zondag 30 juni 2013
Weekend
Een van
de allerbeste gayfilms, éver. Provocatief, filosofisch, en intiem. Alles klopt... Om met het laatste te beginnen, er zit een zoenscene in die
zo aandoenlijk is, dat het gewoon jammer is dat de film naar een –
overigens prachtig – shot van buiten het flatgebouw switcht. En dat zegt
iemand die zich vrijdag nog ergerde aan een stelletje dat het
hele concert naast 'm stond te zoenen. Doe dat thuis. Weekend laat met haar twee hoofdpersonages eigenlijk de twee manieren zien die er in de
hetero-maatschappij bestaan om met 'homo zijn' te dealan. Of je wordt er
verlegen van, je loopt er niet mee te koop, je voelt schaamte.
Dit geldt voor de Mateja Kezman-achtige jongen in wiens appartement
zich het grootste deel van het verhaal afspeelt. Hij pikt een jongen op
uit de kroeg, die er heel anders 'in zit'. Altijd klaar voor discussie,
het opnemend tegen brallers die opmerkingen nodig vinden, maar
tegelijkertijd is deze gozer wellicht wat té kwaaiig op de maatschappij. De twee
jongens vinden elkaar in hun eigen variant van 'Brief Encounter' (Een
goed essayist zou de twee films maar eens aan een vergelijkend onderzoek
moeten onderwerpen.) En heel veel meer moet hier niet over gezegd
worden. Twee mensen die zich openstellen voor elkaar, van hilarische
puber-anekdotes ('the shuddering cock of Rupert Graves') tot pijnlijke
momenten, wanneer hun paden al een keer eerder blijken te zijn gekruist, in
het kleine homowereldje van Nottingham.
Labels:
Andrew Haigh,
films uit de jaren '10
Casa de Lava
Dat werd
tijd. Mijn eerste Pedro Costa-film, een absolute favoriet onder
cinefielen. Hij wordt wel de Samuel Beckett van de cinema genoemd, dus
ik vreesde hermetisch gesloten intellectualisme. En inderdaad, het is
hard werken, maar toch, wie wel eens een Claire Denis heeft gezien, kan
hier best mee uit te voeten. Vampieren! Ook Denis-regular Isaach de Bankolé is erbij. Hij heeft er een soort specialiteit van gemaakt om
nagenoeg zwijgende (vaak gewonde) mannen te spelen, die als een
mysterieuze stilstaande kracht het baken van het verhaal vormen. In dit
geval valt (of springt) hij als bouwvakker van een gebouw. Daarna wordt hij
gerepatrieerd naar de Kaapverdische Eilanden. Nu ze debuteerden op de Africa Cup meteen een prachtgelegenheid om dat land
eens te zien. Vulkanisch dus (zie titel), al komen we na het intro nooit
meer dicht bij een actieve vulkaan. Isaach wordt naar huis gebracht
door een verpleegster in een bloedrood jurkje, die het Grimm-ige goede
in het verhaal mag zijn. Ze neemt vaccins en goede zorgen mee, maar de
excentrieke eilandbewoners zijn te ver heen in hun sprookjeswereld van lijden,
geesten en 'dode mannen'. De volgende anderhalf uur dwaalt de vrouw door
de gemeenschap, en wij door de film. Af en toe ineens geraakt door een
oud mannetje met een viool. Of het moment dat de verpleegster dan
eindelijk van kleren wisselt.
Labels:
films uit de jaren '90,
Pedro Costa
Margaret
Als
Cassavetes zijn lever niet kapot had gezopen had ie nu dit soort films
gemaakt. Hoewel Margaret qua verhaal in níets met Gloria overeenkomt,
deelt de film de volslagen onevenwichtigheid. Theatraal met zichzelf
worstelende personages, iedereen valt almaar in de reden. Melodrama!
(Abortusje erbij? Abortusje erbij!) Kortom: chaos. Je kunt de hele film
tot drie tellen, en elke keer als je weer bij drie bent is het niveau totaal
omgeslagen. Aan het eind, bijvoorbeeld, zitten moeder en dochter bij de
opera. De emoties zijn gedaan, de opera begint, een mooi moment voor de
aftiteling. (De klanken nemen de misère over.) Maar nee, tóch weer een
close-up, waarin Anna Paquin (de dochter) vecht tegen de tranen. Dan
begint ook de moeder... Anna Paquin speelt
een late puber die het bloed onder je nagels vandaan haalt. Rijk en verwend, en met Geen Stijl-meninkjes in de klas. Als ze uit shoppen is
denkt ze ook enkel aan haar eigen behoeften, en leidt zo buschauffeur Mark
Ruffalo af. Gevolg: een crash, en een verschrikkelijk mooie sterf-scene.
Als mij zoiets zou gebeuren zou ik me vooral zélf schuldig voelen, maar
de volgende 2.5 uur besteedt Paquin aan het 'kapodt' maken van de
buschauffeur... Een opstandige en begrijpelijke reflex, om zo haar eigen aandeel
te vergeten. Het levert een ergerlijke maar boeiende film op.
Labels:
films uit de jaren '10,
Kenneth Lonergan
Private Hell 36
The crime: murder, the motive:
money. Als dat geen goeie gangstarap-albumtitel is! Het zijn de eerste
woorden uit deze noir van Don Siegel. In het begin lijkt zijn latere
Dirty Harry-conservatisme hier ook al een plekje te
hebben gevonden, als een copper een paar verdachten stevig onder handen
neemt en er eentje in elkaar slaat. Daarna belandt de film echter in
meer gangbaar noir-water, als de twee hoofdpersonages femme fatale Ida
Lupino tegenkomen. Ze is 'zangeres', met 'goeie fooien'. In één ervan
zijn de agenten geïnteresseerd. Ze 'volgen het geld', dat bij de crime
uit de openingsscenes is gestolen. Kennelijk waren alle biljetten
'gemarked'. Ik snap nooit zo goed hoe dat kan in pre-electronische
tijden. Noteert en checkt iedereen ál die nummers? Laat staan dat op een
razend drukke renbaan er een biljet wordt herkend (door wie dan?) en de
info meteen de agenten bereikt. Een stuk begrijpelijker is de lokroep
ván het geld, want met gold digger Ida in je omgeving zie je een gedeelte
van de buit wel zitten. In de mooiste scene houden agenten en dames een
huiselijk 'carrétje' in de achtertuin, spaghetti erbij, terwijl de ene
agent dollartekens in zijn ogen heeft, en de ander doodsangsten
uitstaat... De hel uit de titel is godbetert een 'zomerhuisje' (noem het
gerust een caravan), dat helaas enkel bij nacht wordt bezocht.
Labels:
Don Siegel,
films uit de jaren '50
zaterdag 29 juni 2013
Searching for Sugar Man
Deze
muziekdocu gooit alle genre-clichés op verrassende wijze in een nieuwe
mix. De uitersten tussen Nick Drake en Anvil blijken overbrugbaar! Documentair dan. Met de eerste deelt het verhaal de miskenning van de
vergeten singer/songwriter, en de zelfmoord. Met laatstgenoemde het
onverwachte succes elders. Daarvoor moeten we naar Zuid-Afrika, het
Afrika van de Afrikaners om precies te zijn. Alleen dáár wordt een
mysterieuze plaat van de volslagen onbekend gebleven singer/songwriter
Rodrigues met open armen ontvangen. De film suggereert heel even dat de
held zelfs heeft bijgedragen aan een cultuuromslag richting einde
Apartheid, maar ziet daar verder gelukkig vanaf. Dat zou al te gechargeerd
zijn, en het verhaal ís al nauwelijks te geloven. De man legt een
Bridge Over Troubled Water uit, voor de seventies-jeugd die er zucht
onder het conservatieve juk. Dit alles wordt met smakelijk accent verteld door de
locals. En dan is daar de heerlijke twist, die niet voor niets
samenvalt met de opkomst van het internet, mid-nineties. De tijden van
echte obscuriteit zijn voorbij. Enigszins ironisch (en heel
geëmancipeerd eigenlijk) volgt op dat moment de entree van de enige donkere
Afri(Ameri)kaan in het verhaal. En de muziek zelf? Vrij degelijk, met
de typische strijkertjes van die tijd. Bob Dylan meets David Ackles; over die laatste zouden ook wel eens zo'n docu kunnen maken.
Labels:
films uit de jaren '10,
Malik Bendjelloul
The Innkeepers
Het lukte me maar
niet om hiervoor een plezierige kijk-invalshoek te vinden. Eerst dacht
ik: dit kan een ont-spannende horror-film zijn. Wel alle genre-kenmerken
van het haunted house-genre, maar dat er dan uiteindelijk helemaal
níets gebeurt. Dat leek me wel wat. Toen dat na een uurtje niet echt
houdbaar meer was, probeerde ik de variatie dat het vooral postmodern
ging over hoe twee mensen elkáár angst aanjagen. Maak je eigen horror-film! Dat zou ook het uiterst zwakke acteren kunnen
verklaren. Want het gaat al mis in scene één. Een meisje en een jongen
komen een hotel binnen, ze gaan er werken. Het lijkt alsof ze er voor
het eerst zijn, en alsof ze elkaar voor het eerst zien. Wrong on two
accounts. De jongen is typisch mumblecore, met een dikke bril, een
voorkeur voor internetporno. Het meisje is oppervlakkig bekeken nóg
leuker. Het is alsof ze het knapste meisje uit een willekeurige
eindexamenklas tot haar verbijstering en zonder oefenen in een film
hebben gezet. Ze is toepasselijk mager - denk aan de ultieme
seventies-heldin uit The Shining - heeft gaten in haar spijkerbroek, en
grijpt continu naar haar astma-verstuiver. Leuk dus? Helaas. Ze kan niet acteren.
En met niet bedoel ik dat ze haar voor deze ene film een Razzie
lifetime achieve award kunnen geven. Zelfs de gewaagde grapjes – met een
verschrikte moeder en een nachthemd – gaan mis. Nee, een Monsters is dit niet.
Labels:
films uit de jaren '10,
Ti West
Kosmos
De Turkse arthouse-cinema doet niet aan eenvoudige
films. Kosmos voegt nog wat fantasy toe aan 'Anatolia', en is
tegelijkertijd een parabel over conservatief en verouderd Turkije anno
nu. De jeugdherinneringen van Bal (Honey) zijn niet ver weg... Met die
laatste film deelt het te lange Kosmos een zekere afstandelijkheid,
alsof je eerst maar eens twintig jaar ter plaatse moest wonen om het te te
begrijpen. Niettemin gebeurt er genoeg indrukwekkends. Een
raadselachtige openingsscène vol paniek wordt gevolgd door een eerste
kennismaking van het hoofdpersonage met de oude dorpsmannetjes. De
magere jongen met de vrouwelijke stem spreekt in spirituele tegeltjes,
die de theedrinkers wel smaken. Bovendien heeft de 'onverwachte gast'
zijn eerste goede daad al verricht, een van de velen die nog zullen
volgen. De jongen is E.T. Hij voelt de pijn van de mens tegenover 'm, en
neemt die weg door 'm over te nemen. Ten koste van zichzelf. Maar hoe
zit het met de pijn van een heel dorp? Buiten klinken granaatinslagen,
het leger is actief. In het grensdorp zelf is men vooral angstig voor de
Ander. Gelukkig zijn er nog vrouwelijke outcasts met wie de held wat
'kan delen'. Niet vergeten die prachtige A Silver Mt Zion-achtige
soundtrack aan te stippen, dacht ik, en toen klonk hun eigen signature track:
Angels standing guard 'round the side of your bed. De film in één
zinnetje.
Labels:
films uit de jaren '10,
Reha Erdem
Kill List
Heel even lijkt dit een Brits tv-drama te worden, ergens tussen Mark of Cain (bijbels aandoende leger-trauma's, let op de hand!) en Tyrannosaur
(gebroken gezinnen). Daar zat ik niet op te wachten, en het dan nog
vrij gammele acteren leek ook
ook meer iets voor een serie als Cold Feet. De driftige editing kondigt
de waanzin echter al aan. En dan gaan twee vrienden (die eerst met
aanhang uiterst, eh, moeizaam gedineerd hebben) op pad... Het zijn
huurmoordenaars, die doordeweeks in een aardige villa wonen, en doen alsof ze in 'IT' werken... (De vrouw van het
hoofdpersonage is overigens wél op de hoogte.) Ineens vliegt de film in
uitzinnig geweld uit de bocht. En dat werkt, op haast Koreaanse wijze.
Ik denk niet dat er een Britse film is die zo dicht bij The Chaser komt.
Aan de andere kant, bestond er ook al zoiets als Straw Dogs
natuurlijk... Gestoord geweld, gestoorde bad guys, gestoorde 'good'
guys. En niet op die jofele Tarantino-manier hè, maar bruut. En het
wordt nog een tikje vreemder in een wending die zo bizar is, maar
tegelijkertijd wel veel Britser is zodat ik 'm maar
niet ga omschrijven. Beter van niet sowieso, want de film eindigt in
totale chaos, je kunt je er zo een webpagina vol 'theorieën' bij
indenken... In Bruges gone horror.
Labels:
Ben Wheatley,
films uit de jaren '10
vrijdag 28 juni 2013
A Midnight Clear
Fijne,
totaal ónepische oorlogsfilm, in de traditie van Fuller. Je zou kunnen
zeggen dat in A Midnight Clear één (niet-bestaand) segment uit The Big Red One tot een uur of anderhalf uur wordt opgerekt, zonder dat het gaat
vervelen overigens. Net als bij Fuller ontbreekt pathos, en elke poging
tot heldendom gaat gruwelijk mis. Dit verhaal gaat over angst,
kameraadschap, en hoe men jongetjes oorlogen instuurt. Niet voor niets
'benoemt' de squad een 'father' en een 'mother'. 'I don't know if
there's a correlation between intelligence and virginity' peinst Ethan
Hawke in een opmerkelijk sensuele flashback. Hawke speelt de piepjonge
leider van een al flink uitgedunde eenheid, die in 1944 door de Ardense
bossen sjokt. De Duitsers voelen dat de oorlog bijna gedaan is, en niets
is gevaarlijker dan een 'beest' in doodsstrijd. Je verwacht dus
gruwelijke stuiptrekkingen, maar het totale tegenovergestelde vindt plaats.
Mark Isham laat engelen-koren (en wat minder geslaagde synths) het
kerstverhaal begeleiden. Een verhaal dat eindigt met een brute en
opnieuw erg originele twist. Het enige minpuntje is het slot. Waarom
niet gestopt bij de eenheid, in een toepasselijk religieus-aandoende
processie, sjokkend door de sneeuw. Mededelingen in de aftiteling zijn
al helemaal onnodig in een fictie-film. Maar goed, details.
Labels:
films uit de jaren '90,
Keith Gordon
Miss Bala
Dat moet je
op zijn Spaans als 'Baja' lezen. De provincie Baja California (met de
grote stad Tijuana) is in deze film het toneel van de échte Mexicaanse
druglords-film die er aan hele tijd aan zat te komen. Films laten je
rond de wereld reizen, maar je ziet ook verschillende 'soorten'
criminelen. De Mexicaanse bendes opereren op een heel 'hoog'
(militair-achtig) niveau. Constant in communicatie, karrend in
gepantserde SUV's, en met de politie aan hun zijde. In een van de eerste
goede scenes (er zijn er een handjevol) stapt het meisje dat later Miss
wordt in de auto van een agent. Ze denkt hulp te krijgen in de
zoektocht naar een verdwenen vriendin, maar de agent rijdt haar naar een
crime boss, die haar gedurende een paar dagen als speeltje beschouwd.
Dat hij daar tijd voor heeft (tussen de schietpartijen door) is een van
de ongeloofwaardige aspecten, net zoals het plot van toevalligheden aan
elkaar hangt. Het meisje is continu precies op de verkeerde plek. Ze
wordt (zo) maar geen personage. De actrice staart continu bang
richting kijker, en lijkt alleen te ontdooien tijdens de paar momenten dat ze
met haar broertje kan converseren. Tuurlijk, in handen van criminelen
bén je doodsbang. Maar ze overlééft wel. Toch heeft Miss Balla ook
fascinerende kantjes, er zijn Lynchiaanse scenes over geld en lust, op
een verlaten strand bijvoorbeeld.
Labels:
films uit de jaren '10,
Gerardo Naranjo
Project Nim
Wat was er eerst: de drang naar het
moederschap of de drang naar seks? Je denkt een (taal)wetenschappelijk
verantwoorde docu over een leergierige aap te krijgen, maar je krijgt
gedoe op de apenrots. Geinig wel. Slechterik van dienst is professor
Herb Terrace, het type academicus wiens arrogantie jonge studentes het
hart op hol brengt. In zjijn jonge jaren 'deed' ie waarschijnlijk één
studente per week... (Later zal ééntje per semester ook nog wel
gelukt zijn.) De man begint voor eigen glorie een project met een aap, zich
daarbij omringend met vrouwen. Wat díe met apen hebben is weer een heel
ander verhaal. We kennen in Nederland natuurlijk al Bokito... Max Mon Amour is zó waar. Toch blijft het raadselachtig. Vrouw na vrouw wordt
hier moederlijk verliefd op de jonge chimp, die zijn leven begint in een
hippie-environment. Terwijl de talking heads elkaar vliegen afvangen - let op hoe de professor al zijn fouten in lege woorden van het type '
'ik wist het onbewust wel' verpakt - en de vrouwen elkaar haten omdat zij
de aap niet mochten 'houden', komt de ware aap uit de mouw. Daarin heeft de
prof. dan weer wel gelijk; het beest kon helemaal geen taal leren. Het
zette de sign language gewoon in om te krijgen wat het wilde. En dat is eigenlijk heel menselijk. Lief met de kat is ie wel, die Nim.
Althans, in het begin!
Labels:
films uit de jaren '10,
James Marsh
Letter Never Sent
De beeldtaal van de oude Russen is
écht anders. Rare hoeken (veel van onderaf, voor een Leni Riefenstahl-megalomaan effect), afgewisseld met dicht op de huid gefilmde
passages. Voor een docu-sfeer zorgt dat laatste vreemd genoeg niet, maar
de shots zijn enerverend, en soms (in een knus tentje, bijvoorbeeld)
ook mooi. Vier geologen zijn op pad in Siberië, op zoek naar diamanten.
Ik denk: ha, dat wordt een parabel waar diamanten voor hebzucht (lees,
het Westen) staan, en de crew kapotmaken. Niet voor niets is de film toch
begonnen met een eerbetoon aan de Sovjet-Pioniers en zingen de twee
jongere expeditie-leden – een seventies-achtig stelletje avant la lettre
– 'scouting'-liedjes. Geen volk dat zo smakelijk hoerrra, hoerrra kan
roepen trouwens. Nu gaat de expeditie inderdaad ten gronde, maar de
diamanten worden voor Volk & Vaderland gezocht, en zijn daarom júist
van smetten vrij. ('Eindelijk af van het buitenlandse
diamant-monopolie!') Tijdens de speurtocht raakt een van de oudere
bebaarde gidsen verliefd op het jonge geologen-meisje. De andere gids
schrijft juist vrome brieven aan zijn geliefde thuis. Verwarrend genoeg
wordt de liefde voor het meisje onthuld door middel ván een brief.
Daardoor zijn de twee gidsen aanvankelijk wat lastig uit elkaar te
houden. Een fenomenale bosbrand lost dat 'into the wild' op. Het laatste
half uur is redelijk trippy, met een zeer fraai fata morgana-sequentie.
Helaas is dat nét niet het slot.
Labels:
films uit de jaren '50,
Mikhail Kalatozov
donderdag 27 juni 2013
Las Acacias
Ontzettende
lieve road movie, die ook wel in de openingsregels van mijn
2012-artikel genoemd had kunnen worden. De reis per Scania, met
boomstammen op de oplegger. Zo'n beetje het enige minpuntje aan de film
is dat we de kolossaliteit van het voertuig eigenlijk nooit in beeld
krijgen, we zitten heel intiem een hele film in de passagiersstoel. Zo
bevindt de kijker zich in dezelfde positie als de lifster mét
Unicef-baby die de trucker gaan vergezellen. Hij is dat overduidelijk
niet gewend. Zijn ongemak is prachtig en doet ook de kijker zich bijna
een indringer voelen. Maar dan. Hét shot van de film. De vrouw slaapt,
terwijl de trucker rijdt. Als teken van vertrouwen, dat gedurende de
eerste dag is gegroeid. Hebben de twee tot dan misschien een handjevol
tekstregels uitgewisseld, nu is het ijs gebroken, speelt de trucker wat
met de baby, en ontstaat er een voorzichtige toenadering. Uit heel veel
meer bestaat de film niet, en dat hoeft ook niet, dit is géén echte
'handelingenfilm', op heel galante wijze is er toch een behoorlijk
intense spanningslijn, misschien nog versterkt door de anderhalf uur
durende drone van de vrachtwagenmotoren (de subwoofers hadden een goede
dag). Het einde zou ik misschien nog iets té vinden, maar tegelijkertijd
ben ik dan een harteloze zak. Zo zegt de scene op een parkeerplaats
waar de trucker zijn lifster even dreigt te moeten gaan delen genoeg. Mooie poster ook.
Labels:
films uit de jaren '10,
Pablo Giorgelli
Tiny Furniture
Miranda July-haters moeten opletten,
de wereld in deze film heeft hetzelfde hipster-gehalte, maar de
irritatie blijft verrassend genoeg uit! Sterker nog, ik heb zitten
lachen om Lena Dunham, die vol zelfspot de problemen van de moderne
(rijke) loser neerzet. 'I wouldn't get too excited about that paycheck.
It's pretty disappointing. After a while, I just stopped picking mine
up.' Om te beginnen gaat haar hamster al dood, iets wat July nooit over
d'r hart zou kunnen verkrijgen. Het beest belandt in de vriezer. Ook het
meisje verkeert in een bevroren toestand. Uit met d'r vriendje, diploma
gehaald (in film theory, waar je niks mee kan als je geen potentieel
beroemde filmmaker bent) en terug bij ma en zus. Meestal worden dit
soort hoofdrollen door mannen vertolkt. Tiny Furniture is alleen al
geslaagd doordat we heel naturel een dikke vrouwelijke
quarterlife-crisis te zien krijgen. Meisje ontmoet dorks in allerlei
soorten en maten. (“He's a real big thing on YouTube”.) De leukste (en
later ook meest emotionele) scenes zijn die met moeder en zus. In dé
scene van de film krijgt Lena een woede-uitbarsting. Ze weet dat ze zich
aanstelt, maar tegelijkertijd is haar 'ik word hier zo in de steek
gelaten'-rant tegen moeder raak en hilarisch. Stel je ma voor als die
modewatcher Lidewij, en denk er dan zusje bij, ook met zwart hoornen bril,
maar mét strak lichaam. Lena
wijst naar haar verwanten: 'Cause you two are some kind of gang!'.
Labels:
films uit de jaren '10,
Lena Dunham
The Girl Who Leapt through Time
Ik moet er eens wat meer zien. Japanse tekenfilms. Hier
treffen we weer een tomboy-achtig meisje, ze is goeie maten met twee jongens op
de high school. De drie houden zich bezig met baseballen (altijd een
plus) en verder niets. Summer break nadert, vervolgstudiekeuzes idem
dito. Dan ontdekt het meisje in het natuurkundelokaal dat ze door
de tijd kan springen. Letterlijk: springen. Ze moet er wel steeds een
aanloopje voor nemen! Vanzelfsprekend probeert ze deze nieuwe 'skill' zo
goed mogelijk in te zetten, maar in de traditie van het
Butterfly-effect wordt alles alleen maar erger. Ineens lijken haar twee
brave vrienden ook nog allebei op haar verliefd te zijn. En zelfs met
tijdreis-skills is dat nog niet zo eenvoudig in goede banen te leiden.
Japanse treinen spelen weer een cruciale rol. Het mechaniekje dat de
spoorwegovergang sluit is ontzettend schattig. Net als de hele film
eigenlijk. Eén van de mooie dingen aan manga zijn de dikke tranen. Wie
zou er nu niet wel eens in zulke grote parels willen huilen zoals
manga-meisjes doen? Het laatste half uur is in feite één lang
onnavolgbaar outro. Begeleid door etherische Arvo Pärt-klanken ontdekt
het meisje hoe de toekomst en het verleden ineens binnen haar bereik
zijn geraakt. Op de fiets. Aww.
Labels:
films uit de jaren '00,
Mamoru Hosoda
Basquiat
Door
Julian Schnabel. De ene (neo-)expressionist over de andere. Dat heeft
zijn voordelen, Schnabel is duidelijk bekend met 'het wereldje' en toont
met plezier de kunsthandelaars die om je heen beginnen te zoemen zodra
je het dreigt te gaan maken. Weer een andere type mens dat je daar
waarschijnlijk om de haverklap tegenkomt meldt: 'I am a painter as well'
om daar aan toe te voegen 'I am glad I didn't get the recognition,
because it has given me time to develop...' Een zinnetje van Willem
Defoe, die niet eens een credit krijgt tijdens de openingstitels, want
Schnabel heeft véél beroemde vriendjes. De cast doet watertanden. Parker
Posey, Elisa Lowensohn, Courtney Love, Dennis Hopper, David Bowie en
Benicio Del Toro. En dan vergeet ik de lieftallige Claire Forlani nog,
als serveerster. Bowie is amusant én goed als de seniele Warhol. Nooit
geweten dat hij en Basquiat een soort van vriendschap onderhielden, de
film had met gemak Basquiat & Warhol kunnen heten. Del Toro speelt
géén kunstenaar, maar een mannetje van de straat. Hij loopt erbij als
Boudewijn Buch in een basketbalhemd. Verder is dit een film als een
mixtape, kwart scenes en halve liedjes wisselen elkaar af, in een prima
ritme overigens. Waiting on a Friend! Eindelijk een goed Stones-nummer
gehoord. Jeffrey Wright (die Basquiat speelt) was later niet zo tevreden
(elke keer als hij echt los gaan cut de film naar een liedje) maar als
artistieke potpourri vond ik de film toch erg leuk.
Labels:
films uit de jaren '90,
Julian Schnabel
woensdag 26 juni 2013
Point Break
De
surf-subcultuur is toch wel een van de mínst interessante, ik krijg geen
enkele neiging 'erbij te willen horen'. Eén surf-film is dus eigenlijk
wel genoeg voor een jaar, en dat was het aardige Big Wednesday. Point
Break heeft nog een ander probleempje. Keanu Reeves. Een van de
onbedoeld leukste aspecten aan Point Break is hoe Keanu hier totaal van
het scherm wordt gespeeld. Door Patrick Swayze. Een groot acteur,
kuch... Als hij in beeld is merk je dat hij – om het gepast zweverig te
zeggen – een ander aura heeft, hij ís zijn rol. Keanu lijkt te druk
bezig de tekst te onthouden. Hij speelt een rookie van de FBI die met
zijn collega, de Kingpin-achtige Gary Busey, de surfscene gaan
onderzoeken, op zoek naar wat bankovervallers. Keanu hooked up met een
surfer chick, en al snel zit hij op feestjes van Swayze. De surfscenes
zijn erg saai. Het wordt pas aardig als de echte actie losbarst,
achtervolgingsscenes per auto én te voet kun je wel aan Bigelow
toevertrouwen. Je blijkt niet alleen on sea waves te kunnen surfen, ook
in de air kun je best wat stunts uithalen. Baumgartners favoriete film
waarschijnlijk, maar zou je echt zoveel controle hebben op je
bewegingen? De femme fatale-wending wordt jammerlijk gemist...
Labels:
films uit de jaren '90,
Kathryn Bigelow
Uncle Buck
Ik dacht even dat de rol van Buck door
Belushi werd gespeeld, vlak voor zijn dood. In een 'oompje komt de
school vertellen how it really is-scne zit door het hoedje ook wel iets van
een Blues Brothers-vibe. Maar het is dus John Candy, die nog een paar
jaar te gaan had. (En verder vast even mateloos was.) Uncle Buck komt op de
kinderen passen, als de pa en ma wegens familie-omstandigheden de hort op
moeten. Dat wordt chaos, maar voor John Hughes' doen is de film
best bitter. De ouders waren al saai en suf, en oom is en blijft ook
maar een loser, net zoals de oudste dochter in het gezin een échte puber
blijft. Ik zat na tien minuten al van 'kom op jongens, group hug!' en de
kleine kids zijn daar ook wel vóór, maar zo fysiek wordt het nergens.
Oom houdt zich gaandeweg vooral bezig met het voorkomen van een amour de jeunesse (…) net zoals Hughes zelf weer eens vooral in het
vijftienjarige meisje is geïnteresseerd. In de leukste sequenties is het
slapstick-gehalte (met dure porseleinen borden) gelukkig wel hoog, of is de hele troupe aanwezig. Zo geschiedt op de bowlingbaan, waar zelfs de Coen bros nog
wat inspiratie lijken te hebben gevonden. (De man met de
tandenstoker is classic Coen, en er loopt trouwens ook nog een
Ludo-look-a-like rond als horse track fixer, een plaats waar Uncle Buck
helaas nooit belandt.) Vermakelijke film. Iconische hoofdrol.
Labels:
films uit de jaren '80,
John Hughes
The Perks of Being a Wallflower
Deze
kwam in een staat van Kerst-landerigheid toch weer heel hard binnen. Ik denk
dat een goed voornemen voor volgend jaar kan zijn dat ik me eens wat
minder in dit soort hoofdpersonages ga zitten herkennen. ('I am not a
sad story, but a life'). Anyway, The Perks heeft ook lichtere kanten
hoor. Leuk is de vreemde tijdloosheid van het verhaal. Ik kon er lang geen wijs uit of het nou '70, '80 of '90 was. De kids zijn fan van Rocky
Horror Show (seventies toch?), de Smiths (eighties) én Ani DiFranco
(nineties). Retro als ontsnapping. Bij vlagen doet het ook wel denken
aan een jeugd-versie van Cameron Crowes classic 'Singles'. Maar bovenal
is dit een kruising van Submarine en Ordinary People. Een loserig
jongetje (vooral op zijn fraaie stém gecast volgens mij) begint aan de
high school na het jaar daarvoor 'in de problemen te zijn geweest'. Op
school is hij het muurbloempje tot hij zich weet aan te sluiten bij een
vriendengroep. (Of zij trekken hem erbij.) In het groepje treffen we die jongen van We Need to Talk about Kevin in een extravagante rol, en met een bijzonder frisgekapte Emma Watson
als Smiths-meisje wordt dat al snel heel gezellig. Ondertussen
leren we in vreemde, stroeve flashbacks van die 'problemen', en gaan we
eigenlijk in noodgang op een crisis af. Het einde had ietsje minder zoet
gemogen, maar de film zegt mooie en herkenbare dingen, over crushes en
'malen'.
Labels:
films uit de jaren '10,
Stephen Chbosky
Caesar Must Die
Elk
filmjaar kent zijn Shakespeare-bewerking. Dit is een moderne variant, mijns
inziens te prefereren boven wazige pseudo-historische verhalen over de
ware identiteit van Shakespeare (zie vorig jaar). Er iets vreemds aan de
hand met Caesar Must Die. Hét unieke selling point van de film
(gevangenen spelen Shakespeare) wordt zó gestileerd in beeld gebracht,
dat ik na een kwartier meende dat de gevangenen gewoon door acteurs
werden gespeeld! Wat achteraf dus niet zo blijkt te zijn... Dat betekent
wel dat de gevangenen best een stukkie kunnen acteren. (Of ligt dat aan Shakespeare's fraaie teksten?). Toch had ik het allemaal nog
veel 'documentairer' gewild. Zoals in de prachtige casting scene waarin
de inmates 'gewoon' wat personalia moeten vertellen. Maar zodra de
gevangenen daarna nog eens uit hun Shakespeare tekst vallen zijn die
momenten wel overduidelijk gescript. Anders geformuleerd: de gevangenis
wordt nooit een gevangenis, terwijl Shakespeare wel gewoon Shakespeare blijft. Het verhaal over Brutus en Caesar is - duh - goed op zijn plek
in Rome, en zeker de speeches van Brutus en Anthony ná de daad zijn
indrukwekkend. Op vele andere momenten – Shakespeare hè – liet ik me
toch wel weer in halfslaap sussen.
dinsdag 25 juni 2013
Laurence Anyways
Altijd mooi als de lijntjes van
een jaar samenkomen. Gedurende de prachtige slotscene van Laurence
Anyways klinkt een zeer toepasselijke nineties-beat, waarover een man
over 'where cars go by' begint te zingen. Natuurlijk, het is Paul
Buchanan. (De nummer 1 van mijn muzikale 2012.) En dit is weer een goede Quebecoise film. En echt niet alleen door die slotscene is dit mijn favoriete Xavier Dolan tot nu toe. Ook
hier is hij nog altijd onevenwichtig, grillig en erg melodramatisch,
maar dit keer raakte zijn werk me écht. Misschien komt het omdat de
sterke vrouw in deze film níet de moeder is. Sterker nog moeder Nathalie
Baye krijgt te horen dat zoonlief haar nooit als moeder heeft gezien! De sterke vrouwen-rol is voor Suzanne Clément, die de fragiliteit van
Samantha Morton combineert met de schoonheid van Janelle Monae en de,
eh, nineties-heid van Janet Jacksons ten tijde van Together Alone. (Dat
had ook best de titel kunnen zijn.) Clément doet me denken aan Sophie
Rois in Tykwers Drei, een vergelijkbare film. De driehoeksverhouding in
Laurence Anyways bestaat echter uit slechts twee mensen. Clément én Melvil Poupaud
die zich gedurende het epos van man naar vrouw laat ombouwen. De ultieme
middelvinger naar de society, het roept zó'n ongemak op, zeker
'halverwege' de transformatie. Laurence Anyways smijt – zeer terecht – de simpele
waarheid in ons gezicht: Ecce homo. Hokjesdenken is achterlijk denken.
En ondanks dat Dolan in het midden-gedeelte toch weer de stilering
opzoekt, houdt hij zijn film op de rails. Bijvoorbeeld door constant op
gezichten te focussen. Heel, heel dichtbij. Dolan weet wat hij wil zeggen.
Iemand die in 1999 godbetert pas tien jaar oud was, en dat hele decennium als
gisteren op doek krijgt, heeft veel in huis.
Labels:
films uit de jaren '10,
Xavier Dolan
21 Jump Street
De
Amerikaanse obsessie met fellatio is bijna net zo groot als die met
wapens. (Zou er een verbandje bestaan?) Richting het einde van 21 Jump
Street in elk geval wel, als Channing Tatum vanuit een limo zijn gun
staat af te vuren, terwijl een dronken high school babe ondertussen zijn andere gun,
et cetera. In dat laatste half uur is de lol van de film gesmoord in
geschreeuw, luidruchtige muziek en bovenal teveel bloedvergieten. Een
Police Academy-achtige high school infiltratie-operatie zou je toch af
moeten kunnen doen zónder Tarantino-toestanden. Dat lukt wel in het vrij
lollige eerste uurtje, waar mijn vertrouwen in Jonah Hill (na die honkbalfilm) weer wat
wordt hersteld. Hij schreef mee aan deze remake (de film maakt zelf
ook grappen over het eeuwig recyclen van oude meuk) en speelt ook de loser
annex Eminem-fan die agent wordt. Komt ie ineens zijn high school-nemesis als collega tegen! De twee worden door de ABC (Angry Black Captain) Ice
Cube terug naar high school gestuurd, waar alles tegenovergesteld aan
vroeger is. Misschien komt het door de drugs... De scenes onder invloed
zijn debiel leuk, de LMFAO-feestjes zijn 'Superbad' en een groot deel
van de grappen bevat alle high school clichés die de makers konden
verzinnen. (Geile juf, geflipte gymleraar, smothering mother, en bovenal
nerds). En alles met een even hoog meligheids- als THC-gehalte.
Intouchables
Viel me mee. Ik
dacht dat het een sentimentele draak zou worden, maar die knakker in de
rolstoel (gespeeld door de altijd degelijke Francois Cluzet) gaat niet
eens dood! Dus blijft er een echte feel good-film over, zonder brok in
de keel-bijwerkingen, maar goed voor een glimlach. Zelfs voor wat
nazi-grappen is bizar genoeg nog plaats. Natuurlijk kunnen we peinzen
(en er bestaat vast een artikel) over of de film niet een beetje
'racistisch' is. Iedere blanke wil stiekem gered en beschermd worden
door his own personal Seedorf. Een man die goed kan dansen,
'ongedwongen' met de vrouwtjes omgaat, gangsta is, maar wél lief en
trouw aan jou, want hij is jouw maid en maat. De film mist daarin wel wat zelfspot.
(Want het is verder niet zo dat ze de clichés niet dik aanzetten.) De
Flodder-setup, de 'hood' komt in het Franse Wassenaar quartier, werkt
verder wel. En tekenend voor de coolheid van de film toont Driss zich niet eens verbaasd als hij
wordt ingehuurd. Hij leert de verlamde rijkaard weer een beetje leven.
En die leert hem... kunst waarderen en paragliden. In een typerende
scene introduceert de rijkaard de klassieke muziek, Driss maakt er een
reeks Hans Liberg-achtige grappen over, en verder is de sequentie
eigenlijk overbodig. De echte pijn blijft onaangeraakt.
Being Flynn
Being
Flynn is gebaseerd op een memoir, en daarmee het zoveelste bewijs dat
Amerikanen volgens hun zelfgeschreven sentimentele filmscript leven...
Het einde! Karel van het Reve citeerde ooit iemand (naam kwijt) die
slechte eindes vergeleek met het laatste slokje thee. 'Vooral veel
suiker'. Het begint nog leuk. Een ironische voice-over introduceert
zichzelf, als 'a classic writer', al heeft ie geen uitgever en rijdt ie
een taxi als baantje. En wie speelt deze man? Robert De Niro. Natuurlijk. Ik zat
helemaal in de Auster-modus, dus dacht even dat de taxi-chauffeur een
imaginair verhaal over zijn zoon ging verzinnen, dat we dan ook –
onderbroken door blufpraatjes van de schrijver – zouden zien. Maar die
zoon is gewoon echt natuurlijk, en neemt eigenlijk al na drie minuten het
verhaal al over. Helaas. Zoon wordt gespeeld door Paul Dano, die dit
jaar een specialiteit van schrijvers heeft gemaakt. Het verhaal brengt
deze twee familieleden (die elkaar jááren niet gezien hebben) bijeen
in de daklozenopvang. Was het qua drama daarbij gebleven, dan had de
film goed kunnen zijn. Hoe het eraan toegaat in het leven van een
zwerver, slapend op ventilatieroosters is boeiend en 'echt'. Maar alleen
zwerver-pa in crisis is niet genoeg. Er moeten flashbacks zijn naar
depri-ma (Julianne Moore, elk jaar mooier) en ach, doen we voor zoon nog
wat drugs erbij. Zonde. Gelukkig is er dan altijd nog de soundtrack van
Badly Drawn Boy.
Labels:
films uit de jaren '10,
Paul Weitz
maandag 24 juni 2013
Your Sister's Sister
Ik hoopte op een soort
Momma's Man, maar Your Sister's Sister heeft meer weg van die film
waarin twee beste vrienden samen een porno-film gaan maken. Met elkaar.
(Dat blijkt Humpday, van dezelfde regisseur!) De bedoeling is de juiste,
maar als je dermate ingewikkelde constructies nodig hebt om je
personages op te zetten.. Your Sister's Sister opent aardig, met een
groepje mumblecorende vrienden, die een overleden vriend herdenken. Zijn
broer verknalt de toast, waarna de dork door zijn beste vriendin op
vakantie wordt gestuurd. Per fiets. Aanwijzing één dat het geen stemmig
drama gaat worden is dat de hitchhike ernaartoe in een half minuutje
wordt afgedaan, aanwijzing twee is dat de jongen in de hut meteen een vrouw
aantreft. (Naakt ook nog.) De film gunt hem helaas geen verwerking en
geen alone time. Hier wordt een (komisch bedoeld?) dubbel Wiegeltje
opgezet. (De politicus die met de zus van zijn overleden vrouw trouwde.) De
irritatie-meters gaan off and on screen al snel diep in het rood.
Voorbeeld: de naakte vrouw blijkt lesbienne. Prima, maar zoals zo vaak
in films is ze dat ineens vergeten na een fles tequila. Vervolgens
krijgen we een verklaring voor deze move, die de deur definitief
dichtdoet. Onze dork zou eigenlijk zo snel mogelijk weg moeten fietsen!
Onbedoeld hilarisch worden ook de landschapsbeelden. Eigenlijk speelt
alles zich binnenshuis af, maar omdat dat toch wat saai is last de
regisseuse om de twee minuten wat 'dia-plaatjes' in.
Labels:
films uit de jaren '10,
Lynn Shelton
J. Edgar
Er
hoort toch een Clint Eastwood-film bij het filmjaar, dacht ik. Zeker nu
die raaskallende idioot ook nog even Romney's campaign een zoveelste
kras wist toe te brengen. Hulde! (En een hoop schadenfreude.)
Vanzelfsprekend komt ook J. Edgar er hier nog betrekkelijk goed vanaf. Aan
Hoover danken we de moderne opsporingsmethoden, zo te zien. Zal best,
maar ook de paranoia, het indelen van je eígen samenleving in 'goeden en
slechten', en gewroet in seksuele escapades. De Republikeinen zijn er
nog altijd meesters in... De film is zowaar niet verschrikkelijk slecht
overigens, Eastwood voelt zich als anachronisme (denk aan Changeling)
prima thuis in de thirties. Was de film daar maar de héle tijd gebleven,
om zo Hoovers begin van zijn carrière te schetsen, met de grimmige
Lindbergh-kidnapzaak (waar ik nog nooit van gehoord had). Dát had de
kiem van alles kunnen laten zien. Hoovers gekte, homoseksualiteit,
relatie met zijn moeder en torenhoge ambities om de FBI uit de grond te
stampen. Nu switcht de film onnavolgbaar rommelig heen en weer richting onder meer de sixties, waar Hoover en zijn 'vriendje' er met een hoop
schmink als wassen beelden bij lopen. Het is knap gedaan, maar het
wordt toch nooit echt. En dat is dan alleen de buitenkant. Al dat
tijdreizen zorgt, behalve voor een lief einde, enkel voor verwarring.
Moeder Judi Dench was toch dood, o nee, daar is ze weer voor een
homofobe rant. Et cetera.
Labels:
Clint Eastwood,
films uit de jaren '10
Brave
Zou je de theorie op poten
kunnen zetten dat Pixar minder is geworden sinds de inlijving door
Disney? Qua verhaal is Brave wel erg braaf (je moeder heeft altijd
gelijk en bedoelde het goed!). Ik heb het wel een beetje
gezien met die computer gegenereerde animatie, het wordt tijd dat er
eens een Matisse in die wereld langskomt. Ik zie de nut er niet van in
om fenomenaal echt lijkende landschappen te gaan zitten 'renderen'. Dan
kon je toch ook gewoon naar buiten gaan met je camera!? En wat heeft het
voor zin als je 'r vervolgens porselein-poppige karakters in plaatst,
die er zeker in het intro dramatisch slecht uitzien. (Considering it's
Pixar...) Later went het, denk ik. En de rooie haren zijn wel erg knap
gedaan. (In een van de weinige wat stoerdere grappen zit het
hoofdpersonage, een prinsesje, Taliban-achtig ingesnoerd door haar
moeder 'mooi' te wezen, waarbij ze recalcitrant tóch een lokje onder
haar hoofdkapje tevoorschijn laat schieten.) We zitten hier in Schotland
(de Brave van Braveheart dus) waar het prinsesje liever paardrijdt dan
wacht op een man. Ze zoekt een Shakespeare-heks op, en vervolgens
verandert ma in een beer, die loopt als een high society dame. Wat helpt
er nu nog aan? Echte liefde. What else. Het was trouwens leuk geweest als 'bear' op een of
andere manier in de titel was verwerkt.
Les Neiges du Kilimandjaro
Ongeveer zo slecht als
ie lief is. Waar zie je anno nu nog communistische films die
Jaurés citeren, en het over manifesten hebben. Er zijn nog mensen die
erin geloven. Letterlijk, want hier merk je ook weer goed hoezeer het
communisme een religie is. Net zoals een brave gelovige kun je nooit
sober genoeg leven. Het schuldgevoel zal tot je dood knagen. Hier
peinzen twee vijftigers over hoe bourgeois ze zijn geworden, terwijl ze
samen op zondag reclamefolders moeten rondbrengen om rond te komen. Noem
het maar bourgeois! Dat hele baantje is een van de eindeloze
ongeloofwaardigheden waarmee het scenario aan elkaar hangt. Eerst is
alles nog pais en vree, ondanks dat de Lula-achtige hoofdrolspeler annex
vakbondsman op bijzonder solidaire wijze is ontslagen. Thuis rest
verveling, en potjes kaarten, waarna een 'Oostenrijkse' wending volgt.
De 'Funny gamers' weten van het aanwezige geld - een net verkregen
huwelijksjubileumcadeau - een feit dat het opsporen van de daders een één-tweetje
tussen slachtoffers en politie zou moeten maken. Maar ja, als ons
hoofdpersonage het diep van binnen al weet wíl hij het niet zien.
(Workers of the world unite.) Zodoende kunnen de twee 'werelden' aan
elkaar worden geknoopt door middel van goede daden om bij vol te
schieten, en om te janken zo slecht acteerwerk. Maar het stiekem best
fraaie sentimentele einde wordt verknald door... een dialectische discussie achteraf.
Typisch.
Labels:
films uit de jaren '10,
Robert Guédiguian
zondag 23 juni 2013
38 Témoins
De
titel doet een vrij klinische ontleding van een moord vermoeden, zeg
een combinatie van Rashomon en 12 Angry Men, maar van de 38 getuigen van
deze moord krijgen we er goedbeschouwd maar twee (!) uitgebreid in beeld. Eén van die twee is meer het slachtoffer van 'collateral damage', omdat
zíj lijdt onder hoe haar vriend lijdt. Een beetje pathetisch wel. Ik had in elk geval niet zoveel medelijden met het Yvon
Yaspers-achtige meisje, hoezeer de regisseur ook probeert een soort
Hitchcock-spanning (blondes in distress) op te roepen. Het is wel altijd
mooi om Le Havre te zien. Ik stak er zelfs nog wat van op. Als er zo'n
enorme tanker de haven binnenvaart gaat er vanaf de kade een klein
bootje naartoe (met een 'pilote'), die aan boord klimt om het laatste
stukje te navigeren. Meer boeiends komt vooral van de overpeinzingen van
de procureur, die zich afvraagt of een
heksenjacht op al de passieve getuigen wel zin heeft. 'Het enige wat dat oplevert is discussie in
de media'. Dus ik ging ondertussen maar aan die grensrechterzaak denken,
waar de voetbalwereld massaal om respect schreeuwt, om het volgende
weekend gewoon aan de zijlijn de arbitrage voor rotte vis uit te maken,
want zoals Maaskant zei: 'wíj raken ze toch niet aan?' Nee, dat moest er
nog eens bijkomen.
Labels:
films uit de jaren '10,
Lucas Belvaux
Rebelle
Weer
een Canadese film, en weer met kinderen. Maar dit is toch
heel andere kost. De regisseur heet Kim Nguyen, en het
Afrika (niks Canada dus verder) dat we zien lijkt meer op een
Apocalypse Now-achtige jungle in Vietnam. Maar dat wist Conrad al natuurlijk...
Kind kun je ook niet meer zijn als je in een niet benoemd land door een
kindsoldaten-leger wordt ontvoerd. Toch blijven de gruwelijkheden nog
(relatief!) beperkt, het gaat hier vooral om de droomachtige,
bedwelmde sfeer. Het ontvoerde meisje krijgt visioenen van de doden
(prachtig verbeeld) en ergens is dat haar redding. De mannen uit het
leger laten zich toch al leiden door geheel eigen voodoo-kompassen, en
hebben al een albino-tovenaar bij zich. Ook dat is nog een kind,
en de vriendschap die ontstaat - tussen het geweld door - is heel erg lief.
Er is zelfs tijd voor een ritje op de scooter (zie honderd Aziatische
films). Bovendien barst Rebelle, in het Engels overigens War Witch getiteld, zoals elke goede Afrikaanse film van de muziek. Ook on screen wordt er volop
gezongen en getrommeld. Maar elke keer als het wat al te romantisch en
bijna idyllisch dreigt te worden (op zoek naar een 'witte haan'
bijvoorbeeld) halen de visioenen het meisje in. Haar afrekening met alle
levende én dode vijanden is een soort 'birth of a continent'. Gelukkig,
wat hoop: 'Ik heb geen geld'. 'Dat heeft niemand hier, stap in!'
(Carpoolen is goed aangeslagen in Afrika.)
Labels:
films uit de jaren '10,
Kim Nguyen
Woody Allen: A Documentary
Een
hele lange documentary, in mijn geval, want ik keek de drie uur durende
extended version. (Ik geloof dat ie een uur minder is, in de bios.) Het
zal allemaal weinig uitmaken, want dit is au fond een vrij armetierig
tv-dingetje. Woody Allen lijkt me veel te beroemd om gewoon zijn leven
en werk chronologisch na te gaan zitten vertellen. Je moet wel een idee
hebben (een centrale vraag, bedenken!) wát je nou met je docu wíl,
welk punt je wil maken. Niets van dat hier. Ik had wel eens een boek
over Woody gelezen, dus nieuwe dingen heb ik ook niet geleerd. Zijn
jeugd blijft mooi, de man is zó oud. 'Gags' schrijven voor
krantencolumns als vijftienjarige, en dan voor je twintigste als
sketches op het toneel regisseren (en niet van de minsten). Een ware
child genius, en eerlijk gezegd geloof ik weinig van zijn neuroses en
stage frights enzo. Die duurden wellicht een weekje, en zijn nu in
dienst van zijn persona opgeklopt. Woody laat in de docu ook hier niet
meer zien dán dat persona (zou hij zichzelf diep van binnen nog kennen,
of zou hij puur wérk zijn geworden?). Elke twee zinnen die hij spreekt een
kleine kwinkslag, meestal ten koste van zichzelf. De talking heads zijn
allemaal uiterst beleefd, de katholieke theoloog en filmkenner Robert
Lauder is het meest Herzogs, en Meriel Hemingway is nog altijd
prachtig... Ik hoop dat Woody er snel weer eens een in zwart-wit schiet,
want die blijken ook hier in fragmenten weer stuk voor stuk fantastisch.
Labels:
films uit de jaren '10,
Robert B. Weide
Wuthering Heights
Meek's Cutoff he. De wildernis,
het naturalistische licht (en cameravoering), het aspect ratio, én ook
een detail als een tekeningetje als openingsbeeld. Andrea Arnolds
Wuthering Heights is goed óndanks het afgesleten verhaal. Het eerste
half uur is even rommelig als prachtig. Heathcliff is plots een
negerjongen uit Liverpool geworden (net de sailor in A Taste of Honey) en hij sluit al vroeg vriendschap met zijn soulmate Catherine,
die dan nog wat van een boerentrien heeft. De twee rennen door de
modderige highlands, terwijl Hindley zich tot racist ontpopt. Er zijn
magische overgangen van seizoenen, je hoort er bijna het o zo ouderwetse
geluid van een dia-apparaat bij. Dan vertrekt Heathcliff en vind ik het
voor het eerst jammer dat deze bewerking niet nog vrijer was. Net als
de thuisgeblijven meisjes was ik heel benieuwd wat de jongen nu (voor
fouts?) uitvoerde. Hij keert in elk geval terug als een soort
soulster-Prince. Niet zo gek dat óók Isabella voor 'm valt. In die
tweede helft voel je weer dat het verhaal van Brontë eigenlijk heel
modern is. Catherine wil alles. En de geborgenheid van een goed
huwelijk, én die fijne minnaar. Ook bij Andrea Arnold gaat ze daaraan
onderdoor. (Dat is dan weer minder modern.) Het laatste uur is – zoals
verwacht – meer romantisch relatiedrama, maar in dat magische eerste uur
is Wuthering Heights meer Thomas Hardy dan het ooit is geweest. Dooie
beestjes en bevallingen.
Labels:
Andrea Arnold,
films uit de jaren '10
zaterdag 22 juni 2013
Sleeping Beauty
Zelfs het
mooiste meisje kan een beetje gaan vervelen, zo blijkt hier. Emily
Browning, die in deze giall-olala film merendeels nakend het
hoofdpersonage speelt, heeft een prachtig Engels-aristocratisch gezicht,
een lelieblanke huid, tepels als rozenknopjes, én een goed stel vrij
plompe Australische benen, die ik stiekem haar beste feature vind. Het
eerste uur intrigeert dat, eh, intrinsiek. Bovendien is het verhaal dan
leuk kinky, men mag hier best aan Eyes Wide Shut denken. Een erotische
film waar je je vrouw mee naartoe kan nemen, want een beetje 'submissive'
in grijstinten. Maar als het uur om is, en het meisje inmiddels via een serveersterbaantje tot levende (doch slapende) knuffel voor
oude mannen is verworden, begint het ontbreken van een verhaal plots te
irriteren. Er zijn een paar fascinerende scenes met een Bret Easton
Ellis-achtige depri-creepy vriend, maar om dat die wel héél vaag
blijven, moet het plot toch komen van de Belle de Jour-achtige passages
met de hoerenmadam. Maar daar valt Sleeping Beauty dus in herhaling, en
blijkt de spanningslijn toch grotendeels te bestaan uit dat ons meisje
steeds nét iets vollediger in beeld wordt gebracht. Vanzelfsprekend is
Sleeping Beauty van een vrouwelijke regisseur, trouwens. (Zie ook Hemel,
waar de film langzaam steeds meer weg van gaat hebben, als de narigheid
toeneemt.)
Labels:
films uit de jaren '10,
Julia Leigh
Atmen
Oostenrijk,
altijd fijn. Mooi smeuïg Duits, en de mensen hebben 'r die geweldige
mengeling van Grüß Gott-vriendelijkheid en cynisme. Het Weense Atmen bestrijkt met drie terreinen er net even één teveel. De
film toont niet alleen weer eens de invloed van de Dardennes aan (Le
Fils is héél dichtbij), het is ook een gevangenisfilm, én familiedrama.
Dat laatste had niet zo concreet moeten worden. Het lijkt alsof de
scenarist dacht, hm een jongen in een gevangenis. Waar is zijn familie?
Laten we hem géén familie geven. Maar in plaats van het daarbij te
laten, is de jongen geadopteerd, en net achttien, dus met de kans zijn
biologische moeder op te zoeken. (Ik heb het vaker gezegd: adopteren
leidt enkel tot lijden, voor alle partijen.) Het jeugdgevangenis-aspect
aan de film is uitstekend, ik moest denken aan die jongen die onlangs
'door een politiekogel werd getroffen', zoals dat eufemistisch heette.
Hij stond net als ons hoofdpersonage op het station te roken, met zijn
ziel onder de arm. Unser jongen mag op verlof, en na een verknald
baantje vind hij zijn stiel. Hij treedt in dienst bij een
begrafenisonderneming, een onderwerp dat filmisch perfect werkt. (Was er
recent niet zo'n Japanse draak-Oscarwinnaar?) Het poetsen en aankleden
van lijken zorgt voor ademloze (!) scenes, waarmee de film middenin
piekt. Daarna komt moeder tevoorschijn, en wordt het allengs saaier. De
pijnlijke kalmte is weg. De kortstondige ontmoeting met de buitenlandse
toeriste ('where are you going?' Prison' 'Oh you're a guard!') mag er
echter wezen. Met een zeventiende plaats in mijn eindejaarlijst deed ik 'm eigenlijk nog geen recht.
Labels:
films uit de jaren '10,
Karl Markovics
De Rouille et D'Os
Ik was helemaal vergeten dat
dit cinema-jaar een Audiard-film 'bevatte'. De buzz zal snel zijn gaan
liggen, en da's niet zo vreemd: De Rouille et D'Os is een verschrikking. Behalve een
paar mooie shots en Audiards prima muzieksmaak (Bon Iver heeft dit jaar
goed verdiend in de licensing) blijft erweinig overeind. De
openingsscenes introduceren een pa die met zijn zoontje door het stadsleven doolt, waarna de man bij zijn zus crasht en in een sjofel
nachtbaantje belandt. Het lijkt de setup voor een goeie noir, zeker als
hij daar een schaarsgeklede dame bevriend (waarvan hijzelf en de
clubbezoekers denken dat het een hoer is). In werkelijkheid blijkt de
dame orka-entertainer (!) en ontstaat een moment het idee dat dit een mozaïek-film wordt, als een soort Short Cuts. Maar de levens van de
vrouw (Cotillard, ik vind ze verschrikkelijk) en man (spierbundel
Schoenaerts) worden, helaas, toch gekruist. (Spoiler!) Ik dacht net, zouden
die orka's nooit mensen eten? Serieuzer: chemie tussen de twee
ontbreekt net zo finaal als de lichaamsdelen die Cotillard in deze
'amputee porn' al snel moet gaan missen. (De melodrama-factor gaat heel
snel diep in het rood.) Probleem is vooral dat ook in die eerste
nachtelijke scene de vonken tussen de twee totaal niet overspringen.
Iets wat wél cruciaal is voor het plot. Nu blijven de twee elkaar
opzoeken in een verhouding die tot en met de laatste scene irritant
hapert. Schoenaerts wordt als de intellectuele Van Damme ondertussen
ingezet voor een bizar Fighting-subplotje, dat o.a. zus en zoontje doet
ondersneeuwen, terwijl de matpartijen ook nooit echt lekker worden. En
dan is er nog het onbedoelde grappig einde. Een
film die na een tijdje een neergaande lijn inzet krijgt die eigenlijk nooit
meer omgebogen. Zo ook hier niet. De grappen liggen voor de hand: Audiard zakt door het ijs en de kijker blijft afgestompt achter.
Labels:
films uit de jaren '10,
Jacques Audiard
Happy Happy
Diederik S. en honderden
van die Temptation Island-achtige tv-programma's hadden het al bewezen;
als je twee stelletjes bij elkaar zet in een 'afgesloten ruimte', en er
verstrijkt een (se)x-factor aan tijd, zullen de stelletjes 'geswitcht' zijn. Gedeeltelijk
uit verveling, of teleurstelling, en de andere partij doet dan 'ook maar mee' uit wraak. Zie hier wat gebeurt in het Noorse Sykt Lykkelig. In de film
lijkt de wereld buiten de twee paartjes niet te bestaan (van baan of
school zien we niets) en ook de rest van het dorpje bestaat enkel als
het kwartet sámen naar de koor-repetities gaat. Ja, weer een koor, toch
iets te snel in een Scandi-film na As It Is in Heaven. En dan zwijg ik
nog over het barbershop-groepje dat tussendoor commentaar geeft. De
personages (en de moeizame seks) zijn echter best boeiend. Het
hoofdpersonage is een Georgina Verbaan-soapy-achtige vrouw die bijna uit
elkaar barst van onzekerheid.. Zelfs haar zoon heeft zich met pa tegen
haar gekeerd. Pa lijkt op Matt Damon met snor, en bewijst vooral dat
Damon eens een keer 'patient 0' in een grote aids-film moet spelen.
Het nieuw gearriveerde duo komt uit
Denemarken en bestaat uit een softe kerel, een Afrikaans adoptie-kind
(voor het racisme-sub-plotje en subsidie-potje) én een harde, bebrilde
zakenvrouw die net een affaire heeft gehad. Wetenschappelijke artikelen
die zelfs Diederik S. niet gaat schrijven: 'the depiction of female masturbation in cinema'. My gut feeling zegt dat masturbatie in film sowieso tot 'betrapt
worden' leidt, en vaak naar overspel. Alsof het per se een teken van een slecht seksleven is.
Labels:
Anne Sewitsky,
films uit de jaren '10
vrijdag 21 juni 2013
Cave of Forgotten Dreams
Ik
had die ballet-film van Wenders maar overgeslagen, maar bij Herzog kon
ik het (ook in 2D) niet laten. Ik wilde grappen 'die muurschilderingen
waren toch ook plat', maar ze maken dus gebruik van het reliëf in de
grot... Gelukkig zijn Herzog-docu's vooral de moeite waard dankzij het vrij
associërend commentaar van de man zelf. Natuurlijk weet hij ook hier
weer genoeg excentrieke wetenschappers op te duikelen. De parfumier! De
circus-artiest gone archeoloog! (Als hij dat laatste verneemt zit Herzog
metéén op het puntje van zijn stoel.) Ook kun je het wel aan Herzog
overlaten om over Baywatch te beginnen, als hij rondborstige
Venus-beeldjes onder ogen krijgt. Maar goed: de grot. We zien de
tekeningen al na drie (!) minuten, wat ik een goede zaak vond. Geen
nepperige spanning, just sit back and relax. Dit is een heel meditatieve
film, ook door de fijne soundtrack van Ernst Reijseger, die ze eens een
of andere hoge Nederlandse prijs moeten geven. Mooi (en toepasselijk)
dat de onlangs overleden Sean Bergin nog even zijn kunsten op fluit kan
vertonen. Het meditatieve zit 'm ook in het haast trotse besef van de
eeuwigheid van de mens. Dertigduizend jaar geleden was de homo sapiens
al bezig met kunst. Mooi is ook het gevoel dat we hier terug kunnen
keren naar de menselijke oerknal, het moment dat 'het beest' 'mens' wordt.
Tegengesteld aan de tijdloosheid fascineren de enorme blokken tijd die in de prehistorie voorbijgingen Het ene moment
maakt iemand een tekeningetje, 5000 jaar later krabbelt iemand er iets
bij.
Labels:
films uit de jaren '10,
Werner Herzog
L'Enfant d'en Haut
Nou
ja zeg, nóg een film over een kind, en wéér een goeie. L'Enfant d'en
Haut werd in Nederland onder de oliedomme Engelse titel uitgebracht, die de twist als het ware aankondigt. De verleiding is ergens wel begrijpelijk, want het is een van de beste wendingen van het filmjaar. Maar de Franse titel is beter, want bovenal is dit een echte berg-film, uit het
prachtige Wallis, Zwitserland, dat hier overigens ook sjofele trekjes
vertoont. Een
jongen neemt elke dag de kabelbaan naar boven, waar hij zich bezig houdt
met het stelen van ski's van rijkelui. Zo ontmoet hij Gillian Anderson, in een Mabel Wisse Smit-achtige
ski-moeder-rol. (Geen lawines overigens.) Nog daarvóór is er de
associatie met Natascha Kampusch, als het jongetje zich op een toilet
verstopt. Niet dat hij op dat moment veel gevaar heeft te duchten van de
buitenwereld. Met de kabelbaan naar het schorriemorrie beneden, dáár
ligt het drama, in een gammel flatgebouw waar de kleine voleur de koning
van de buurtkinderen is, en waar zijn zus zijn gestolen geld
verbrast. Haar eigen money schemes (involving men) leveren aanzienlijk
minder op... De twee zijn een bijzonder stel, en tot en met de twist
gaat alles uitstekend. Daarna weet Ursula Meier niet zo goed meer wat
voor einde ze eraan zal breien. De laatste overbodige vijf minuten
suggereren zo'n beetje alle mogelijke oplossingen (zelfmoord, een nieuw
begin, geluk) zonder er een in te slaan. Toch een bijzondere film. Hoe lelijk is Zwitsers geld trouwens!? (Niet zo gek dat ze alles op de bank laten staan.)
Labels:
films uit de jaren '10,
Ursula Meier
Prometheus
Het
is omdát sci-fi altijd wel wat b-filmigs zal houden dat deze malle
reboot van Alien nog een beetje vermakelijk blijft. Eigenlijk zijn alleen de
ruimtelandschappen en de gadgets méér dan megacool. (Drones die een grot
in 3D-hologram in kaart brengen!) Funest voor het verhaal is vooral het totale gebrek aan
spanning. In Alien 1 keert die on board robot zich toch tegen de crew?
Michael Fassbender is op zich een goeie David “Spaceboy” Bowie-vervanger
maar behalve dat ie een eigen agenda voert wordt ie nooit echt eng. Ook
het buitenaardse leven heeft hier nog een soort new agy Fountain-achtige
tussenstatus. De crew van het schip is verwarrend groot, en teveel
bij-figuren krijgen teveel screentime. (Al snel moeten twee mensen op de
planeet worden 'achtergelaten', dat hadden veel belangrijke personages
moeten zijn om het verhaal vlugger in gang te trekken.) Nu wordt de film
pas leuk zodra hoofdrolspeelster Noomi Rapace in een ware
exploitatie-fase in een Fifth Element-nikserig zwachtelgewaadje bij
zichzelf een, eh, medische handeling dient uit te (laten) voeren. Met de
andere opvallende vrouw uit de film (Charlize Theron, fijn
replicant-achtig) gebeurt echter te weinig. Hoewel het einde lekker
batshit is, zat ik daarvoor al grimmig te grijnzen. Dan blijken die
zwijgende Aziaat en de donkere jongen uit de UNICEF-crew toch nog “nut”
te hebben.
Labels:
films uit de jaren '10,
Ridley Scott
donderdag 20 juni 2013
Amour
Naast jeugd zijn ook ouderdom en
aftakeling goed vertegenwoordigd dit filmjaar. Haneke hield zijn vinger
als gebruikelijk aan de pols van de tijd, in vergrijzend Europa, maar
Amour is voor zijn doen behoorlijk... gewoontjes. Als je een film van
Haneke níet de dag én avond erna door je hoofd spookt is er toch iets
aan de hand. Komt het doordat dit thema bijvoorbeeld ook al door Sarah
Polley werd behandeld in Away From Her, een film van vergelijkbaar
niveau. De Haneke-magie vinden we hier meer in 'oppervlakkigheden'
(zoals het licht door de vensters, de schilderijen-sequentie voelde je
aankomen) en te weinig in de onderlinge gesprekken. Misschien is
iedereen gewoon wat te lief, zelfs de wat egoistische dochter Huppert
ontploft uiteindelijk niet. Mooi detail is wel dat ze pas na anderhalf
uur film haar vader 'haar vader' noemt, dus een echt goede relatie
hebben ze nou ook weer niet. Pa is de klassiek (lees wat ouderwets)
acterende Jean-Louis Trintignant die zo oud is geworden dat hij bijna in
de Benjamin Britten-make-up lijkt te hebben gezeten. That's life en de
ironie van film. Zijn vrouw krijgt een hersenbloeding (het eerste moment
dat hij dat merkt is al vroeg de sterkste scene van de film) en die
dingen komen nooit alleen. Eigenlijk moet je vóór de tweede er een einde aan weten
te maken, lijkt de film te suggereren. Het tweede uur volgt de totale
aftakeling, afgesloten van de buitenwereld. (De ongemakkelijke laatste
ontmoetingen met de buitenwereld, in de vorm van de pianist zijn ook
wrang, en dat zit ook al in het eerste uur.) Aan het einde verwacht ik
dan dat Haneke de hamer bovenhaalt, maar het wordt eerder rommelig dan
schrijnend. De overeenkomst met Der Siebente Kontinent (familie sluit
zich op in kamer, 'wachtend' op de dood) is duidelijk. Het lijkt me
duidelijk welke film ik prefereer. (Ik voel me nu wel een cultuurbarbaar.)
Labels:
films uit de jaren '10,
Michael Haneke
The Pirates!
Was het altijd al zo, of zijn
bioscopen kinderparadijzen geworden? Er is een ware hausse aan goed
gerecenseerde jeugdfilms dit jaar, zowel van binnenlandse (Kauwboy) als
buitenlandse (ParaNorman) makelij. En dan zijn er ook nog films als
Beasts of the Southern Wild over kinderen vóór volwassenen. The Pirates
is een Aardman-productie en daarmee voor jong en oud; maar toch vooral
voor de kleintjes. Het onderwerp is zo afgesleten als de houten poot van
de matroos die 'in een stoel is veranderd'. Een soort Johnny
Depp-franchise voor alle leeftijden dus. (Al zullen vele nét te jonge
kinderen daar vast mee naartoe zijn genomen.) Zelfs de
'twist' waar The Pirates op drijft – de titelhelden komen een heel
bekende wetenschapper tegen – zagen we al in Master and Commander, dus heb ik 'm zelf maar in het plaatje verklapt. De
grap werkt hier nog altijd hoor. De wetenschapper heeft een in silent
movies kaartjes pratende aap als bediende. De Piratenkapitein (Hugh
Grant) kijkt van de aap naar de wetenschapper. 'Say aren't you related?'
Veel van de andere grappen lijken meer een mash-up van alle mogelijke
Disney-films. Zo is er weer eens een Franse kok. Het verhaaltje is
flinterdun, als de plakjes vlees die de piraten tijdens hun favoriete
bezigheid ('Ham nitet!') eten, maar zeker in de eerste helft zit het
tempo er in elk geval goed in, begeleid door The Pogues en The Clash.
Daarna valt het verhaal ideeëloos uit elkaar in matpartijen. Daarvoor
zijn het piraten!
Hemel
Meisje
Lena was dik, meisje Hemel is mager; verder zie ik niet zoveel
verschillen tussen de twee. In beide films is er een ongemakkelijke
verhouding met (surrogaat)-vaders, en in het midden wordt er een
concertje bezoekt. Hemel is wat meer 'uptown-classy', dus is het concertje
klassiek in plaats van free jazz. (Jammer, want chique vader Hans Dagelet
speelt wel trompet, en doet dat ook heel even in beeld.) Belangrijker: wat is er
toch met de vrouwen in de Nederlandse cinema aan de hand!? Het is alsof
ze door de feminisering van de samenleving - die in Nederland toch al
niet bulkte van enig fout maar helder machismo - zélf maar
voor de caveman met de knuppel zijn gaan spelen. Hemel hopt van sekspartner naar
sekspartner, in een ritme van één scene met kleren, één scene zonder. De
opening deed me met weemoed aan Tuesday after Christmas denken. Ondanks
dat die film óók grauw was, was er daar in elk geval nog iets sensueels te beleven.
Hier bestaan post-coïtus praatjes uit Grunbergiaanse hatelijkheden.
'Waarom scheer je je kut niet'. (Zoals Grunberg zei: 'Haar is de enige
slaaf die ons nog rest.') Vanzelfsprekend is Hemel niet zomaar een
losgeslagen bedbeest geworden, want zulke dingen kúnnen niet zomaar. De
krasjes op haar ziel krijgen we echter niet te zien. Blijft over de
bijzondere relatie met haar vader Dagelet, als het Malle was weet ik waar het op
uit was gelopen. Die twee vullen elkaar té goed aan, en zorgen samen
voor een redelijk slot, van een gelukkig ultrakorte film.
Labels:
films uit de jaren '10,
Sacha Polak
Lawless
Lawless
heeft een fijne Faulkneriaanse setting maar het verhaal is clichématig
en rommelig. Ik had een half jaar later geen flauw idee meer welke film ook alweer 'achter' deze titel schuilging. Cave en Hilcoat zoeken hier niet genoeg de randjes op, het
blijft binnen de lijntjes van Hollywood history. Het hoofdpersonage van
Shia LeBoeuf belooft aanvankelijk veel. Hij is de zwakste van drie
brothers in moonshine-crime, maar droomt het meest. Juist óver crime. To
be Capone! Daarvoor lijkt de nerdy LeBoeuf (die iets van Hans Kesting
heeft) niet geschikt. Typerend voor het falen van de film is dat hij
toch uiteindelijk 'one of the boys' kan worden, inclusief weeïg einde.
Was ie maar buitenstaander gebleven. De momenten dat hij ánders is (en
bijvoorbeeld in janken uitbarst) zijn het mooist. Veruit de beste scene
heeft dan ook niks met misdaad te maken, en doet LeBoeuf in een
Proustiaanse situatie belanden. Tijdens een prachtig kerkritueel ontbloot love interest Wasikowska haar voet (hij wordt bijkans gek) waarna
zij aanstalten maakt ook zíjn voet te gaan wassen. Dat is teveel voor
LeBoeuf. Het gekletter der wapenenen is in handen van diknek Tom Hardy,
en Guy Pearce. Laatstgenoemde (rol) verknalt de film. Pearce schmiert
erop los als verwijfde slechterik. De goeien zijn in dit soort films
altijd maar mannelijk, primitief, maar met een hart van goud, terwijl de
Brute Force-tegenstanders behandschoende flikkers zijn. Niet alleen is
dat wat flauw, de film pakt ook niet echt dóór. Ik bedoel laat 'm dan
maar in bééld kleine jongetjes verkrachten... (Nou ja!)
Labels:
films uit de jaren '10,
John Hillcoat
woensdag 19 juni 2013
Faust
Erg
lange zit. Deze Faust-versie is haast middeleeuws in zijn
schelmenhumor. De film bestaat grotendeels uit knokpartijen,
schreeuw-dialogen en geintjes over poepen en neuken. De film is ook
ouderwets in de zin dat er een heus jaren '70 sfeertje wordt opgeroepen. De seventies
van Herzog en Kinski welteverstaan; de duivel lijkt hier werkelijk een
beetje op Klaus, zeker als ie aan het einde ook nog eeen harnas aandoet.
(Aguirre!) De dik twee uur voorafgaand daaraan zijn de twee mannen (de
dokter en de duivel) in een soms lastig te volgen conversatie belandt.
De dokter is hier niet uit op het Geheim des Levens, of Goud of
zoiets, maar neemt genoegen met een popperig meisje. Een contract in
bloed tekenen volstaat, zonder dat de duivel nu gevaarlijk wordt. De
geflipte knecht van de dokter is een stuk creepier, en had met zijn
golem meer screentime mogen hebben. De magie komt hier van de weelderige
sets, terwijl de mannen sjokken door stad en land. Je kunt lange takes wel aan Sokurov overlaten. In een van meest schilderachtige
passages komen ze bij een groepje wasvrouwen terecht, het lijkt even
zelfs op Manets Petit Dejeuner, maar dan doet de duivel zijn kleren uit,
en wordt het meer de beruchte Hongaarse smeerlapclassic Taxidermia. Het
valt nog mee dat hier niemand zijn staart/penis in de hens steekt. Sokurovs
Faust is heus niet slecht, maar valt in het niet bij de meesterlijke
nazi-Mephisto van István Szabo.
Labels:
Aleksandr Sokurov,
films uit de jaren '10
Beasts of the Southern Wild
Hele fijne
Amerikaanse indie. Ik moest aan Gilliams Tideland denken, en niet voor
het eerst. Die film van Gilliam leek bij het kijken mislukt, maar kwam
dat niet gewoon door zijn grote naam? Krijg toch het gevoel dat hij wel
wat aardige dingen aanstipte. Beasts of the Southern Wild opent met een
prachtig haast symfonisch in intensiteit toenemend 'intro' van zeven minuten, tot de titel
verschijnt. Het zet daarmee meteen de toon, voor een debuut vol
zelfvertrouwen. De film gaat over een meisje dat in zeer bijzondere
omstandigheden zelfredzaam dient te worden. Het mooie is, dat lijkt
prima te gaan zolang de mysterieuze vader nog in de buurt is, maar
naarmate de film vordert, en de vader er slechter aan toe raakt, zie je
het meisje langzaam tot het jonge kind worden dat ze is. Pa en meisje
wonen in een Peter Pan-achtige wonderwereld, die ze de Bathtub noemen,
ergens in het moerassige zuiden van de VS, een gebied dat officieel
onbewoonbaar is verklaard. Dat weerhoudt tientallen hele en halvegaren
er niet van er hun geheel eigen maatschappijtje op te richten. Maar net
als in Take Shelter haalt de ecologie het paradijs in. 'The storm is
coming!' Het vormt het begin van het einde voor ons tweetal, want de
stormen komen niet alleen van buiten. Een tijdje hoopte ik dat pa
'gewoon' een gek was, die af en toe in een ziekenhuisjurk loopt omdat ie
weer eens is ontsnapt uit de loenatik-kliniek. Maar het is erger dan
dat. De film nadert zo (ook door de Beirut-fraaie maar schmaltzy
soundtrack) zonder meer het sentiment, maar zet daar bijvoorbeeld een
sequentie als de volgende tegenover. Het meisje komt plots met de
buurtkinderen 'een kapitein' tegen, die in een soort Wes Anderson-logica
denkt, en de kinderen naar een dansavondje (of is het een hoerenboot?)
meeneemt. Daar vindt het meisje kortstondig de moeder die ze zich al
zolang wenste. Iemand die je gewoon even optilt. Faulkneriaans.
Labels:
Benh Zeitlin,
films uit de jaren '10
Savages
Deze
film was al eens gemaakt, toen heette ie Blow. Een niet serieus te
nemen (en hopelijk ook niet serieus bedoeld...) drugs-epos, vol over the
top personages. Geen coke, althans niet in de verkoop. Hier maken twee
gozers hun fortuin in wiet, ondanks dat ze het vooral zelf roken. Zou leuk stonerig
kunnen worden, maar de effecten van de THC blijven beperkt tot een van
de domste onderhandelingen in de filmgeschiedenis. Als het Mexicaanse kartel (daar zijn ze weer!) hun driehoeksverhouding-vriendinnetje
kidnappen brengen de jongens ál hun geld bij elkaar en bieden tien
miljoen. Wat zeggen de Mexicanen: 'vijftien miljoen!'. Biedt dan om te
beginnen vijf, oenen. Savages is van Oliver Stone, een man in wie ik geen
komisch talent bespeur, dus er zijn geen oneliners die de
Mexicaanse soap-personages (inclusief Cleopatra-achtige drugsbazin)
begeleiden. Wél is er leuke muziek (van M. Ward tot Trentemøller) en
zijn de beelden natuurlijk hectisch maar vloeiend.
Jammer dat het verhaaltje zo dun is als een vloeitje. De drugs maken
absurd snel plaats voor melodramatische dialogen, martelingen, en
hysterisch geschmier van mannen als Benicio del Toro en John Travolta.
Del Toro moet er even inkomen maar is dan leuk als een soort New Kid.
(Hij heeft de beste en smerigste grap.) Travolta is in mislukte
crime-films altijd de kers op de taart. Hij is hier faggier dan ooit,
eet boterhammetjes met tomaten (die er door Del Toro afgemikt worden
gemikt) om over Travolta's rare coupe (kaal + gel) en nekspieren nog maar te
zwijgen...
Labels:
films uit de jaren '10,
Oliver Stone
Abonneren op:
Posts (Atom)