donderdag 29 augustus 2013
The Overlanders
Microgeschiedenis
is altijd fascinerend. Ik lees op dit moment Presser's
onderduik-dagboek Homo Submersus, en dat is weer bijzonder leerzaam.
Joodse meisjes die tegen betaling van duizenden guldens bij Nederlandse
boerengezinnen mogen onderduiken, maar in ruil daarvoor wel als een
slaaf worden afgebeuld! (En de Nederlanders die netjes in schriftjes bij
houden hoeveel 'hun duikelingen' eten, zodat er later afgerekend kan
worden...) The Overlanders gaat ook over een alledaags detail uit de
Tweede Wereldoorlog. De koeien van Australië! Ja, heus. Als de Japanse
dreiging Australië bereikt beginnen verschillende farmers een trek dwars
door het binnenland, om hun veestapel te redden. Een mars van een mijl
of duizend, met een snelheid van een paar mijl per dag. Het allermooiste
aan The Overlanders is dat hier het Australische cliché ontstaat. De
film was cruciaal in het creëren van het beeld van een natie. De
onverschrokkenheid, de vechtlust, maar ook het gezuip en gegok. (Net als
in Wake in Fright wordt er two-up gespeeld.) Toch is de film ook opmerkelijk sereen. Tijdens de tocht leren we
van alles over koeien. Het gevaar van de geur van water, bijvoorbeeld.
En dat je de beesten langzaam moet wekken: 'anders komen ze de hele dag
niet niet in beweging.' Niet dat de film geen tijd vindt voor een beetje
'vakantieliefde', met een prachtmeisje in een houtbakkersblouseje en
een lange broek.
Labels:
films uit de jaren '40,
Harry Watt
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten