maandag 27 juni 2011

Key Largo

Ondanks de aanwezigheid van de kanonnen Bogart, Bacall en Robinson, onder regie van Huston nog wel, deed deze noir me niet echt veel, al heeft de film wel een aardige landerige toon, en een effectieve simpelheid. Bogart is een militair die een weduwe en haar vader bezoekt, omdat hij toch in de buurt is en waarschijnlijk niet weet wat hij met zijn leven aanmoet. Bacall en haar pa runnen een sjofel hotelletje op een (schier?)eilandje bij Florida (Key Largo) en alhoewel het buiten het seizoen is, is het hele hotel afgehuurd door een groep dikzakken. Zij begroeten Bogart in wat mooie scènes met tegenzin, want pottenkijkers, die zijn niet gewenst. Bacall is heel wat blijer, natuurlijk, en begeleidt door een terugkerend romantisch motiefje krijgen de twee wat. (Bogart haalt Bacall aan als een kat en aait haar ergens.) Een uitstekende Robinson speelt ondertussen de leider, en meest vieze, van de dikzakken hen hij houdt een fraaie speech, terug verlangend naar de tijd dat hij nog een echte grote gangster was, toen de prohibition was afgekondigd. Zijn nieuwe heist is even sjofel als het hotel en Bogart kan er met niet al teveel moeite en in een teleurstellende shoot-out een handje voor steken. Opmerkelijk fout is trouwens een zijplotje rond indianen, die er bekaaid van af komen. Zoals altijd in Hollywood.

Geen opmerkingen: