donderdag 28 juni 2012

The Art of the Steal

Als advocaat van de duivel probeerde ik nog een tijdje te denken 'ach het zijn maar wat papiertjes met verf' en 'ja zo'n testament, dat geldt toch ook niet voor eeuwig'... Tja. Het zijn inderdáád geen schilderijen meer, maar onverhandelbare goudstaven, die machtswellustelingen graag willen hebben. En je kunstcollectie 'voor eeuwig niet uitleenbaar en verkoopbaar' verklaren, is niet houdbaar, maar dan nog mag je er als dode toch vanuit gaan dat ze een jaartje of honderd je laatste wens respecteren. We leren in deze fijne, typical American Story, dr. Barnes kennen. Een man die zijn fortuin in de medicijnen vergaarde, maar met een working class achtergrond, die (daarom?) graag de elite jende. (Beste stunt: het beheer over zijn collectie aan een black university geven... Vinden de dure Philly Perelmannetjes níet leuk!) Barnes hing zijn honderden werken (van Matisse en Renoir e.d.) in een eigen gebouw, allemaal dicht op elkaar, nauwelijks commercieel geëxploiteerd. Dit is zo mogelijk een nog veel grotere schoffering, althans, volgens de kunstwereld. (Die zogenaamd het beste met de werken voor heeft, maar alleen aan money, money, money denkt.) Dus zinnen ze op een manier om de werken in hun bezit te krijgen. En zoals we weten regeert er maar één ding in het kapitalisme. Je kan een moord plegen, je kan banken laten omvallen, als jij de backing van the powers hebt kom je er mee weg. Dit wordt volkomen eenzijdig (heerlijk eenzijdig zelfs) uit de doeken gedaan door afficionado's van Barnes. Geweldige figuren, die met smaak vertellen. Mijn favoriet: het Woody Allen-achtige mannetje dat tijdens een demonstratie een interview aan de docu staat te geven, en dan ineens PHILISTINES!!! schreeuwt. Hierboven op de foto. Maar er zijn meer ster-karakters. Ook in het slechte kamp. De aalgladde ambitieuze Richard Glanton, die de kunstcollectie mee op tournee neemt, een verdedigbare zet, maar tevens het begin van het einde. En dan de gouverneur van Pennsylvania – Oh Amerikaanse democratie!- kennelijk nog altijd diezelfde louche types als uit All The King's Men.

Geen opmerkingen: