar Spencer Tracy aan, als eenvoudig sportjournalistje. Hij snapt niets
van politiek, zij niets van de regels der honkbal. (De film laat zich
de kans niet ontgaan voor een paar honkbal-innuendo's.) De opbloeiende
romance tussen de twee mag niet al te geloofwaardig zijn, amusant is het
wel. De dame weet wat ze wil, de man weet niet of ie moet vluchten of
blijven. (Hij krijgt lieve bitchy telegrammetjes 'here's your hat,
what's the hurry', als hij 'm is gepeerd, nadat Hepburn hem heeft besprongen.)
Tracy is de conservatief die eerst wil trouwen. Hepburn gaat erin mee,
maar dan moet het wel méteen. In het tweede uur ontspoort het
bliksemhuwelijk. Tracy is met zijn eeuwige goofball hats aandoenlijk (en
begrijpelijk) ongelukkig, want overbodig. Je hoopt dat ze elkaar
halverwege kunnen vinden. Maar nee, Hepburn moet de keuken in. Point Blank!
Labels:
films uit de jaren '40,
George Stevens
The Long Good Friday
Things
just ain't the same for gangstas. Ook niet voor Bob Hoskins, in de rol
van zijn leven. Massiever en rauwer dan ooit, maar met een Raoul
Heertje-achtige jovialiteit. Net als hij denkt het absolute moment du
gloire te gaan beleven in zijn 'I'm a businessman'-carriere, komt zijn
imperium aan alle kanten onder vuur te liggen. Het maffiabaasje heeft
een stel Amerikanen naar Londen gehaald, om ze een nieuw
vastgoed-project te laten financieren. Londen moet in de vaart der
volkeren worden opgestoten. The Long Good Friday zag het goed. Het
profiteert nog van de Thatcheriaanse verslonzing, maar ontvouwt intussen
de grootse plannen die Londen inderdáád tot het (financial) capital van
Europa zouden maken. (Al was dat dan uiteindelijk niet met Amerikaans
maar met Russisch crimineel geld, geloof ik....) Helen Mirren is de
aangeefster als echtgenote én sterke vrouw. Aan het eind begint ze zelfs
klappen uit te delen! De handlangers om Hoskins heen zoeken
homoseksueel vertier in het 'Deep End' zwembad, en gaandeweg dient zich
een Judas-motiefje aan. Daarvoor heeft Hoskins op zoek naar 'leads' in
het gepast verwarrende plot al flink huisgehouden. Een scene in het
abattoir kan wedijveren met de waanzin uit Prime Cut. Het laatste shot
had wat mij betreft met één klap bevroren kunnen worden, maar het Black
Book of Movies prijst (niet onterecht) die hele woordloze slotminuut.
Een crimefilm die klopt als een slagader.
Labels:
films uit de jaren '80,
John Mackenzie
maandag 26 augustus 2013
Days of Wine and Roses
Pass out. Drank. Wake up.
Drank. Je merkt het meteen in deze Blake Edwards-film. Er klopt iets
niet. De grapjes zijn matig, de romantiek geforceerd, en bovendien is
het stelletje wel heel snel bij een eerste kus. Was Edwards zijn joie de
vivre kwijt? Tijdelijk seniel? Het is een bewussie natuurlijk, de oh la
la romantiek zaklt binnen het half uur door zijn hoeven, door een
overdaad aan drank. Niks kokette komedie. Melodrama! Jack Lemmon doet
zijn uiterste best (alsof hij een spoedcursusje method acting had
gedaan). De public relations guy valt voor de secretaresse van zijn
baas. Lee Remick is opgetuigd met ouderwets slechte noir-kapsels, en
heeft het als mooie vrouw toch moeilijker om een goeie 'wino' neer te
zetten. Haar personage komt pas tot leven wanneer het stelletje haar pa
opzoekt. Pa heeft een boomkwekerij, een ideale plek om 'terug in de
natuur' van de af te kicken. Extra pijnlijk dat het dus juist daar
volledig misgaat. In de allerbeste scene draait Lemmon tussen de
plantenpotten volledig door. 'Who took it!'. Het laatste half uurtje
wordt een bitter reclamespotje voor de AA. Het kind van het stel komt er
ondertussen wel zeer bekaaid vanaf. Laf of zoetsappig wordt de film
echter nergens, en in de laatste shots kan de film zelfs wedijveren met
The Man with the Golden Arm. Zowel Edwards, Lemmon als Remick waren dan
ook ervaringsdeskundigen.
Labels:
Blake Edwards,
films uit de jaren '60
Twelve O'Clock High
Het
zou wel leuk zijn een kaartje van de Tweede Wereldoorlog te maken,
waarop je bij elk campagne-deel een oorlogsfilm plakt. Ik denk niet dat
er veel verhalen onvermeld zijn gebleven. Met Twelve O'Clock High zitten
we aanvankelijk in The Right Stuff-territoria. De Amerikanen hebben
zich officieel nog niet gemengd in het strijdgewoel, maar zijn in
Engeland wel bezig met het afstellen van hun bommenwerpers. Codewoorden:
daytime precision bombing en maximum effort. Het eerste kun je zien als
het eufemisme voor het tweede. Om de luchtoorlog te winnen moeten er
grote risico's worden genomen, en moeten jonge piloten dus tot het
uiterste worden gedreven. Enorme formaties in de lucht (als
vogelzwermen) en dag na dag na dag in actie komen. De film gaat niet
zozeer over de battles zelf (die krijgen we pas aan het eind op
archiefbeelden te zien) maar om de trucs die de legerleiding uit moet
halen om de mannen gemotiveerd te houden. Gregory Peck speelt een hoge
pief die zijn beste vriend aan de kant schuift om zelf het commando over
te nemen. (De trainer krijgt weer eens de schuld, en de TD gaat op zijn
stoel zitten!) Peck is in tegenstelling tot zijn voorganger van de
harde lijn (denk aan Tunes of Glory) en krijgt dus weerwerk. Echt
spannend wordt het verder niet, maar het is allemaal wel verrassend
onsentimenteel. De flight simulator onder de oorlogsfilms.
Labels:
films uit de jaren '40,
Henry King
Daniel
IJzingwekkend
mooi drama van Sidney Lumet en schrijver E.L. Doctorow. Je merkt dat het
hard werken is om de literaire vertelstructuur van boek naar doek te
krijgen, maar het lukt, al is het met hangen en wurgen. In
tussenpassages vertelt het hoofdpersonage namelijk over
doodstraf-praktijken. Hij is ervaringsdeskundige, als zoon van de
'Isaacsons', een idealistisch communistisch echtpaar, gebaseerd op de
Rosenbergs. Met Beatrice de Graaf in Zomergasten had ik me al weer op
zitten vreten over die buttons met 'Nederland tegen terrorisme': net zo
nuttig is als een button 'Nederland tegen het het levend verbranden van
kleuters'. In deze film is het weer wrang te zien hoe het speuren naar
terroristen snel leidt tot het niet meer accepteren van welke afwijkende
mening dan ook. De McCarthy-periode is die immer sluimerende paranoia
in overdrive. En als het erop begint te lijken dat de Sovjets de
Amerikanen voorbij gaan streven is het tijd voor zondebokken. De
Isaacsons worden geïntimideerd door knokploegen, en later opgepakt. De
kinderen zijn de klos. In de aandoenlijkste sequentie dwalen de twee
wezen in worden door New York, begeleid door 'This Little Light Of Mine'
van Paul Robeson, zelf ook slachtoffer van de link(s)e soep. In het nu
van de film zoekt het de zoon vrede. Voor zichzelf, maar vooral voor
zijn zusje, die aangrijpend is doorgedraaid. Ontmoetingen met mede- en
tegenstanders zorgen voor een paar pijnlijke illustraties van verwoeste
levens. Maar de allermooiste scene zit in het verleden. De kinderen
bezoeken pa en ma in de gevangenis. Ma doet van 'kom in mijn armen
kids'. Maar (intellectuele) vaders kunnen zoiets niet. De man houdt een
uitzinnige monoloog: rouwverwerking als showproces.
Labels:
films uit de jaren '80,
Sidney Lumet
zondag 25 augustus 2013
She's Gotta Have It
Spike Lee's debuut roept
herinneringen op aan Cassavetes' vroege werk. Low budget, zwart-wit, een
flinke portie jazz, en een heel eigen ritme. Seks op de klanken van
tribale drums, maar in beeld gebracht als de Franse nouvelle vague.
Natuurlijk geeft She's Gotta Have It in de eerste plaats een stem aan
'the hood'. Een eigenzinnige Janelle Monae-achtige vrouw heeft 'a
healthy sexdrive' en 'onderhoudt' drie mannen tegelijk. Zíj heeft de
broek aan (alle mannen zijn kleiner dan de dame). Er is de muscle man,
vol van zichzelf en neerkijkend op de ghetto, de funny man (Spike zelf),
en de romanticus. (Een Harry Belinfonte-achtige light skinned negro.)
Dat soort termen worden door Spike echt niet geschuwd, wie is de
zwartste, wie wil er blank zijn, et cetera. Het moge duidelijk zijn dat
de film tegelijkertijd een parodie is op mannen met maîtresses die in
het rondneuken, maar dat van een vrouw totaal niet accepteren. De hele
mikmak wordt pseudo-documentair verteld door de betrokkenen zelf.
Bonuspuntje voor de korte overgang naar kleur, juist op het moment dat
de film expres nep-romantisch wordt! She's Gotta Have It is echter niet
perfect. Na een uurtje is de jus er wel af, en in de paar dialogen merk
je duidelijk een zeker amateurisme. Maar ja, Spike maakte de film met
vrienden en familie...
Labels:
films uit de jaren '80,
Spike Lee
When Harry Met Sally...
The
Days of the Week Underpants. Goeie bandnaam, en een van de leukere
grappen uit deze onwaarschijnlijk Woody Alleneske romcom. Vanzelfsprekend is ie wel veel
zoeter en 'romiger' dan Woody ze zou maken. Bovendien doet hij niet aan
on screen orgasmes. Fake of niet. (Alhoewel... Match Point.) De beroemde
restaurantscene is een goed staaltje stem acteren van Meg Ryan. (Ik zat
me laatst nog af te vragen hoe je mensen vindt die Duitse porno willen
nasynchroniseren, en of dat een specialisatie is...) Het leukste en
minst zoete gedeelte zit echter ver voor dat krijspartijtje. De eerste
ontmoeting tussen Meg Ryan en Billy Crystal is een autoritje in hun
studententijd. Ik hoopte dat ze de hele film van dinner naar dinner zou
trekken terwijl Crystal bot doet en (on)smakelijk druiven eet.... Maar
de film begint snel daarna door de tijd te zappen, afgewisseld met
bejaarde talking heads, die aandoenlijk over hun jarenlange huwelijken
vertellen. Die intermissies zijn noodzakelijk voor het ritme, maar wel
erg gescript. Harry en Sally draaien ondertussen zoals het hoort eindeloos om elkaar
heen. Crystal wordt met de jaren helaas minder Seinfeld en meer
romantisch, waar hij niet zo geschikt voor is. Meg Ryan blijft het
meisje uit een shampoo-reclame. When Harry Met Sally is een nostalgische
flashback naar de Hepburn/Tracy-films. Kibbelen tot het knuffelen
wordt.
Labels:
films uit de jaren '80,
Rob Reiner
Manon des Sources
Ik was blijkbaar
in een betere bui dan toen ik deel één Jean de Florette keek. Of is dit
zo'n zeldzaam tweede deel dat echt een stukkie beter is? Ach nee, maar
het is zeker geen vervolg-vervolg. Het sterpersonage van de eerste film
(Gerard Depardieu) legde aan het eind daarvan het loodje, en komt ook
niet in flashbacks terug. In Manon des Sources nemen de mannetjes
Montand en Auteuil het verhaal (en het roer) weer over, net zoals ze het
eerste half uur van de vorige film voor hun rekening hadden genomen. Waren ze
daar guitig, vilein en hilarisch, hier worden ze tragisch. Hun plannetje
heeft gewerkt, maar gelukkig zijn ze niet geworden. 'Je moet trouwen',
zegt Montand tegen zijn rattige maatje. Auteuil kent de woorden noch de
daden van l'amour. Complicerende factor is dat hij zijn hart verpand aan
Manon, de schone 'boer'n'dochter van Depardieu. Béart is ongeveer wat
Houllebecq zich bij een schaapsherderin zou voorstellen, en mag verder
weinig zeggen. Ze lijkt zo mínder pienter dan haar jongere ik. Auteuil
gaat eerst nog vol goede moed op het vrijerspad – het moment dat hij in
duur jagerspak verschijnt is het leukste van de hele 'serie' – maar de
deksel (van de bron...) valt keihard op zijn neus. Harder dan verwacht
zelfs, want de idylle is geen ruraal paradijsje meer. Er wordt zelfs een
dorpsvergadering belegd. Jammer dat het wat wijdlopige slot wel erg veel
cinelogisme bevat.
Labels:
Claude Berri,
films uit de jaren '80
zaterdag 24 augustus 2013
Who's Afraid of Virginia Woolf?
Onwaarschijnlijk,
hoe goed deze op Knife in the Water aansluit. Je zou 'm als de
babbelzieke toneel-versie kunnen zien. Het jonge en het oude haantje,
plus de echtgenote die haar eigen strijd voort, en daarvoor onder meer
de jonge kerel gebruikt... Who's Afraid voert in de driehoek wel een
extra personage op, maar de echtgenote van 'our little visitors' is vrij
overbodig en moet er door de personages voor de slotakte van buiten
beeld 'bijgehaald' worden. De film van Mike Nichols is in de eerste
plaats een spetterende acteer-exercitie van Richard Burton en Elizabeth
Taylor. (Ook in het echt een stel.) 'Hebben jullie ruzie', vraagt het
bezoek. 'No, we're just exercising'. Het is dan ook de Totale Oorlog.
Taylor gaat schaamteloos goed door het lint. Het jongere echtpaar
belandt diep in de nacht op een na-borrel bij de professor (echtgenote
vol dedain: 'Associate professor'!). Zij is een venijnig drankvatje vol
frustratie, hij cynisch en moedeloos. Gedurende de twee uur (haast
real-time, zeg van 3 uur 's nachts tot 5) converschreeuwt het viertal in
verschillende combi's ontboezemingen die men helemaal niet hadden
willen delen. Een uurtje is dat spannend, maar dan begint mijn
toneeljeuk toch weer op te spelen. Eén laatste overeenkomst met Knife in
the Water zijn de prachtige zwart-wit beelden. Haskell Wexler was de
meester.
Labels:
films uit de jaren '60,
Mike Nichols
Knife in the Water
Had veel van dit debuut van
Polanski verwacht, maar de film liet me vrij koud. Het is een nogal
steriel gebeuren. Een thriller die maar geen echte thriller wordt, al
was dat misschien een te goedkope oplossing. Chique stijl is hier juist
op alle mogelijke manieren aanwezig. Een echtpaar rijdt in een dure kar
naar hun dure bootje, om daar in fraaie outfits een dagje door te
brengen. Maar niet met zijn tweeën. Onderweg weet een jonge lifter de
auto – met gevaar voor eigen leven – tot stoppen te brengen. De
bestuurder (een soort Nicolas Cage op het randje van een breakdown) is
not amused, maar is daarmee eigenlijk kwaad op zichzelf, want de jongen
is zijn roekeloze spiegelbeeld. Er ontstaat een haantjesgevecht, niet
eens zozeer om de vrouw (die langzaamaan op de voorgrond treedt) maar om
de krachtmeting zelf. Soms is dat hilarisch, zoals wanneer de jongen de
kampeerspullen van het echtpaar uitlacht. Dat men met zijn allen Mikado
(!) gaat zitten spelen heeft ook wel wat. Maar ondertussen verstrijkt
de tijd en kruipt de film maar niet onder de huid. Dan wordt dit dus een
afstandelijk genieten van een hele collectie aan fenomenale zwart-wit
shots. De driehoekige boot vanuit de lucht, de jongen languit zonnend
middenin. Een heus Christusbeeld. Maar ook meer acrobatische composities, de jongen klauterend
in de mast, of 'lopend' over water...
Labels:
films uit de jaren '60,
Roman Polanski
Tunes of Glory
Het
leger buiten oorlogstijd. De doelloze neuzen staan niet langer dezelfde
kant op, en er ontstaat teeel ruimte voor klootzakken en doedelzakken.
Een Schots bataljon 'pipet' er hier lustig op los, om daarna van een
welverdiende whiskey in de mess te genieten. Alec Guinness speelt de
kolonel, die zijn mannen in de binnenzak heeft. Maar hij heeft een
slechte mededeling: er is een change of command op komst. Nieuwe baas
John Mills is het tegenovergestelde van Guinness. Hij drinkt niet eens.
('Give this man... a lemonade'.) De arme kerel heeft een universitaire
opleiding, en wordt door de officiers meewarig bekeken. Als hij
vervolgens op zijn strepen staat zijn de legerpoppetjes helemaal
aan het dansen. Het spijtige aan Tunes of Glory is de oneerlijk
verdeelde screentime. Guinness krijgt alle ruimte om – met smakelijk
Schots accent – zijn pompeuze rol neer te zetten. Mills, die in dit
mentale duel toch minstens even belangrijk had moeten worden gemaakt,
krijgt één scene om iets van zichzelf (en het hart van zijn personage)
te tonen. Tuurlijk, het is de bedoeling dat de kerel hier wordt
weggeblazen, maar dan nog had men een kwartier van Alecs screentime af
moeten veilen. Nu wordt de film pas echt goed als de zaken beslist zijn,
en is het slotkwartier nog even genieten. Buiten oorlogstijd wordt
geweld weer echt geweld, en een schot weer echt een knal voor je kop.
Labels:
films uit de jaren '60,
Ronald Neame
vrijdag 23 augustus 2013
The World of Henry Orient
'I'm unmanageable!' meldt een meisje hier trots aan haar nieuwe maatje. De twee outcasts van het 'girls gymnasium' hebben dan al lopen mopperen op leraren en Latijnse geschiedwerken, en sluiten een aanstekelijke Malle vriendschap. Dertien jaar, het laatste jaar als kind. Nog een jaar uitgelaten over straat huppelen. ('Splitsing!') Maar de opmaak, en de opmaat tot het echte leven nadert. In eerste instantie in de vorm van pedante Peter Sellers, die achter een rots in Central Park een beetje overspel ligt te spelen. De twee meisjes ('Val en Gil') kijken gefascineerd toe. Dan zien ze de man bij een concert. Het is sterpianist Henry Orient. Een geweldige scene, niet in de laatste plaats doordat Elmer Bernstein zich mag uitleven in een 'modern' klassiek stuk. Het publiek vindt het maar niets, Sellers trekt gekke bekken, en tóch is de scene óók nog een ode aan 'de moeilijke stijl'. Ook op de lastige Valerie maakt het indruk. 'I think I'm in love.' Het volgende uurtje worden er plakboeken aangelegd, en wordt Sellers almaar nerveuzer van die meisjes die hij uit zijn ooghoeken ontwaard. Tussendoor zijn er leuke alledaagse scenes. Val is een in de steek gelaten rijkeluiskind, in dure jurkjes. Gil is juist zo plain als wat. Toch heeft zij ook een bijzonder dingetje: ze heeft namelijk twee moeders thuis zitten. De film benadrukt het niet expliciet, maar moeder's Velma-bril is een dead giveaway. Bovendien hebben beide vrouwen – na een scheiding! – net als Val bij de psy gelopen, wat ook een band schept... Tegen hun dochter: 'You stay out of this, you're normal!'
The Trip to Bountiful
Sympathiek ouden van
dagen-filmpje, waarbij het een beetje pijn doet dat hoofdrolspeelster
Geraldine Page er bejaard uitziet, maar dat helemaal niet was! (Ze ging
wél vrij snel dood na de opnamen...) Page speelt een zuidelijke dame die
bij haar zoon inwoont. Zoon is net ziek geweest – mogelijk een burn-out
– en zit volledig onder de plak bij zijn clichématig foute echtgenote.
We wachten de hele film lang op de 'rounding' of the flat character,
maar dat zit er niet in. Gelukkig gaat omaatje er al snel vandoor. Naar
Bountiful dus. Er gaan geen treinen meer naartoe, en bussen stoppen
slechts in de nabijgelegen grote plaats. Jammer dat we onderweg met de
Greyhound niet wat vaker naar buiten kijken. (Maar Bountiful is dan ook
niet schokkend ver weg.) Zou je eigenlijk ghost towns in Nederland
hebben? Lijkt me een typisch Amerikaans verschijnsel. Hoe dan ook...
Onderweg doet oma lief nerveus en zingt ze eindeloze hymnen (nu
schoondochter uit de buurt is kan het). De ontmoetingen zijn gelukkig
redelijk kort, wat helpt om de al te sentimentele valkuil te vermijden.
Dit is gewoon een simpele bejaarde, met een simpele wens. Nog een keer
het dorpje van haar jeugd zien. Een straight story. En aan het eind
heeft ook zoon – met de vreselijke naam Ludie– nog één mooie scene. 'I
want to stop remembering!'
Labels:
films uit de jaren '80,
Peter Masterson
La Ciociara
Dat
betekent 'de vrouw uit Ciociara' (een Italiaanse regio). Een plek die
verder helemaal niet genoemd wordt, de film had veel beter 'Moeder en
dochter' kunnen heten. Sophia Loren speelt een winkeleigenares die door
de oorlog (de geallieerden beginnen de hoofdstad te bombarderen) gedwongen wordt
met haar dochter naar het zuiden te trekken. Terug naar de plek van
haar jeugd. Familierelaties vormen een specialiteitje van Vittorio De
Sica (Fietsendieven) en het wankele evenwicht tussen moeder en puberende
dochter gaat hem evengoed af als die tussen vader en zoon. 'Je wordt al
een echte dame!' merkt Loren vrolijk op, en mept haar dochter op de
billen, terwijl die zich wast. Jean-Pierre Belmondo is per ongeluk
getuige van het tafereeltje, en terwijl dochter gillend op zoek gaat
naar een handdoek, put hij zich uit in excuses. Belmondo is Peter
Fonda-achtig mager, en verrassend sereen katholiek als de jonge
Italiaanse anti-fascist. Jammer dat zijn rol al met al beperkt blijft,
want La Ciociara is een zeer rommelige film, met een moeizame grote
lijn. Het ene moment is het Italiaanse leven goed, een moment later zit
iedereen honger te lijden. De Sica
neemt van alles onder vuur. Dat gaat van rijke adel, Italiaanse
collabo's én geallieerde soldaten. Juist zij zorgen voor het
haast té brute einde.
Labels:
films uit de jaren '60,
Vittorio De Sica
donderdag 22 augustus 2013
The Producers
'Will
the dancing Hitlers please wait in the wings? We are only seeing
singing Hitlers.' Berend Dubbe had ooit een rubriekje in de VPRO gids
waarin hij een imaginaire zender met absurdistische
programma-omschrijvingen vulde. The Producers is zo'n film die er
eigenlijk genoeg aan heeft dáár te bestaan, en in die drie regeltjes
geniaal is: twee joodse producers zien zich genoodzaakt de slechtste
musical aller tijden te maken en brengen Springtime For Hitler naar
Broadway. Zero Mostel (als de opper-producer) heeft hier veruit de beste
comb-over in de filmgeschiedenis. En bij veruit bedoel ik vanuit zijn
nek naar zijn voorhoofd. De openingstitels zijn hilarisch, Zero verwent
de dametjes die de 'checkie checkies' brengen' om zijn geflopte
showbiz-bureautje overeind te houden. Dan meldt Gene Wilder zich, als
accountant die de boeken komt 'checken'. Gene speelt een van zijn
mindere rollen. Het is natuurlijk de bedoeling dat hij irritant is, maar
irritant zónder grappig te zijn, dat lijkt me niet... Na de intiteling
begint dus eigenlijk het wachten op de show zelf. Gelukkig zijn de
audities ook al leuk. Dick Shawn steelt vooral dán de show als hippie
die in een verkeerde setting is belandt. (Met een begeleidingsbandje van
nonchalant kijkende 'chicks'!) Even later is het showtime for Hitler en
gaan alle remmen los. Een Busby Berkeley-swastika van dansers. Alleen
dat shot is de volle 88 (oh nee 84...) minuten waard.
Labels:
films uit de jaren '60,
Mel Brooks
Lola
Geef een recalcitrant en eigenzinnig regisseur een bordeel, en hij maakt een goede film. Je zou het haast gaan denken. Na eerder dit jaar al Atom Egoyans fantastische Exotica te hebben bekeken gaat Fassbinder's Lola daar nog overheen. Voor mij zijn allerbeste film. (Al zegt dat niet zo heel veel, want ik ben geen groot fan.) Lola bevat in elk geval de leukste rol uit zijn hele oeuvre. Nee, niet de hoer Lola. (Dat is een typisch Schygulla-achtig Fassbinder-meisje). De fílm Lola gaat vooral over 'herr Schukert', briljant vertolkt door Mario Adorf. De man combineert het uiterlijk van Cantona met de charme van Clooney en de smakelijke schweinerei van Balla. (De hoofdrol uit een andere Duitse klassieker, Spur der Steine.) Je kunt Lola als de BRD-counterpiece van die DDR-film zien. Beide films gaan over de bureaucratische molen der bouwprojecten, wat in het westen neerkomt op corruptie... En hoeren natuurlijk. Herr Schukert troont de burgemeester en co mee naar de salon, om daar te genieten van gedane zaken. Dan arriveert Armin Mueller-Stahl als de onberispelijke bouwinspecteur. Coburg staat op zijn kop. Zoveel edelmoedigheid, zo onomkoopbaar, zo vlekkeloos van moraal! Het kost de ganse stadsgemeenschap een héle film om zich daarvan te herstellen, of beter, Von Bohm opnieuw af te stellen. Smakelijke satire, flamboyant fleurig in beeld gebracht, want ook qua cinematografie is deze Fassbinder om door een (trouw)ringetje te halen.
Women in Love
Women!? Als het boek ook zo heette
was het zeker een grapje van D.H. Lawrence – die zijn tijd zo ver
vooruit was dat ie in de sixties modern werd – want de kern van dit
verhaal wordt gevormd door de onbeantwoorde liefde van een man voor
zijn beste vriend. Het gebabbel over katjes en vijgjes is slechts een
wanhopige poging tot afleiding. De naaktworstel-scene is de essentie. In
het schemerig rode licht van een haardvuurtje gaan de twee vrienden
elkaar te lijf. 'We are mentally and spiritually close. Therefore, we
should be physically close too.' Het is maar voor even, want beide
mannen zijn dan al gevlucht in een relatie met een meisje uit een lagere
klasse. (Het tweede thema van de film: upperclass vs workers.) De
meisjes zijn twee gepassioneerde redheads waarvan ik stiekem elk moment
vermoedde dat ze óók wat met elkaar zouden beginnen. (Het blijft bij een
hint.) Zo is de film dus eigenlijk heel erg Frans, en Ken Russell mag
je voor deze één keer de Engelse Truffaut noemen. Zo ver weg van Deux Anglaises et le Continent zitten we hier niet. Onderdrukte seksualiteit,
uiteindelijk ijskoud en frigide opgelost. Moet toegeven dat de film in
die laatste winterse fase me wat kwij traakte. Niettemin een fijne film.
Russells gekte in toom gehouden door literatuur, en een potentieel saaie
naturalistische boekverfilming in toom gehouden door Russell.
Labels:
films uit de jaren '60,
Ken Russell
woensdag 21 augustus 2013
Sahara
Ik dacht dat ik
elke Humphrey Bogart-film van enig statuur had gezien, maar hier is er
nog eentje. Een oorlogsfilmpje met Bogie als de sergeant van een 'cement
mixer'. Ze hoeven dus niet door de zon te lópen, zoals het bataljon uit
– nou ja! – A Walk in the Sun. Sahara is een mespuntje zand beter, wat
eigenlijk vreemd is, want de personages en dialogen zijn zeer gangbaar.
Toch werkt het aardig. Misschien komt het door Bogie, misschien is het
de regenboog-multiculturaliteit van de film. Dit is de eerste stokoude
oorlogsfilm die ik zie waarin een 'donkere' jongen serieus mee mag doen.
Hij zit natuurlijk niet in het Amerikaanse bataljon, maar komt als
Britse Soedanees met een Italiaanse krijgsgevangene aanwaaien. Er volgen
discussies over de geopolitiek. (Vooral een Fransman vertegenwoordigt
zijn cuisine met verve.) De Soedanees wordt dan wel gelijkwaardig
behandeld, hij moet wel de lastige klusjes doen. Dat heeft echter
voordelen, want in de mooiste sequentie van de film vinden de mannen een
nagenoeg lege bron. Iemand moet afdalen om bekertjes te gaan vullen.
Het gelummel rond de bron is geweldig. Dat er nog een groot slotgevecht
moet volgen (om en op dezelfde plek) is niet eens zo van belang. Veel
leuker is hoe de Duitsers jaloers worden gemaakt. Nazi: 'where are you
men?' Frenchie: 'They're bathing'. (En twee mannen goeie hun enige kopje
water heen en weer over elkaar...)
Labels:
films uit de jaren '40,
Zoltan Korda
Working Girl
Als
je deze Nichols-film nou zo 'mergen' met Married to the Mob van Demme
had je een echt goeie film. Married to the Mob verdiende wat meer
structuur, Working Girl wat meer gesprankel. Joan Cusack is de
verbindende factor, en hier weer leuk als de hartsvriendin van Melanie
Griffith. Griffith heeft torenhoge kantoorambities maar Cusack zegt: 'Ik
dans soms in mijn ondergoed door de kamer, that doesn't make me
Madonna. Never will.' Griffith laat zich echter niet door pimpende
bovenbaasjes, bitchy catfights of Baldwin-beunhaas-vriendjes tegenhouden.
Eindelijk krijgt de secretaresse haar kans wanneer Sigourney Weaver
haar nieuwe bazin wordt. No more skirtchasin', maar een two way
street.... Of toch niet? Control freak Sigourney is heerlijk geobsedeerd
door zichzelf – thuis hangt een Warholiaans print met haar eigen
beeltenis in viervoud – maar de bazin belandt door een akkefietje op non-actief.
Nu kan Griffith de office runnen en verandert de film definitief in een
poging tot screwball-komedie. De secretaresse drijft met behulp van een
deadpan Harrison Ford (kan ie iets anders?) haar plannetjes door. Het is
allemaal best gezellig, maar ik zat toch te wachten op wat echt slimme
lol-momentjes, die je toch op kantoor mag verwachten. Nu is de humor
vooral fysiek, zo loopt Griffiths continu in luxueuze Christine Le
Duc-setjes rond, omdat haar vriendje Baldwin haar maar geen normale
cadeaus wil geven...
Labels:
films uit de jaren '80,
Mike Nichols
Alexander Nevsky
Eindelijk Eisenstein! Dancing on
ice. Glad ijs, wel te verstaan. Deze door Stalin geprezen
propaganda-film redde het hoofd van de regisseur, en bevat een
kletterend zwaardgevecht van dik een half uur. Op een bevroren meer. Daar vecht
De Rus (het spirituele boerenvolk is één) tegen de Teutoonse ridders,
die er als koektrommeltjes bij lopen. Het zal óók wel met het genie van
Eisenstein te maken hebben dat al het gemat niet saai wordt, maar de
allergrootste held van de film is toch echt Prokofjev. De Amerikaanse
WWII-films zijn heel wat gevoeliger en gelaagder, maar een componist van
die klasse hadden ze niet! Prokofjev leeft zich uit in manisch getoeter
(ik zal het woord jazz niet laten vallen) en bijzonder veel koorgezang.
(Zingen kunnen ze, die Russen. 'Rise o mighty Rus!') Als de slachtpartij
voorbij is dwalen de personages tussen de ijsschotsen en de lijken
door, terwijl Prokofjev zijn meest weemoedige thema laat spelen. In het
uurtje dat aan de strijd voorafgaat vallen vooral de Duitsers op. In
'hun' eerste scene mikken ze wat naakte kindertjes in het vuur, en is de
hele setup onvermijdelijke metal. Omineuze zwarte kruizen en adelaars
steken af tegen witte Ku Kux Klan-achtige gewaden. Alexander Nevsky en
zijn kompanen zijn als goeien echter evengoed blond, zodat het Wicky de
Vicking-gevoel toch niet helemaal kan worden afgeschud. En dat plaatje dan? Het Dzjengis Khan-mannetje poogt vergeefs Nevsky bij zijn Oosterse leger in te lijven...
dinsdag 20 augustus 2013
Kramer vs. Kramer
Een
mooie companion piece bij An Unmarried Woman. Twee vrij gladde
seventies-films, die de verschuivende opvattingen over mannen- en
vrouwenrollen tonen, en daarvoor één helft van een echtpaar in crisis
gebruiken. Hier moet Dustin Hoffman – tot dan ambitieuze kantoorslaaf –
zichzelf heruitvinden als Meryl Streep plotseling vertrekt, haar
echtgenoot achterlatend met 'het kind'. Het scheidingsdrama bestaat dus
veel minder uit ruzies dan je zou denken. Ja, er volgt een rechtszaak,
een wending die precies volgens het Hollywood-schema op de helft van het
verhaal zit... Maar de nadruk ligt gewoon op de nieuwbakken pa die met
veel moeite de dagelijkse taakjes uitvoert. Van supermarktbezoekjes tot
verhaaltjes voorlezen. Zo'n film waarvan je dan zegt: niks op aan te
merken. Zo weinig, dat ik de neiging heb zelfs de voor alle personages
verrassende naaktscène aan te stippen. (In Nobody's Fool, eveneens van
regisseur Benton, zat ook al een leuke.) Aan het einde van de film merk
je wel dat Kramer vs Kramer méér had kunnen zijn. Natuurlijk ontstaat er
een laatste crisisje, zit het kind er middenin, en denk je met weemoed
terug aan het eindeloos veel hardere A Separation. Hier geen onpeilbare
dilemma's. De personages weten het zelf op te lossen.
Labels:
films uit de jaren '70,
Robert Benton
Tom Jones
'It's
hard when a woman leaves a man nothing but memories... and a muff.' Zou
de classic van Fielding werkelijk zó ironisch en lollig zijn geweest?
De voice-over klinkt authentiek literair, maar verder gaat men net zo
wild met de bron om als Andrea Arnold in Wuthering Heights. De film zit
vol zichzelf op de hak nemende grapjes. Ook filmisch doet Tony
Richardson een goedgeluimde duit in het zakje. door personages tegen de
camera te laten praten, of een hoed over de lens te laten gooien, als er
weer eens gerollebold moet worden. De onwaarschijnlijk Willem
Alexander-achtige Albert Finney speelt de laconieke 'bastard' Tom Jones,
die als een Prins Pils onbekommerd door het country leven struint. Hij
heeft zijn 'wicked will' met boerse Hardy-vamps, maar bewondert ook zijn
sexy buurmeisje Susannah York. Tot ontzetting van tantetjes en vaders
is dat wederzijds! Jones wordt het dorp uitgejaagd en beleefd talrijke
schrans-avonturen op weg naar Londen. Met ruim twee uur is het epos voor
een komedie aan de lange kant, ondanks dat Richardson de boel om de
haverklap in fast forward doorspoelt. Tom en de voice-over zijn
overigens niet de enige lolbroeken. Straatrover: 'Stand and deliver!'
Pedant tantetje: 'I'm no travelling midwife, sir!'
Labels:
films uit de jaren '60,
Tony Richardson
Que La Bête Meure
Chabrol
kun je omschrijven als de Franse Hitchcock, en ik denk dat hij de
vergelijking soms ook bewust zocht, door hier bijvoorbeeld een Tipi
Hedren-achtig meisje te casten in een van de hoofdrollen. Zijn koele
fileer-stijl werkt weer aardig, maar toch mist hij een prachtige kans op een echte humane Wenders-film. De eerste twintig minuten gaat het
nog wél die kant uit. Een kind wordt doodgereden, de dader smeert 'm, en
de vader is woest. (Er zijn ook niet veel dingen die mensen zo kwaad
maken, laatst vlogen er nog stoelen door een rechtszaal...) Goed, de man
– tevens schrijver – wil bloed zien, maar tast in het duister. 'Het is
zoeken naar een speld in een hooiberg', sipt ook de politie. 'Nee'. zegt de
vader. 'Een naald in een naaldendoos.' En deze crypto-hint doet 'm een
theorie ontvouwen die 'm in gang trekt. Dit soort overpeinzingen doen
aan Wenders' literaire kompaan Handke denken, en in de allerbeste scene
gooit Chabrol wat Wenders-karakters in de mix. Het boerengezinnetje van
een knauwende oude kerel, die zijn dochtertje de kamer uitstuurt, en
wijntjes aanbiedt. Een vroeg kalende zoon geeft de definitieve hint.
(Zonder dat door te hebben.) De volgende anderhalf uur zijn een stuk
minder boeiend, en meer bourgeois van aard. Het hoofdpersonage wordt
meer en meer constructie. Hem overkomt van alles en overvalt niks.
Labels:
Claude Chabrol,
films uit de jaren '60
maandag 19 augustus 2013
Anna and the King of Siam
Wat de Pruis Frederik de Grote mede dankzij Voltaire voor elkaar
kreeg, deed de koning van Siam een dikke eeuw later, met hulp van een 'eenvoudig' Britse
gouvernante! Een absoluut monarch die zijn land verlicht.
Het heeft altijd iets kroms, hier nog eens versterkt doordat de Westerse
waarden via een Westerling aan een duizenden jaren oude samenleving
worden gedicteerd. Lesjes in Locke. (De conservatieve filosoof Charles
Taylor betoogde ooit dat je het natuurrecht evengoed op de goddelijke
status van de Thaise koning kon funderen, iets waar de man hier juist
vanaf wordt geholpen!) De film, vol personages in yellowface, is ondanks
het daarmee samenhangende sinterklaasgevoel eigenlijk heel elegant. Lee
J. Cobb is de wegwijspiet richting de excentrieke koning. Een geweldige
hoofdrol van Rex Harrison als de tanige en vinnige heerser die langzaam
voor zijn no nonsense gouvernante Irene Dunne valt. (Het woord 'love'
krijgt hij godzijdank nét niet over zijn lippen.) Er gebeurt eigenlijk
vrij weinig, en toch kreeg ik het voor elkaar een van de meest
traumatische gebeurtenissen te missen. (Die werd dan ook in een flits
van vijftien seconden getoond.) Maar het kalme ritme klopt wél bij het tempo
van dermate fundamentele veranderingen.
Labels:
films uit de jaren '40,
John Cromwell
Huey Long
'Louisiana,
they're trying to wash us away'.' Eindelijk, een eerste kennismaking
met Ken Burns, de grote chroniqueur van Amerika. De titel zei me niets,
en dat terwijl ik toch twee versies van All The King's Men heb gezien. De
dictator uit Louisiana heeft altijd tot de verbeelding gesproken, en de
docu laat fraai zien waarom. De energie van de man. De thirties zijn een
eeuwigheid geleden maar de speeches van Long zijn komisch en
enthousiasmerend, enkel het Hitleriaanse armgezwaai is vermoeiend. Zijn
ideetjes zijn simpel: geen gezeik iedereen rijk. Share the wealth is het
motto, maar de enige die echt rijk werd was hij zelf. Maar of het geld
de man nou zo interesseerde... Eerder pure machtshonger. Burns doet niet
in theorietjes van het waarom, maar laat een lange rij stokoude talking
heads (die Long nog gekend hebben) voorbij trekken. Het plebs is op
hand van bruggen- en wegenbouwer, de journalisten en elite verafschuwt
'm. Het doet allemaal sterk aan Chavez denken. Een populist heeft
duidelijk éven zijn nut, maar strand toch altijd weer in grootheidswaan.
Als Long naar Washington trekt en een concurrent van 'FDR' wordt begint
het rond te zingen dat hij 'dood moet'. En dan is het wachten tot
iemand de trekker overhaalt. Long (die ook vanuit zijn sterfbed nog de
boel commandeerde) zal gebaald hebben, maar voor de volksmythe is het zo
slecht nog niet.
Labels:
films uit de jaren '80,
Ken Burns
Coup de Foudre
Ook
bekend als Entre Nous. Na de Blier-blitzkrieg is het wennen om het wife
swappen (nou ja) en andere melodramatische verwikkelingen weer gewoon
serieus te moeten nemen. Coup de Foudre is autobiografisch, maar het
neigt toch naar Douglas Sirk, en dan haalt men er ook de Tweede
Wereldoorlog nog bij. In het intro, dat nogal verwarrend uitpakt, zien
we Isabelle Huppert in een interneringskamp. Ze ontsnapt dankzij een
legionnaire, die haar trouwt en zo een ritje naar een veel erger kamp
bespaart. Wat is je naam, vraagt Isabelle haar man. 'Mordechai Abraham
Isaac Korski'. Van de regen in de drup, constateert zijn verse
echtgenote verbijsterd. Je verwacht een oorlogsfilm waarin een
onmogelijk toevals-tweetal nader tot elkaar komt, maar de film switcht
plots naar de fifties. Alles is goedgekomen en Huppert heeft nu een
luxeprobleempje. Ze is een desperate housewife geworden en vindt een
medestander in Miou Miou, van wie we trouwens eerder óók al wat
dramatische oorlogsflitsen zagen. Maar die vijf jaar zijn kennelijk al
een eeuwigheid geleden, en in de fifties lijken de twee knappe dames
eerder geknipt voor eighties. Op een paar charmante gezinsscenes na – de
papa's komen er verder bekaaid vanaf – volgt er een dubbelspel waarin
al het lonken en janken me verveelde.
Labels:
Diane Kurys,
films uit de jaren '80
zondag 18 augustus 2013
Victor Victoria
Blake Edwards voelt zich
opperbest thuis in dit Parijse wonderland. De flikkerlichtjes knipperen
je tegemoet in deze superschmierende gender-rollen musical. Het zou
Endemol voor alle leeftijden kunnen zijn (Julie Andrews!) ware het niet
dat de innuendo's ditmaal geen innuendo's meer zijn. Het gaat van 'I am
horny!' tot 'You can't get it... up 'til now you were grand.' Het
plezier van de cast is geweldig, en natuurlijk heeft Edwards ook wat
Pink Panther-losertjes meegenomen. (Graham Stark is fijn als sullig
obertje, en de onvermijdelijke Alex Karras is verrassend goed als bodyguard
'in de kast'.) De personages bespioneren elkaar trouwens ook vanuit de kast, want gangster James Garner wil nu wel eens weten of ie
echt voor een man is gevallen. Julie Andrews speelt de vrouw die zich
voordoet als man die zich voordoet als vrouw (I kid you not!) en doet
dat plezierig. Haar stem is me te intimiderend, je hebt geen orkest meer
nodig. Ook geen champagneglazen trouwens... Maar ach, het gaat ook
niet om de liedjes. De heerlijkste rol is voor Tony Preston, met zijn
Jean Marie Pfaff-coiffure is hij geknipt voor de rol als de oude gay die
de plannetjes verzint. Als de nood aan de man is kan hij zelfs dienen
als dubbelganger van de dubbelganger. Verbijsterde agent: 'If that was a
woman, she was wearing the greatest disguise I've seen'.
Labels:
Blake Edwards,
films uit de jaren '80
La Chienne
Iemand moet een keer een film noir maken over het leven van Jean Renoir
onder de titel 'Renoir'. Beetje magisch realistisch citeren uit zijn
oeuvre. La Chienne (vast niet als 'The Bitch' uitgebracht) is zowel
komedie als protonoir, alhoewel toch vooral het eerste. Het materiaal is
op zichzelf wel duister genoeg, iets wat Fritz Lang later bewees in Scarlet Street, dat op hetzelfde boek werd gebaseerd. La Chienne is dus de femme
fatale, gold digster en hoertje. Haar Paul Dano-achtige vriend zoekt
rijke vrindjes voor zijn meise, zodat hij zelf een dikke kar kan kopen.
(Ja ook in 1931 waren die er al.) Het beste projectje vindt het meisje
echter zelf. Enter Michel Simon. Dé Franse acteur van de thirties, hier
een soort Joost Prinsen. (Een engerd zal ie altijd wel blijven.) Maar
waar hij in L'Atalante een viezige zeeman speelde is hij nu braaf
kantoorklerkje. De man weet niet wat hem overkomt met zijn 'cocotte'. Dat
hij er een dúrft te nemen is al heel wat, met een bijzonder vermakelijke
feeks van een vrouw thuis. Simon heeft één passie: schilderen. En dat
levert op! Voor de pooier dan... La Chienne is zeker niet perfect, zo
wordt de mooiste twist (de terugkeer van een 'geest') eigenlijk hopeloos
verknald. Maar het kabbelt aangenaam, en het arty Parijs van de
thirties zien is nooit verkeerd, zeker niet op de avond dat men honderd keer Tour vierde.
Labels:
films uit de jaren '30,
Jean Renoir
Kiss of the Spider Woman
William Hurt
en Raul Julia zijn allebei acteurs die doen opveren, maar hoeveel films
van de twee zijn eigenlijk écht goed? Deze mag er in elk geval zijn.
Kiss of the Spider Woman is een bijzondere Latijns-Amerikaanse
gevangenisfilm. Hurt speelt met veel zwier een homoseksuele gevangene,
die samen met de politieke activist Julia op één cel zit. Hun dialogen
zijn een ode aan het escapisme. De eerste tien minuten vertelt Hurt –
terwijl hij sensuele moves maakt – zélf ook een film. We schieten heen
en weer tussen cel en cheesy nazi-drama vol verraad (hint!), en beide
lagen werken prima. Het hoeft dus niet altijd mis te gaan, zo'n mozaïek,
want later in het verhaal – als de vriendschap tussen de twee groeit –
begint ook Julia puzzelstukjes aan te dragen, en doet Hurt nog in
symbolische dromen. Toch is de tweede helft wat minder, door een
cynische en bruuske wending, die ervoor zorgt dat de weggedroomde kijker
teruggeworpen wordt in de harde gevangenisrealiteit. Ik vond dat
eigenlijk onnodig, en kon me niet echt meer inhaken in de meer
Coppola-achtige seventies-paranoiasfeer. Daar had eerder in de film aan
gebouwd moeten worden. Nu rent de film zichzelf wat voorbij in ambities
en is het einde afgeraffeld. Gelukkig blijven de twee mannen de film
moeiteloos dragen.
Labels:
films uit de jaren '80,
Hector Babenco
zaterdag 17 augustus 2013
Ninotchka
Lubitsch
regisseerde, maar de hand van Billy Wilder (één van scenaristen) is al
heel duidelijk te zien. Hij deed de film zelf later nog eens over als
One, Two, Three. Een betere parodie op de clash van kapitalisme en
communisme, vooral omdat Amerika daar zelf ook op
de hak wordt genomen. Hier krijgen de Russen alle klappen, en mag
Parijs het Westen als paradijselijk oord vertegenwoordigen. Een
Sovjet-delegatie bezoekt de stad om een dure ketting te verkopen. Waarom
ze dat in Parijs doen – terwijl de aristocratische Russische eigenares er
ook woont – is onduidelijk, in elk geval wordt de deal opgehouden door
Melvyn Douglas, het vriendje van de gravin. Als troubleshooter sturen de
Sovjets Greta Garbo, en met Ninotchka's komst wordt de film lollig.
Garbo is gortdroog als de enkel door ratio gedreven Lenin-fan. Douglas
ziet er een uitdaging in: 'I've been fascinated by your 5 year plan for
the last 15 years!'. Natuurlijk smelt de in een juten zak geklede Celine
Dion-look a like voor de charmes van het Erik van Muiswinkel-achtige
heertje. (Ik geef toe, op de foto moet je er wat van mijn fantasie voor hebben.) Eigenlijk gaat dat smelten wat te snel, want het laatste half uur is de jus er
wel af. Toen Garbo nog in ontkenning zat was het leuker. 'Is this what
you call the "butler"?' 'Yes.' 'Good evening comrade! (Garbo kijkt
streng.) This man is very old. You shouldn't make him work. Do you whip
him?''
Labels:
Ernst Lubitsch,
films uit de jaren '30
A Walk in the Sun
Aparte, literaire oorlogsfilm.
Verbaast me niets dat het scenario (van Robert Rossen) op een beroemde
roman werd gebaseerd. (De contemporaine recensies deden dan ook van 'het
boek was beter'.) De actie in A Walk in the Sun is uiterst gering.
Alles is monoloog of dialoog. Veelal uit stilstand ook, als oude
oorlogsfoto's die heel eventjes in beweging komen, om wat te mopperen.
'Waar gaat deze oorlog eindigen? In Tibet?' De eerste twintig minuten
zijn nagenoeg donker. Een platoon landt ergens in Italië. Op de vlakte
aangekomen begint het gesjok, terwijl er af en toe een Duits vliegtuigje
een bom dropt, en er een mannetje met 'butts' wordt achtergelaten. Maar
er heerst toch vooral een omineuze rust. Er zijn zoveel personages dat
er werkelijk geen één echt opvalt. En dat terwijl ze in het intro nog
allemaal uitgebreid per voice-over zijn geïntroduceerd. Daarna volgt een
liedje, zoals de film een paar keer onderbroken wordt door een nogal
pompeuze balladezanger. Het maakt de ervaring nog wat vreemder, maar
echt werken doet dat musical-trucje niet. Aan het eind bereikt het
platoon haar missie-doel. Een huisje bij een brug. Eindelijk treedt er
iemand uit de groep naar voren. Het is sergeant Dana Andrews in
doodsnood. Hij kruipt tussen de bosjes richting het landhuis. 'How long
would it take to crawl around the world?'
Labels:
films uit de jaren '40,
Lewis Milestone
Préparez Vos Mouchoirs
Provocateur
pur sang Bertrand Blier is me er eentje. Hij zet hier de hele Franse
cinema te kakken – Truffauts Jules et Jim voorop – om uit te komen op...
een heel erg Franse film, die 'm ook nog een Oscar opleverde. Het is
nauwelijks te geloven. Depardieu en 'Coup de Tête' Dewaere zijn
hilarisch op dreef als twee niet al te snuggere mannen. (Intellect,
inclusief IQ-tests is een themaatje.) Depardieu heeft zijn eígen vrouw
(Laure) aan Dewaere opgedrongen (oeh la la) om haar van een depressie af
te helpen. Ze moet gewoon bezwangerd worden, denken de mannen, maar
lukken wil dat niet. En de vrouw zelf? Die zwijgt en breit, in een
parodie op het brave huisvrouwtje dat gewillig met zich laat sollen.
(Blier laat geen al te hoge pet op te hebben van de vrouwen.) De
allerbeste sequentie draait om Mozart. Jawel! Depardieu houdt de beste
film-rant ooit over de Salszburgse meester, en overtuigde ook mij bijna
van diens klasse. Na het concerto volgt een knip, en mag de vrouw alsnog
op de voorgrond treden. De mannen zijn met hun dametje (en een heel stel
hormoongedreven 13-jarige jongetjes) op zomerkamp. Alle Meilleure Façon de Marcher-alarmbellen gaan af. En niet voor niets. Het slimste jongetje
van het kamp blijkt ook de enige die vrouw weet te verleiden. Geen kind
in de buik, dan maar een kind in... Ach ja... Leuke film.
Labels:
Bertrand Blier,
films uit de jaren '70
vrijdag 16 augustus 2013
The Family Game
Als je de titel
googlet krijg je de suggestie 'analysis' en 'ending', dus dan weet je
het wel. Eentje voor de liefhebbers van ongrijpbare meesterwerkjes.
Iedere cinefiel dus. Aanvankelijk lijkt de film gewoon haar 'tenten' op
te zetten in het Japanse absurdisme-kampje. Een mal gezin, met een
obsessie voor goede schoolcijfers, en eten. De hele film lang wordt er
keer op keer uitgebreid gedineerd. De familie zit strak op één
horizontale fresco-lijn. Je denkt: het zal wel iets Japans zijn. Maar
een buurvrouwtje merkt op 'dat dit toch wel krap is'. Buuf brengt
sowieso hints mee, want ze huilt om haar stervende grootvader, die ze
'niet de flat uit kan krijgen'. De film heeft naast komische ook
dystopische trekjes. Het landschap is Antonioni-achtig industrieel, net
als de knikkerbanen die het hoofdpersonage bouwt. Op school, waar het
jongetje móet presteren, lijkt alles nog normaal. Zijn punten gaan
vooruit nu hij een nieuwe tutor heeft. Deze krankzinnige kerel is de
Takeshi Miike-indringer in het gezin. Hij heeft iets van een jonge
Gerard Depardieu, glimlachend en beleefd, maar er borrelt bruut geweld.
Waar het gezin eet, is hij op zijn beurt meer van het drinken. Hij klokt
alles weg. Het slot is voor Buñuel en Haneke. (Hoeveel grote regisseurs
kun je in één stukje noemen?) Een laatste grote schranspartij, en een
akelige wending. Alsof de regisseur je een inside joke vertelt die je
volledig ontgaat. Maar hij vertelt 'm góed.
Labels:
films uit de jaren '80,
Yoshimitsu Morita
The Nun Story
Audrey Hepburn goes 'beyond the hills'. En helemaal alleen. Zoals alle religieuze films is The Nun Story
heel erg traag, maar dat past goed bij het kloosterleven. Les 1:
onthechting. Niks vriendinnetjes, niks herinneringen, niets haast! Je
mag alleen aan God denken. Soms is katholicisme echt heel
boeddhistisch. Tegelijkertijd zijn er vreemde wereldse trekjes, als de
nonnetjes worden ingewijd trouwen ze met Jezus. Trouwen!? Religie
overstijgt zo'n ceremonie toch? (Er komt zelfs een ring aan te pas.) The
Nun Story speelt van pakweg 1930 tot en met WWII. In België. Audrey zal zich
er wel thuis hebben gevoeld, want de film werd op locatie opgenomen. (In fraai technicolor.) Aan het eind belandt ze zelfs aan de Nederlandse
grens, en prompt zien we een molentje... Maar het gewetensconflict van
de film ontvouwt zich in de Congo. Het wordt almaar duidelijker dat het
nonnetje niet écht die religieuze spirit heeft. Ze is een 'mensenmens'.
Waarom ben je geen gewone verpleegster geworden, vraagt de Gregory
Peck-achtige dokter ter plaatse, die verliefd wordt op zijn assistente.
De non-reden volgt nooit, of bestaat niet. Wat dat betreft is de film
heel arthouse, met een daarbij passend prachtig einde. Het habijt gaat
af, de ene deur gaat dicht (als een gevangenis) de andere gaat open. Het
echte leven.
Labels:
films uit de jaren '50,
Fred Zinnemann
Abonneren op:
Posts (Atom)