maandag 18 juli 2011

Heavy

Ooit door Subjectivist Olaf getipt, als zijnde verwant aan het lieve Uruguyaanse arthouse-hitje Gigante, dat hoog in mijn eindjaarslijst eindigde. De gelijkenis is inderdaad duidelijk, ook dit zijn imaginaire amoureuze avonturen van een loser-achtige dikke man, maar opmerkelijk genoeg is het Amerikaanse Heavy veel, eh, heavier. Dat zou je niet verwachten van een Amerikaanse, en daardoor automatisch toch wat meer Hollywood-ademende film. Waar het eenvoudige Gigante bijna een abstrahering is van een droomachtig avontuur; man loopt door stad achter mooi meisje aan, is Heavy veel meer een uitgewerkt verhaal. Iets wat zeker voor de veel gelaagdere hoofdrolspeler geldt. Ik verwarde regisseur James Mangold zelfs even met Jonathan Demme, en diens humane (haast lieve) Melvin and Howard-sfeer (en kwaliteit) heeft Mangold's debuut zeker. En tegelijkertijd is Heavy ergens ook weer níet lief, want dit is een film die behoorlijk rücksichtslos over valse hoop gaat, en best pijn durft te doen. (Hoop wordt meestal beloond in films.) De hoofdrolspeler is niet alléén een goedzak. Hij is soms ook eng, in River's Edge-achtige reddingsfantasieën. Dat is een beetje flauw wellicht, lelijk is gevaarlijk, maar ook weer niet helemaal onwaar. Seksueel gefrustreerde mannen zijn ten slotte op zijn minst onvoorspelbaar. En de man dóet ook een paar rare dingen, de belangrijkste, niet al te geloofwaardige twist van het plot bijvoorbeeld. Belangrijker dan die twist zijn z'n twee dromen, die nagenoeg buiten bereik blijven. Okee, hij beleefd een momentje met zijn droommeisje (Liv Tyler!) maar ook dat moment is ergens eerder pijnlijk. Mr. Heavy doet precies hetzelfde als bij een eerdere toevallige autodate, hopend dat het wederom goed uitpakt, maar njet. Nog wel bíjna, wat we dan maar de enige concessie van de film moeten noemen. Het had nog minimaler gemoeten, al was het maar omdat de man misschien dróómt van iets romantisch, maar tegelijkertijd ook volkomen tevreden zou zijn als Liv enkel zijn hand eventjes vasthoudt. En wie zou dat niet zijn. Maar goed. Mooie hoofdrol dus van Pruitt Taylor Vince. Bekend van een andere Amerikaanse sympathieke margefilm Nobody's Fool. Hij woon-werkt hier als kok in het motel/restaurantje van zijn dominant betuttelende moeder. In de bijrollen gebeurt ook genoeg excentrieks; zo lopen daar Evan Dando én Deborah Harry rond, als respectievelijk vriendje en tramp van het dorp. Deborah is Marianne Faithfull-achtig geloofwaardig als serveerstertje. Ik dacht trouwens even dat Evan Dando de alcholische barfly speelde, maar dat zou zijn huidige incarnatie zijn! Joe Grifasi kwijt zich prima van die taak. Met al die muziekhelden is de aanwezigheid van Sonic Youth's Thurston Moore op de soundtrack gepast, net als Freedy Johnston. Vergelijkingen met Love Liza (dikzak daar PS Hoffman, muziek Jim 'O Rourke) en de wereld van Noah Baumbach (in Kicking and Screaming zit ook een liedje van Freedy) dienen zich aan. En dat zijn allemaal heel fijne films, net zoals deze dus.

Geen opmerkingen: