zaterdag 30 juni 2012
Hahaha
De regisseur uit Like You Know It All lijkt na het bezoek aan het
filmfestival gewoon doorgesjokt en in een Koreaans havenstadje belandt.
Onderweg is ie wel zijn oeuvre verloren, want hier is ie nog slechts
filmprofessor. (Al zelfs dat al waar is.) Een hork is ie gebleven,
waardoor de titel zeker in het eerste uur wordt waargemaakt. Aparte
satirische stijl heeft die Hong Sang-soo toch. Ik ken niemand met zijn
soort zwarte humor, ik kan het ook niet omschrijven. Het zal wel héél
Koreaans zijn. (Ik heb ook het gevoel dat het de samenleving hier aan
alle kanten wordt bespot. Neem bijvoorbeeld de moeder met haar
kogelvisrestaurantje... Koreaanse moeders!) Wel weer typisch dat ik het
hardst moest lachen om een scene die even later een droom bleek. Terwijl
het in mijn optiek gewoon een typisch Koreaans staaltje absurd denken was. Op een of
andere historische plek (waar de wannabe filmregisseur een gids probeert
te versieren) komt hij een oude zeeheld tegen. (Ik dacht: 'aha een man
die daar verkleed rondloopt') Er volgt een zeer begeesterde dialoog,
waarin beide als het ware in hun rol groeien. (Als bewonderaar, en als
held uit het verleden.) Hahaha heeft overigens een aardig toepasslijke literaire structuur. Het lijkt wel of Korea na de dictatuur in 25 jaar in fast-motion door de
geschiedenis sjeest. Dan zijn ze nu bij de rederijkerscultuur (zie ook
Shi). Veel poëzie, en deze film heeft zelfs een soort stockregel, na
elke scene klinken de glazen. 'Proost!' En op naar de volgende strofe,
waarbij de sfeer overigens steeds donkerder wordt. Logisch, richting
kater ten slotte.
Labels:
films uit de jaren '10,
Sang-soo Hong
Clean, Shaven
Tien jaar voordat
hij het fenomenale Keane maakte, behandelde Kerrigan dezelfde thematiek in zijn debuut Clean, Shaven. Een veel fysiekere versie van het
''gekke man zoekt dochter'-verhaal. Niet alleen omdat de dochter hier
met zekerheid bestaat. Het hoofd-personage is hier veel gevaarlijker,
zéker voor zichzelf, mogelijk ook voor anderen. Zijn tics zijn niet
langer enkel neurotisch, ze zijn horror-bloederig. Expres jezelf snijden
met scheren bijvoorbeeld. Peter Greene heeft overrompelende ogen, die
door je heen staren. De beginscènes waarin hij (net uit de
psychiatrische inrichting) terug bij zijn moeder intrekt zijn
verschrikkelijk goed. 'Nog zo'n zomer kan ik echt niet aan', sipt ma.
'Je moet echt naar buiten'. En dat doet ie. We blijven niet de hele tijd
bij hem, de film volgt ook een detective, die naar de man op zoek is.
Als een soort Sans Toit Ni Loi 'interviewt' de agent mensen die met de
schizofrene man in aanraking zijn gekomen. Soms krijg je dan
fascinerende overgangen, en beginnen de twee mannen in een zeer
toepasselijke verwarring op elkaar te lijken. (Wie van de twee is nou
het gevaarlijkst!?) Toch kun je ook duidelijk merken dat dit een
volkomen no-budget debuut is, waarvan de jarenlange opnamen steeds
onderbroken moesten worden door geldgebrek. De rommeligheid neemt na het
gefocuste begin toe, en de spanning loopt in de laatste fase eerder
terug dan op. Maar het laatste shot is dan weer wel fantastisch, en in
de mengeling van boot, kinderspel en waanzin erg Salinger.
Labels:
films uit de jaren '90,
Lodge Kerrigan
The Rise and Fall of Legs Diamond
Er schijnt ook een Broadway musical-versie van deze film te bestaan, wat
enigszins raar lijkt voor een variant op Scarface. Maar 'Legs' is een
zwierende schurk, met een schare voluptueuze Italiaans aandoende dames
om zich heen. Bovendien is hij een een uitstekend danser. (Erg veel
demonstraties geeft Ray Denton daar overigens niet van.) Toch zijn z'n
schelmenstreken op de dansvloer (en in de bioscoop) gedurende de openingsfase
erg vermakelijk. Hij heeft dan nog wat van Cary Grant, als een gladjakker die zijn doodzieke broer (Warren Oates) onder de hoede heeft. Maar hoe dichter bij de mob-top,
hoe vervelender Legs wordt. Een wat al te bekend thema. Het knappe aan de film
(en van regisseur Boetticher) is dat ie er in honderd minuten een heel epos
doorheen jast, zonder dat het rommelig wordt, of onafgewerkt aanvoelt. De korte
scenes weten kennelijk toch net genoeg indruk achter te laten. De
eerste stappen als bodyguard van een bijfiguur, die zich bescheurt om
Legs' capriolen. Ook een sequentie met bioscoop-reels (tijdens een
Europa-reisje) is best uniek. (Plots 'echte' beelden.) Dat uitstapje
leidt het einde in. En denkende aan Pacino, in dit genre is de fall
vanaf 'the top of the world' - die woorden worden ook hier weer
uitgesproken - natuurlijk weer het beste. De scene waarin Legs 'kennismaakt'
met het Italiaanse syndicaat, dat bij zijn afwezigheid de boel heeft
overgenomen; scherp en spannend.
Labels:
Budd Boetticher,
films uit de jaren '60
Last Train Home
Tót de woede-uitbarsting vond ik dit een vrij gewone documentaire, die
wel wat langzamer had mogen worden verteld. Juist om het verglijden van
de tijd wat beter te illustreren. Nu lijkt dit Chinese gezinnetje
propvol drama te zitten. (En dat ís ook zo op microschaal.) Maar toch, de
film bestrijkt meerdere jaren. Ik had best nog wat meer
claustrofobische tijd in de bedompte naai-ateliers én in de trein willen
doorbrengen. De flarden van verhalen van de medepassagiers zijn
prachtig. Ik las er gisteren nog wat over in de krant; het Chinese
nieuwjaar eist het uiterste van het Chinese openbaar vervoer. En van de
mensen. Hemeltjelief. De beelden van hordes reizigers, een stampede is
nooit ver weg. 'Wat sta je nou te lachen', bitst moeder tegen haar
Bambi-achtige lieve dochter. Het meisje is met school gekapt, en net als haar
ouders twintig jaar eerder van het paradijselijke straatarme platteland
naar de grote stad vertrokken. Zij is het personage dat de dramatiek van
het Chineze boerengezin tot leven brengt. Juist omdat vooral het tweede
kind (de zoon!) belangrijk wordt gevonden. En nu opa dood is heeft het
meisje helemaal niemand meer. En als dat borrelende conflict, als iedereen die
ene keer per jaar weer terug thuis is, uitbarst... Hartverscheurend.
(Zelfs in de fourth wall komen krasjes.)
Labels:
films uit de jaren '00,
Lixin Fan
vrijdag 29 juni 2012
Trouble in Mind
Kijk, met een neonoir maak je me al blij. Maar met een mislukte neonoir
uit de eighties helemáál. Door de looks, de uitzinnige kapsels, en
natuurlijk de muziek. Muted trumpet, Marianne Faithfull en bovenal van
die After Hours-achtige synths + new age strijkers + galmende klik
klak-snares instrumentaaltjes. Heerlijk. Trouble in Mind is een volkomen
uitzinnige film, ergens tussen Dune, The Fifth Element en Verhoeven.
(Maar dan niet al te sci-fi.) De film speelt zich wel af in een
dystopische toekomst, maar het politiek gestel, blijft m.u.v. Noord
Koreaans-massaal aanwezige soldaten buiten beeld. (De soldaten stáán er
wel, maar doen bijzonder weinig.) In deze grauwe wereld arriveert Kris
Kristofferson, met zwarte Jandek-hoed en bespottelijk briljante baard.
(Zwartgrijs, maar wit aan de kin, en met daar dan een zwart streepje
doorheen.) Het is jammer dat hij kan spreken (ik kan best een plot
verzinnen waarin ie 'mute' was) want ik vind Kristofferson een
matig acteur. Nu geeft dat hier niet zo... De Hoed keert uit de
gevangenis terug naar zijn stamcafé, waar een Connie Palmen-typeje en een
verzameling Starwars Cantina-bums resideren. (Een poëtische Afrikaan
met Lupe Fiasco-bril die Solo wordt genoemd, bijvoorbeeld.) Ook een van
de Carradine-broers arriveert aldaar, met z'n engelachtige meisje Lori Singer. Als er
één rechte lijn in de film zit, is het Carradine, die arriveert als
normale jongen met Denver-kapsel, en met elke scene in de verderfelijke
city excentrieker wordt. Tot ie als Bowie eindigt.
Meer weet ik eigenlijk niet te signaleren in deze bizarre chaos. Divine
valt nog op, als slechterik. Jammer dat hij/zij stierf voor ie Little
Brittain kon zien.... (En kon guest starren!)
Labels:
Alan Rudolph,
films uit de jaren '80
Profession: Heartbreaker
De Engelse titel is leuker dan de Franse. Maar deze Franse Crazy Stupid Love is véél leuker dan de 'echte'. Typisch toch dat twee films in zo'n
kort tijd bestek hun romcom-verhaal ophangen aan die beroemde Dirty
Dancing-move. Waar Crazy Stupid Love zichzelf echter veel te serieus
nam, gaat L'Arnacœur gewoon voor de grappen en grollen. Romain Duris is
lang niet zo knap als Gosling, maar hij heeft wel dat donkere
gevaarlijke waardoor je gelooft dat vrouwen voor 'm vallen. Treffend geïllustreerd in het Marokkaanse intro, wat (voel ik intuitief zonder
nou iets specifieks aan te kunnen wijzen) knipoogt naar The Man Who Knew Too Much, van Hitchcock. Het zal de woestijn gewoon zijn. Daarna gooit
men er een vleugje James Bond-parodie overheen (Duris wordt gesteund
door verbluffende hi-tech apparatuur) en vertrekt men naar Monaco. (Dat
is nog altijd zéér Hitchcock bedenk ik me.) Daar wacht Duris zijn
moeilijkste klus, een dame (Vanessa Paradis) die op het punt staat te
trouwen. Voorspelbare, maar zeer amusante verwikkelingen volgen, de 'nu
moeten er tranen komen'-running gag is geweldig. Als je mij kan laten
lachen om fysieke humor ('de gevoelloze rechterdij') doe je wat goed.
Minder geslaagd zijn wat geweldsuitbarstingen met een potige Serviër.
Ook begon het me op te vallen dat het komische duo dat Duris met de
techniek ondersteunt (een echtpaar) in werkelijkheid (dus als acteurs)
elkaar helemaal niet zo lijken te mogen. Wederom puur intuïtie. Zul je
zien dat ze getrouwd zijn.
Labels:
films uit de jaren '10,
Pascal Chaumeil
Guy and Madeline on a Park Bench
Interessant; waar het nog wat betere Midnight Kiss de mumblecore een leveltje hoger tilde
qua dialogen, doet deze dat wat betreft sfeer. Heel nauwkeurig vangt de
film de gevoelens van net na een break-up. En dat lukt vooral bij Guy,
de (niet al te beste!) jazz-trompettist die vlucht in muziek en een
rebound love. Het mooie is dat deze gevoelens nagenoeg woordloos worden
overgebracht, net zoals in de geniale intiteling de hele
voorgeschiedenis in een paar shots wordt verteld. Echt subliem gedaan.
Het Madeline-gedeelte van de film komt er wat minder uit; misschien ook
doordat het rebound love meisje meer indruk op me maakte (en überhaupt
ook veel speeltijd krijgt.) De scene dat zij Guy ontmoet in een metro,
erg spannend. De jazz-liedjes vormen een mooie soundtrack, de
musical-nummers klinken heerlijk old school, maar werken meer als
fragmenten uit van die YouTube flashmob-filmpjes. Minder uniek dan de
kalmte die in de rest van de film heerst. Af en toe onderbroken door wat
rants en pick-up pogingen, want – eigenlijk had dat mededeling numero 1
moeten zijn – dit is natuurlijk eerst en vooral een geweldige ode aan
Cassavetes early movies. Leuk trouwens dat Boston, zat die Nederlandse
toeteraar Jorrit Dijkstra niet ook daar? Misschien is jazz er werkelijk nog
altijd groot. Perfect einde trouwens. Weten wanneer je moet
stoppen.
Labels:
Damien Chazelle,
films uit de jaren '00
The Prowler
Vooral in het eerste kwart is dit een zeer goede noir. Het begint al met
het openingsshot, dat (ook) de kijker tot een gluurder maakt. (Ultiem
cine-meta eigenlijk...) De vrouw die wordt 'bekeken' belt agenten, die
haar sussen, en het allemaal maar wat overdreven lijken te vinden.
(Opnieuw de gedachte van de kijker verwoordend, want ja, dan moet ze
maar niet naakt voor 't raam gaan staan!) Maar langzaam krijgt een van
de agenten wat griezeligs. En hij (Van Heflin) blijft maar terugkomen
voor 'checkups'! In de beste scene van de film peutert hij met een
haarpin van de dame (die hij ongevraagd uit heur haar 'leent') een
kastje van haar echtgenoot open. (Allemaal heel symbolisch natuurlijk,
eerst het kastje en dan...) Het slot houdt hem maar even tegen, meldt ie
triomfantelijk. De vrouw zegt: 'soms kan een klein beetje vertraging
precies genoeg zijn.' Je denkt; ze heeft door dat ie een creep is. Maar
nee hoor, ze wordt verliefd. Volgens David Thomson uit onverbloemd
Amerikaans opportunisme, weg van een slecht huwelijk. Vanaf dat moment
komen we helaas op standaard noir terrein. Het op zich voorspelbare einde van
de echtgenoot is zeldzaam koelbloedig en zelfs schokkend. Toch gaat het
tijdens die handelingen mis op alle niveaus; de agent schiet zich
tijdens de afrekening in zijn eigen arm; ik meende (of hoopte) per
ongeluk terwijl hij een zelfmoord-opzetje probeerde neer te leggen op de
lawn. De rechtszaak die volgt is zoals gebruikelijk een aanfluiting.
(Ik háát rechtszaken in noirs.) Pas in de laatste tien minuten weet
de film zich daarvan te herstellen, door middel van een Johnny Guitar-melodramatische western-wending.
Labels:
films uit de jaren '50,
Joseph Losey
donderdag 28 juni 2012
The Art of the Steal
Als advocaat van de duivel probeerde ik nog een tijdje te denken 'ach
het zijn maar wat papiertjes met verf' en 'ja zo'n testament, dat geldt
toch ook niet voor eeuwig'... Tja. Het zijn inderdáád geen schilderijen
meer, maar onverhandelbare goudstaven, die machtswellustelingen graag
willen hebben. En je kunstcollectie 'voor eeuwig niet uitleenbaar en
verkoopbaar' verklaren, is niet houdbaar, maar dan nog mag je
er als dode toch vanuit gaan dat ze een jaartje of honderd je
laatste wens respecteren. We leren in deze fijne, typical American
Story, dr. Barnes kennen. Een man die zijn fortuin in de medicijnen
vergaarde, maar met een working class achtergrond, die (daarom?) graag de elite
jende. (Beste stunt: het beheer over zijn collectie aan een black
university geven... Vinden de dure Philly Perelmannetjes níet
leuk!) Barnes hing zijn honderden werken (van Matisse en Renoir e.d.) in
een eigen gebouw, allemaal dicht op elkaar, nauwelijks commercieel
geëxploiteerd. Dit is zo mogelijk een nog veel grotere schoffering,
althans, volgens de kunstwereld. (Die zogenaamd het beste met de werken
voor heeft, maar alleen aan money, money, money denkt.) Dus zinnen ze op
een manier om de werken in hun bezit te krijgen. En zoals we weten
regeert er maar één ding in het kapitalisme. Je kan een moord plegen, je
kan banken laten omvallen, als jij de backing van the powers hebt kom
je er mee weg. Dit wordt volkomen eenzijdig (heerlijk eenzijdig zelfs)
uit de doeken gedaan door afficionado's van Barnes. Geweldige figuren,
die met smaak vertellen. Mijn favoriet: het Woody Allen-achtige mannetje
dat tijdens een demonstratie een interview aan de docu staat te geven,
en dan ineens PHILISTINES!!! schreeuwt. Hierboven op de foto. Maar er zijn meer ster-karakters.
Ook in het slechte kamp. De aalgladde ambitieuze Richard Glanton, die
de kunstcollectie mee op tournee neemt, een verdedigbare zet, maar tevens het begin van het einde. En dan de gouverneur van
Pennsylvania – Oh Amerikaanse democratie!- kennelijk nog altijd
diezelfde louche types als uit All The King's Men.
Labels:
Don Argott,
films uit de jaren '00
A Religiosa Portuguesa
We hadden het op het forum net over Manoel de Oliveira gehad. Deze film vind ik
vergelijkbaar geconstrueerd als The Strange Case of Angelica, met even gekunsteld acteren, maar toch een
heel stuk beter. Het zou kunnen helpen dat ik eerder al Le Pont des Arts van Eugène Green had gezien. Een excentrieke regisseur, zo kunnen
we hier ook in beeld vaststellen. (Hij speelt namelijk ook ín de film
een regisseur...) Zijn Beefheartiaanse dansmoves in een disco zijn
hilarisch. Buiten dat is dit een heel serieuze en kalme film, over een
actrice met onwaarschijnlijke grote ogen in een crisisje. Ondertussen maakt ze in Lissabon een film over een beroemde Portugese non.
De film veronderstelt nogal veel Portugese voorkennis. Zo is die non de
schrijfster van een heel beroemd dagboek uit de literatuurgeschiedenis,
niemand weet of dat nou fictie of werkelijkheid is. Green houdt van dat
soort kunstzinnige raadsels, en hij laat de actrice hier ook buiten
filmtijd langs de locaties van de opnamen dwalen; om nóg een non tegen
te komen, die haar wat wijsheden meegeeft. Ondertussen bekommert ze zich
om een adoptiekind, zodat ze ook zonder vriendje moeder kan worden.
(Dat doet me ergens aan denken hmmm..) Ik zit te ironisch te doen,
want deze film zit vol met langzaam passerende bootjes, fraaie shots
(continu spelend met de focus, lichtjes scherp, lichtjes onscherp en
iconisch pontificaal in beeld gebrachte gezichten) én een paar Portugese
“schlager”-liedjes. Fado is Hazes voor snobs.
Labels:
Eugène Green,
films uit de jaren '00
The Arbor
Poeh, deze documentaire in fictie-vorm zit zo propvol ellende dat ik er
de tweede helft wel genoeg van had. De regisseur kreeg het
idee voor de film (vermoedelijk) pas toen ie hoorde hoe de dochter van een piepjonge
toneelschrijfster zich – histoire se repete – ten gronde had gericht. Toch had ik graag een héle film over de schrijfster gezien, in
plaats van over de verslaafde. De toneelschrijfster, uit de absolute
goot van Bradford, is een jonge moeder, en verwerkt haar neighbourhood
ervaringen in twee toneelstukken, die behoorlijk wat succes kennen. Het
stugge meisje raakt als een Amy Winehouse aan de drank, om al snel te
overlijden, drie kinderen van drie vaders achterlatend. Dit aangrijpende
levensverhaal wordt verteld door acteurs die teksten van geïnterviewden
lipsyncen (een prachtige meta-zet). Ondertussen lopen ze door de buurt
en worden scenes uit het stuk 'The Arbor' midden op straat met minimale
middelen gebracht. Geniaal. Zat voor mijn gevoel een negentig minuten film in,
met véél meer scenes uit het stuk. (De paar échte docu-beelden zijn ook
erg mooi trouwens, OMG, die vader!) Maar al voor de helft voorbij is
verlegt de regisseur zijn blik naar de oudste dochter, het 'letterlijke'
zwarte schaap, kind van een Pakistaanse vader. (Dus eindeloos object
van racistische bejegeningen, óók van haar moeder...) Dit meisje vertelt
nagenoeg de rest van de film, en alhoewel ik medelijden met haar heb,
worden haar 'nu ben ik toch écht gelouterd en ik ben eindelijk clean'
praatjes langzaam irritant. Want ja, dit meisje verknalt haar leven in
het kwadraat. Ook al overleeft zij wel, d'r moeder was er niets bij.
Alles gaat mis. En dat terwijl ze na de dood van moeder al snel wordt
geadopteerd door lieve pleegouders. Hhier ging ik denken aan het
Amerikaanse pamflet Dear Zachary. 'Achteraf gezien hadden we zoveel meer
kunnen doen.' Ik voelde een connectie met Le Gamin au Vélo, door dat
pleegouderschap. De regering zou eigenlijk moeten zorgen dat de
staatsloterij altijd op die mensen valt, want je verdient zóveel
respect. En je krijgt áltijd gezeik, want de kinderen komen
getraumatiseerd aan.
Labels:
Clio Barnard,
films uit de jaren '10
The Music Room
Van de Apu-trilogy heb ik nog altijd maar één deel gezien, maar het zou
best kunnen dat The Music Room me ooit inspireert om de rest
ook te kijken; dit is een zeer toegankelijke Ray-film, met, zoals de
titel voorspelt, een hoofdrol voor muziek. Misschien iets teveel muziek
voor Westerse oren, maar dan nog, die Indiërs kunnen spelen, als George
Harrison dit in 1959 had gezien waren de Beatles nooit opgericht. Maar
niet alleen de muziek maakt deze film toegankelijk, want muziek, zelfs
in raga-modus, is en blijft het meest universele wat er bestaat. Ook
het verhaal heeft een grimmige sprookjesachtige grandeur, met trekjes
van zowel Gatsby (!) en Shakespeare. Een man op het dakterras van zijn
mansion, depressief lurkend aan zijn waterpijp, en meer ook niet. Zijn
vrouw en kind gaan op reis, ze vragen of hij meegaat, maar hij blijft
gewoon hangen. En dan gebeurt het onvermijdelijke, wat zijn lethargie nog verder opjaagt. Er is echter één obsessie waar
hij nog een restje genot in kan vinden. Muziek. Zijdelings hieraan
speelt nog de aankomst van moderne tijden, in de figuur van een
selfmade-man met auto (het hoofdpersonage is een oude 'koning', of wat
zijn titel ook precies is... Die nog op olifanten rijdt.) De
laatste tien minuten zijn het mooist, als teken dat Ray de kijker
betovert heeft weet ie me bijna vol te laten schieten met een muzikaal
kroonluchtersmotiefje van godbetert tien seconden, dat de opmaat vormt
van Shakespeariaanse waanzin.
Labels:
films uit de jaren '50,
Satyajit Ray
woensdag 27 juni 2012
Sans Toit ni Loi
Sans Toit Ni Loi is de Franse Wendy and Lucy. En al vanaf het begin
zonder Lucy. De film van Varda is harder en ook geconstrueerder.
(Literairder, zo u wil.) Dat komt doordat personages af en toe de third
wall doorbreken en hun gedachten (over het zwervende meisje) tegen de
kijker uitspreken. Een erg mooie truc, en het pleit zeer voor Varda is
dat ik de constructie (als die in het midden een tijdje minder vaak
langskomt) ga missen! Dan doe je iets goed. Sandrine Bonnaire heeft de Michelle Williams-rol; een vrije geest, zwervend over het Franse
platteland. Het is winter, en de mensen zijn achterdochtig, en alhoewel
soms behulpzaam, altijd op hun hoede. Het meisje slaapt meestal in haar
tentje, maar ook in een schuur, een leegstaand pand, en een met plastic overdekt
radijsjesveld. Allemaal even treurig natuurlijk, en nadat het
'wanderen' eerst nog wel wat lijkt te hebben, wordt de situatie al snel
precair. (We weten uit het begin al hoe het gaat aflopen....) Tot de
mooiste passages behoren de dagen die het meisje met een filosofisch
ingestelde herder en zijn vrouw doorbrengt, ook zonder religie een echt
bijbels duo. Ook de dagen met een goedmoedige Tunesische landarbeider zijn aangrjipend.
(Die laatste lijkt recht weggelopen uit het oeuvre van Fassbinder.)
Grimmig fraai, net als Bonnaire's vuile zachte handen, waar Varda
(natuurlijk!) een paar keer de camera op richt. Nu nog een vertaling
vinden voor de titel... Zonder Dak Doen... (Maar dat vangt niet goed
genoeg het 'Sans Loi' aspect... Gebouw noch gebod, mwah.)
Labels:
Agnès Varda,
films uit de jaren '80
Conflict
Een
film uit Hollywoods Freudiaanse periode (denk aan Spellbound.) Dus een
nogal simpele symbolentaal om 'de psychopaat' te verbeelden. In die tijd
(en misschien nu nog wel) moest een slechterik in een Hollywood-film
altijd hangen, dus als Bogie (jawel!) meent de perfect crime te hebben
gepleegd (als echtgenoot met meer interesse voor de zus van zijn vrouw)
weet je dat hij er toch niet mee weg gaat komen. Wat de film leuk maakt,
is dat ze toch twijfel weet te zaaien, want daar komt de psycho-twist,
Bogie is zelf vergeten dat ie de moord gepleegd heeft! (Wij als kijker
hebben het wel gezien, al kon dat best een droom zijn.) Ik ging al een
opzetje van de twee zussen vermoeden, een dubbele femme fatale-truc! Met
name een scene bij een 'pandjesbaas' (die een ring van de verdwenen
echtgenote zou hebben) is erg beklemmend. Bogie draait langzaam door,
maar voordat we echt met 'm mee gaan leven is het afgelopen. Dat zat
erin.
Labels:
Curtis Bernhardt,
films uit de jaren '40
Rainy Dog
Behoorlijk
serieuze Miike-film... Ik zei behoorlijk he. Op een paar lolletjes na
(pissen vanaf een dak) doet Miike hier in sfeervolle Aziatische noir.
Het bekende lummelen op het strand-gevoel van Takeshi Kitano zit erin,
maar ook (en dat vond ik nog verrassender) van die 'tijd verglijdt
terwijl het arty regent'-momenten, zoals Wong Kar-Wai ze zo vaak heeft.
De beste daarvan trok me als het ware de film in, na een half uurtje wat
in het duister tasten hóe hiernaar gekeken moeten worden. Dan
bezoekt de huurmoordenaar, en naar eigen zeggen 'geflopte yakuza' - hij
zit als Japanner niet voor niets in Taiwan, een degradatie - een bordeel.
Beetje rondhangen terwijl de 'huisbaas' een liedje op zijn gitaar
tokkelt. Prachtig. Daarna moeten er weer klusjes worden opgeknapt; in
een meer standaard Miike-gag verstoort de huurmoordenaar steeds een
potje 'Go'. Typerend voor de
chaos in Miike's hoofd is dat het hele plot rond het zoontje van de
huurmoordenaar (dat nu als een rainy dog achter hem aanloopt) nauwelijks
aandacht krijgt. Voor sentimenten en toenadering is echt geen tijd. Tot een fenomenale scene op het strand, waar men nog een cadeautje vind. Het
jongetje speelt alsnog een cruciale rol in het viervoudig (!) twistend
einde, waar ik keihard om moest lachen. En dat na zo'n 'serieuze'
film... Dat serieuze viel misschien toch wel mee.
Labels:
films uit de jaren '90,
Takashi Miike
Arrietty
Studio
Ghibli (bekend van Spirited Away) op de Amerikaanse toer. Van mij hoeft
het niet. Ze bewerkten hier het bekende Duimelijntje-achtige white
upper class verhaal van 'The Borrowers'. (Ik herinner me een
hele slechte live action versie met John Goodman...) Natuurlijk werd de
setting hier wel naar Japan verplaatst, maar dan nog... Het is toch anders.
Alsof de Japanse folklore niet vol eígen fantastische wezens zit.
Arrietty (de kleine heldin) is een stoere redhead, abseilend met
elastiekjes en andere houtje-touwtje oplossingen in de schaduwwereld van
de kleine wezentjes. Vooral de ontmoetingen in de tuin met insecten en
kat zijn leuk. (Iemand moet toch eindelijk eens Haas van Paul Biegel
verfilmen, over de microkosmos van de Hollandse achtertuin...) Maar in
het haast lege huis van de lenertjes komt een nieuwsgierig jongetje
wonen. Die de wezentjes (en vooral het knappe meisje natuurlijk) al snel in de smiezen heeft. Gevaar komt van de
werkster, en hulp van een 'native' lenertje. Een mini-Rohin! Na zijn
entree wordt het laatste half uurtje nog best enerverend.
dinsdag 26 juni 2012
In Search of a Midnight Kiss
Mumblecore
wordt volwassen. Het richt de blik naar buiten, op zoek naar een
significant other, in plaats van de studie der eigen navel. Prompt
benadert de film ook het niveau van Jarmusch, een soort nieuwe Stranger than Paradise. Al heeft die film een lastig te omschrijven unieke
kwaliteit, een heel eigen werkelijkheid. In Search houdt ons gewoon een
herkenbare spiegel voor, en dat is ook prima! Perfecte timing qua
kijken, in deze laatste week van december gaan volgens de film mensen
'en masse' op datingsites, op zoek naar iemand om het jaar mee uit te luiden. (Anders zijn ze het hele jaar 'alleen' geweest...) Zo ook het hoofdpersonage, gespeeld door
Scoot McNairy (die een vergelijkbare 'ik moet scoren'-hoofdrol heeft in
Monsters) al wordt ie hier wel gedwongen door zijn Joe Strummer-achtige
roommate (en beste vriend). Anders gaat ie toch maar zitten onaneren op, dat moet je zelf zien... Hilarische openingsscène. De film is
sowieso erg grappig, en je zit ook meteen in Woody Allen-mode door zo'n
typisch jazzdeuntje. Latere muziek komt dan weer van Okkervil River en
Shearwater, en is even fijn. De datingsite levert opmerkelijk snel een
'hit' op. Maar zodra die dame ten tonele verschijnt wordt de film
helemaal herkenbaar. De dame ziet er met zonnebril en flink wat
foundation perfect uit; schoonheid kan ook als schild werken, en ik
vraag me soms af of dat wel slim is, vanuit de dame gezien. Ze heeft vijf afspraakjes geregeld, en de mannen hebben precies één
minuutje om indruk te maken. Het hoofdpersonage is geshockeerd, maar
heeft toch bingo. De twee beginnen aan een wandel en dwaal-tocht door LA, waar
onze hero zijn uiterste, lieve best doet. In de best sequentie vraagt
het meisje om 'een bekentenis'. Alle alarmbellen moeten afgaan! Geloof
mij, vrouwen zitten altijd truth truth truth te daren, maar ze willen
níet horen waar een man dan aan denkt. (Sowieso moet je doen alsof seks
niet bestaat tot er geen weg terug meer is.) Onze held gaat de mist in,
wat al grappig is, maar nog leuker is de scene er meteen na, waarin hij zijn faux-pas probeert goed te praten, met allerlei argumenten die hij net ervoor
met zijn beste vriend heeft uitgewisseld. Tegenover een vrouw uitgesproken lijken diezelfde zinnen ineens zo....
smerig. Heel, héél typisch. In Search duurt net wat te lang, ik zag
alweer drie mogelijke eindes voorbij komen, en de allerlaatste onthulling
is wat 'gewoontjes'. Aan de andere kant had ik het
antwoord-apparaat moment in de laatste minuten niet willen missen. En die ochtend ook niet. Zeker niet. Fijn.
Labels:
Alex Holdridge,
films uit de jaren '00
Thieves Highway
Ah,
zo'n hele oude truckersfilm, fijn. Een combi van Le Salaire de la Peur (in
uitzichtloosheid) en They Drive By Night (in personages). Een man komt
thuis van een lange reis, waar ie zijn Griekse (Dassin-touch)
immigranten ouders luid zingend aantreft. Voor even althans. De stilte
die na de vrolijkheid volgt is raak. De zoon zweert wraak en gaat zijn
vader achterna. Truck-chauffeur was in het begin van het auto-tijdperk
bloedlink, hier al sjezend door de heuvels van Californie geïllustreerd.
(Mooie beelden van apple ranches, met nog meer immigranten.) Bij de
groentemarkt aangekomen begint de economische fase. Je wordt geript waar je
bij staat, en natuurlijk is daar een drentelende worldwise femme
fatale, die een oogje op je zegt te hebben, en al dromend van betere
tijden naar de meeuwen staart. De evil boss van de groentemarkt is
joviaal slecht, een sterke rol die in een remake zo door Gene Hackman
zou kunnen worden gespeeld. Ook twee (in eerste instantie) comic relief
karakters krijgen gaandeweg eh, komisch reliëf. (Hoe oenig ze er ook uit
zijn.) Mooie film.
Labels:
films uit de jaren '40,
Jules Dassin
Go Go Tales
Hoeveel
drugs doet Willem Defoe eigenlijk? Als je nú nóg films met Abel Ferrara maakt... Daar moeten 'buitenfilmische' redenen voor zijn.
Gechargeerd worden gesteld dat zowel de beste (Le Million) als de slechtste
film (deze!) die ik in 2011 zag over de zoektocht naar een verdwenen
loterij-lot gaan. (Een winnend lot ook nog, anders zouden ze niet zoeken natuurlijk...) Maar in Go Go Tales zorgt dat,
ondanks dat Defoe een liedje zingt, enkel voor chagrijn en geschreeuw.
Defoe speelt de eigenaar van een stripclub, die de meisjes al een paar
dagen niet betaald heeft. (Om nog te zwijgen over de huur...) De enige
oplossing is het winnen van de loterij, gelukkig heeft hij duizenden
loten ingeslagen! Als je dat geld wél hebt, en een stripclub runnen je
droom is.... Nou ja, een gokverslaafde heeft net zulk oogkleppen op als een coke-junkie. Go Go Tales is een schoolvoorbeeld van waardeloze
improvisatie, als je daar niet de juiste condities voor schept (of
genoeg talent voor in huis haalt) krijgt je altijd eendimensionaal
gebazel en kabaal, mensen die op één punt blijven hangen, omdat ze niks
beters weten en dat dus maar herhalen. Enkel de Jiskefet-achtige
hairdresser, die in de club van zijn broer heeft geïnvesteerd, weet de
juiste absurd-komische toon te treffen. Dan zit je nog altijd
met een bespottelijk chaotische tijdlijn, en een hoofdpersonage dat je
dat ticket helemaal niet gunt. Zelfs honderd minuten tits &.. meer niet
(want de stripclub denkt arty te zijn) blijkt óók nog te kunnen
vervelen. Het moet niet gekker worden. (Allemaal typische Ferrara-dames
trouwens, efebische modelletjes.)
Labels:
Abel Ferrara,
films uit de jaren '00
WarGames
De
Dr. Strangelove van de eighties! En ik meen het eigenlijk serieus. Hier
zit alles in. Pacifisme, humor, spanning, kalverenromantiek. Heerlijk.
Het hoogtepunt in het verzamelde werk van Matthew Broderick. En Ally
Sheedy... Is de mooiste vrouw aller tijden. In elk geval for the
duration of the movie. WarGames is niet voor niets de ultieme
nerdfantasie. Je zit lekker in je blote bast achter je computer te
hacken, terwijl het meisje van je dromen gebiologeerd toekijkt!
Ondertussen ontketen je per ongeluk World War III. (Meisje: 'Is this
because of what you did with my grade?') WarGames loopt op de tijden
van drone vliegtuigen vooruit, de voordelen van computergestuurde oorlogsvoering, want
zulke gevaarlijke zaken kun je natuurlijk beter uit besteden. Broderick
is op school vooral goed in de arcade-hal, maar weet door een leraar te dissen toch de aandacht
van het knapste meisje te trekken. Hij
trommelt ze mee naar huis, waarbij de hond de rest doet. (Vrouwen en
honden...) Na wat gefuck, met het schoolsysteem, is ze helemaal om, en
rijdt hem zelfs (op de scooter) naar het nerds-hoofdkwartier. 'I bet you
Jim could get in. I bet you he couldn't!' De film zit vol sexy
innuendo's natuurlijk. ('The girl is listening, and you talk about
backdoors.') Helemaal aan het eind vindt Broderick nog even tijd om
vanuit een roostertje naar opwaaiende rokjes te kijken. (Het duurt
helaas maar een seconde, heel beschaafd.) Dan is inmiddels ook de Bobby
Fischer-achtige mad professor verschenen. 'How about a nice game of chess?' Maar
de oplossing in een hormonenfilm ligt toch in de ultieme tie-breaker.
Hoe kom je als nulletje bij het kruisje.
Labels:
films uit de jaren '80,
John Badham
maandag 25 juni 2012
L'Illusioniste
Bestempelde ik
laatst Mary and Max al als meest depri-animatiefilm van de laatste jaren, doet deze ook nog
een gooi. Al is dit natuurlijk meer weemoedig en mélancolique.
Heerlijke film om in te zwelgen, al vind ik wel dat hier een minuutje of tachtig uit éxact hetzelfde vaatje wordt getapt. Maar misschien houd ik dan teveel
aan standaard animatie-film conventies vast. De op Tati gebaseerde
goochelaar doet zijn ouderwetse show, oogt geen succes, en probeert een
meisje tevreden te houden met presentjes. En alles gaat steeds maar
minder en minder. Heel zielig, en de juiste film voor kerstmis
eigenlijk. Veel Japanse openbaar vervoer momenten; in bus en trein. En
af en toe een grol, meestal met het onwillige konijn. De eenvoudigste
en mooiste grap is hoe een auto in de regen wordt gewassen. Heel Tati,
techniek (apparatuur) is onbegrijpelijk, maar een houtje-touwtje slapstick-wending is
altijd voor handen. En natuurlijk ziet de goochelaar Tati (en dus zichzelf!)
nog even in de bioscoop. Ik begin me er weer eens op te betrappen dat ik
een Tati-film al schrijvende leuker ga vinden. Het blijven complexe, wat hermetisch dichte
pareltjes, en dit is gewoon een mooi eerbetoon.
Labels:
films uit de jaren '10,
Sylvain Chomet
Deliverance
Eindelijk
gezien. Lekkere seventies-film, het einde heeft dat typische
Roeg-sfeertje van 'het is voorbij maar het zit nog altijd in mijn
hoofd.' Ook het begin is fabuleus (en het mooist). De mens die de natuur
verwoest, een groepje maten die een kanotripje gaat maken, voordat het
hele gebied onder water komt te staan; en dan de locals. Er had nog véél
meer interactie met die Winter's Bone-bewoners in de film moeten
zitten. Het banjo-duel. Klassiek. Het acteren van de vier vrienden is
verder eigenlijk nogal oppervlakkig, Burt Reynolds, wat een verschrikking, continu in maximum overdrive. De andere drie doen het wel wat
beter, maar op veel meer dan geschreeuw draait het ook weer niet uit.
(Grappig trouwens hoe die boottripjes in films altijd gruwelijk
misgaan....) De eerste nacht kamperen (na het varen) is creepy,
en gelukkig, daarna delivered de film zeker als het kwartet
'onderschept' wordt. 'SQUEAL!' Niettemin duurt vooral de vergadering
achteraf weer erg lang. Ik wilde dat ze diep in het bos naar een
blokhut-gemeenschap waren gesleept... Maar goed, je kan niet alles
hebben, en de tweede helft van de vaartocht is een stuk Werner
Herzogiaanser. Klik ook nog even hier.
Labels:
films uit de jaren '70,
John Boorman
Restless
Eigenlijk een behoorlijk
sentimentele draak vermomd als hippe, quirky, pseudo-diepzinnige
arthouse. Veel heeft de film echter niet te melden over de 'diepe dingen
des levens', terwijl men dat wel lijkt te denken. Toch is het moeilijk
écht kwaad te worden op een film waarin 'jeugdkanker' zo'n grote rol
speelt. Bovendien heeft Gus van Sant natuurlijk wel stijl, en neemt ie
goeie liedjes mee. Op de twee meest romantische momenten zingt Sufjan
Stevens héél zachtjes. (En dan ook nog obscure liedjes van zijn fantastische debuut A Sun Came.)
Ik vond dát in elk geval weer adembenemend.... Het paartje bestaat uit
Mia Wasikowska, zo fragiel dat ik dacht 'zo die moeten ze eens een patiënte laten spelen' (et voila) en Henry Hopper, zoon van. Zelfde kop,
maar veel talent lijkt hij niet te bezitten. Hollywood-Nepotisme hè.
Het script zadelt de verdwaasde gozer ook op met stomme stopwoordjes
('or whatever'). Bovendien is zijn backstory irritant, zoals
gebruikelijke is ie niet 'gewoon' gek, maar gek met een reden. (Dankzij
een stevig trauma.) Tot ie het meisje ontmoet besteedt hij zijn tijd op
begrafenissen (natuurlijk!) en met een ingebeelde vriend (een Japanse
kamikaze-piloot). Tekenend is dat de film die fictieve status al na tien
minuten 'verklapt', terwijl het een half uurtje later mooi achteloos
wordt onthuld. Het moest allemaal al vroeg duidelijk kennelijk. Nee, op een paar
huiselijke scenes na (altijd met de prima Mia) is hier weinig te halen.
Labels:
films uit de jaren '10,
Gus van Sant
Drive
De meest schizofrene film van het jaar. Laat dat maar aan die gekke Refn over. Tarantino
meets Miami Vice meets Lynch meets Repo Men en Hartley. Zoiets. Je wilt
hem na afloop meteen nog een keer zien. Drive
is een echte gevoelsfilm, dat begint al bij de belettering van de
intiteling. slick handgeschreven roze. Ook de ubercoole update van
eighties-muziek doet haar ding, en levert in de vorm van liedjes
letterlijk commentaar op wat er gebeurd. De ambient is van Cliff
Martinez, die meer goeie dingen deed dit jaar: Contagion, en A L'Origine. En dan zijn er nog snelle karren. De film opent met een
heist, die spannender lijkt dan ie is, Drive is een en al suggestie, ten
slotte. Ryan Gosling speelt de 'driver' (een variant op de seventies
classic van Hill) die schimmig bijklust maar ondertussen ook als
automonteur (met race-ambities) én stuntman werkt. Dat laatste is de
Lynchiaanse verknipte Hollywood-touch. Met Windowlicker-masker op verandert
Gosling in een psychopaat. Door die enorme veelzijdigheid van zowel
film als hoofdpersonage maakt Gosling af en toe een dolende indruk, moet
hij de rol nou komisch en dom grijnzend spelen, megacool met toothpick
in de mondhoek, of bloedserieus gevaarlijk. In het begin lijkt het
eerste nog gepast, als hij kennismaakt met een jong moedertje, het lieve Björkmeisje Carey Mulligan en haar zoontje.
Maar dan komt haar echtgenoot terug, en begint het bloedvergieten. En
dat is smérig hard. Weg is de romantische eighties-nostalgie sfeer, hier
worden mensen tot pulp geslagen. Het kostte me wat tijd om over te
schakelen, zeker omdat het hele dromen van een race carrière-aspect zo
in de knop wordt gebroken. (Een van de bad guys vind dat óók jammer,
lollig genoeg.) Maar goed, als gezegd, daar moet je je eigenlijk niet
druk om maken. Held van de film is toch vooral Newton Thomas Sigel, die
de secure gekaderde plaatjes schiet, vol vage lichtjes, koppen en
profil, en nevelig nachtelijk LA als een soort Hong Kong. Ik zweerde dat
die Sigel een tachtigjarige crack was die ze met het halve beschikbare
budget uit zijn pensioen hadden teruggehaald. Hij blijkt 'pas' 56, maar
met The Usual Suspects op zijn naam zal hij toch wel duur zijn geweest.
zondag 24 juni 2012
The Whistleblower
Ik
stel me een avondje voor waarop je eerst Armadillo kijkt en dan deze. Dan
ontplof je als een IED over die 'vredesmissies'. Wat een ellende. De
illusies, de leugens. Ook in Bosnië (leerde ik van deze film) was de
missie weer gewoon in handen private ondernemingen, die gewoon 'geld'
komen maken. (Pff, de wapenindustrie...) En dan is er nog het feit dat
wie zich in een oorlog begeeft er hoe dan ook door aangestoken wordt.
(Desnoods pas thuis, getraumatiseerd en wel.) Er stond een aardig
berichtje in het lokale krantje over deze film; want het
hoofdpersonage blijkt inmiddels in Breda te wonen. (Ik neem aan met de
Nederlandse militair waar ze in de film een relatie mee krijgt.) Deze
Amerikaanse politie-agente gaat naar Bosnië, ook voor het geld, want die
vredesmachten betalen prima, en veel opleiding heb je er ook al niet
voor nodig. Opmerkelijk detail, de vrouw heet Kathryn Bolgovac, maar met
die achternaam en origine wordt niks gedaan. Zouden de
etnisch-geobsedeerde lokale figuren dat echt niet merken? En haar ermee
confronteren? In elk geval is het een mooie rol van een topfitte Rachel
Weisz, altijd goed op haar plek in dit soort verontwaardigings-films.
(Denk aan The Constant Gardener.) Maar die topfitte opmerking mag ik
dus eigenlijk niet maken, want vooral in de betrekkelijk subtiele eerste
helft wordt mooi geschetst hoe een knappe vrouw constant met haar
begeringswaardigheid wordt geconfronteerd. En ja, dat wordt
ongemakkelijk, zeker omdat het verhaal gaat over tienermeisjes die door
VN-soldaten als variant op de troostmeisjes in louche bars worden
misbruikt... De woede van de makers neemt toe, en in de pamfletterige
tweede helft verdwijnt de subtiliteit voor crappy dialogen, helaas. Vol
met actiefilmhelden-zinnetjes. Zo zal het niet gegaan zijn, maar
dat er gruwelijke dingen gebeurden staat als een, nou ja.
Labels:
films uit de jaren '10,
Larysa Kondracki
Sleepwalking
Het
werd weer eens tijd voor een oudje, bovendien, je kunt cadeautjes van
smoeder niet te lang laten wachten natuurlijk. Dit is zo'n typische drie euro bij de Boekenvoordeel-film. Ik wilde zeggen; wel goed om weer
eens een b-film te zien. Maar dat is het niet. Teveel grote namen. Het
is eerder een semi-mislukt pet project van Charlize Theron, die zelf de rol
speelt die het plot in gang zet. Zij is een Winter's-Bone achtige moeder,
in een al even winters-grauwe setting, hosselend met foute vriendjes
die wietplantages runnen, (dus) eeuwig verhuizend. Nu heeft ze er
genoeg van, en verdwijnt. Ze laat haar tienerdochter bij broer Nick
Stahl. Die is nogal autistisch, kan geen autorijden (wat hij toch in drie
minuten weet te leren in de film...) en werkschuw. Hij weet niks beters
te verzinnen dan met z'n nichtje naar opa te rijden. Ook voor de film is
dat een goed idee want het oom-nichtje duo werkt niet echt, en de reis
wordt nogal rommelig verteld. (Plots belanden we bijvoorbeeld in een totaal misplaatste Opposite of Sex-achtige 'fantaricci'...) Gelukkig is het laatste
gedeelte best goed, op de boerderij van opa (niemand minder dan
Dennis Hopper). Foute vaderfiguren, Dennis Hopper is een specialist en
speelt gewoon zichzelf, vermoedelijk. In elk geval doet hij het weer
intens. Soms denk ik dat melodrama dichter bij de werkelijkheid komt, in
zulke extreme gevallen. Zeker vanuit de beleving van het slachtoffer. Het levert toch nog een paar mooie scenes op. Nick
Stahl lijkt trouwens erg op Hans Teeuwen!
Labels:
Bill Maher,
films uit de jaren '00
Le Gamin au Vélo
Herinnert
iemand zich Italianetz nog? Een aandoenlijk Russische film,
sentimenteel en Dickensiaans, over een jongetje dat zijn moeder zoekt,
vóór ie door Italiaanse pleegouders uit het weeshuis wordt gehaald. Het
jongetje lijkt op het hoofdrolspelertje hier, en Wallonië is ook wel
het meest Italiaanse stukje van Europa, buiten Italië zelf. De Dardennes waren
kennelijk in een soort kerstmis-bui; je hebt toch wel een bijzonder
oeuvre als een simpel stukje Beethoven op de soundtrack de kijker haast
shockeert. Het botst zo enorm met de Rosetta-armoede sfeer die hier óók
weer gewoon is te vinden. (Mede door de aanwezigheid van bekende koppen.)
Lange tijd is Le Gamin hartverscheurend, de blijdschap van het jongetje
die het liefst zijn pa terug wil, maar dan toch in élk geval zijn fiets.
En dan de eerste ontmoeting met zijn nieuwe mama. 'Je mag me wel
vasthouden, maar niet zo stevig'. (De situatie moet je zelf maar
zien...) Prachtmens, kapster, self-made woman, maar ergens toch ook
Flodder. Liefde met walmende parfum en drie dikke pakkerds. De film
laat een veer als er een clichématige slechterik verschijnt. Een jongen
in de buurt, met verkeerd haar en verkeerde plannen. Dit leek me nou net
de film waar die jongen slecht lijkt maar het niet blijkt. Helaas. De tweede
helft wordt zo wel wat voorspelbaar, als een Disney-film. Maar dan nog; een Dardennes-Disney-film, wie had dat gedacht.
Moneyball
Uiterst
matte vertoning, en de meest overschatte film van het jaar. Doet wel wat denken aan die film over Clough - gehaat
figuur brengt vernieuwing in conservatieve sport - maar Moneyball mist
het plezier. Daarentegen zet het in op een persoonlijk drama van een
mislukte carrière én huwelijk, maar eigenlijk botst de ernst daarvan met het
hoofdverhaal. Sport is daar niet serieus genoeg voor, of het script
werkt gewoon niet... Misschien is het probleem wel dat het concept
Moneyball werd bedacht door een excentrieke security guard in een
fabriekje, maar pas werd uitgevoerd door een betrekkelijke normale “TD”.
Die wordt hier gespeeld door Brad Pitt, zongebruind en gegeld, maar
géén Jerry Maguire (een véél leukere film.) Zijn kompaan is Jonah Hill,
als economy-graduate en de numbercruncher (met de formules en ideeen van
een ander dus.) Jonah Hill vond ik altijd leuk in bijrollen, maar hier
valt hij in een grotere rol prompt door de mand. (Al lijkt dat ineens
een basketbal-term.) Hij ziet er kolossaal uit (ik hoop dat ie een fat
suit aan heeft) maar brengt niks. Geen charme, geen chemie met Pitt. Hill
nipt alleen maar twijfelend en muizig aan zijn koffie. Zelfs de
cijfertjes worden niet al te begeesterd met voorbeelden geïllustreerd.
Nee, Moneyball is maar in één passage echt leuk. Als Hill en Pitt hun
nieuwe plannen introduceren bij de adviesraad, een verzameling
oud-spelers. Zij zijn vanzelfsprekend verbijsterd én woest. Hier voel
je het gevecht van Van Gaalse kunde en wetenschap versus Cruijffiaans
orakelende idioten die spelers beoordelen op het vriendinnetje dat ze
hebben. Ugly = lack of confidence. (In plaats van loyaal en
betrouwbaar.) De meest agressieve opponent is een Huub Stevens
look-a-like. Dat past precies. PS Hoffman daarentegen, die met
gemillimeterd har de coach speelt, krijgt in dit scenario niet eens één noemenswaardige
scene....
Labels:
Bennett Miller,
films uit de jaren '10
zaterdag 23 juni 2012
Margin Call
Na
Unter Dir die Stadt weer een uitstekende film over de economische
crisis. Deze is veel concreter. Met de haantjes op de economische
apenrots. Het eerste kwartier is fantastisch, perfect gechoreografeerd,
het ballet der ontslagenen. In die paar minuten zegt de film al meer
dan Up In The Air een hele film lang. (En hier zijn de Anne
Kendrick-achtige dames die je komen ontslaan slechts een zijlijntje en
voorteken.) Het groepje (inclusief security) komt een afdeling van een
trading kantoor binnenwandelen. De jonge werknemers zijn bloednerveus,
het afdelingshoofd kauwt kauwgom en doet stoer, en nog een baasje hoger?
Die is de klos. Een rol van Stanley Tucci, een soort Peter Bosz, de
vleesgeworden frustratie, uiteindelijk afgereageerd op een mobieltje.
(En op Demi Moore...) Nadat de werknemers geloosd zijn gaat de coole
'seen it all'-figuur Paul Bettany - wiens aanwezigheid vaak een goed teken is - de grote man seinen. Enter Kevin Spacey, in zo'n typisch
Wall Street-bretels pak. Zijn eerste 'you're all survivors en nu
allemaal een applausje voor jezelf'-speech is zó perfect voor het
sfeertje. En bedenk, dit is allemaal nog maar in het begin. Want al snel
blijken er nog veel hogere piefen dam Spacey en nog veel grotere
problemen. En dan wordt de situatie echt penibel. ' Mama there's wolves
in the house' zingt Phoshorescent op de soundtrack. Omineuze helikopters
landen op het dak van de wolkenkrabbers, midden in de nacht, en bij elk
stapje hoger in de hiërarchie worden de acties rücksichtsloser. Vooral
Simon Baker is doodeng als ijdele snelle jongen met blauwe stropdas. De Geert Wilders van het filmjaar. (En hij is nog áltijd niet de CEO.) Margin Call blijft intussen wel evenwichtig, weinig sentimenten, een visueel fraai verbeelde registratie van de dag dat de bubble klapte.
En aan het eind zit je met neomarxistische gedachten; want die
bankmannetjes doen graag alsof wij allemaal schuldig zijn, boven onze
stand hebben geleefd, en het dat lijkt een redelijk terecht punt. Maar
degene die een leugen verkoopt lijkt me toch echt schuldiger dan degenen
die er onwetend maar hebberig in zijn gaan geloven.
Labels:
films uit de jaren '10,
J.C. Chandor
Midnight in Paris
Je
wéét dat Woody scherp en gefocust is, als Owen Wilson kort na de
toeristische intro-beelden verklaart dat Parijs het mooist in de regen
is. Dat had ik zelf ook net bedacht. De film stuurde m'n gedachten. Er
zijn in recente Woody-films vele vervangers van de meester geweest, en
dat juist de tragische Darjeelings anti-held en depressieve surferboy
Owen Wilson de beste blijkt, het doet me veel. Iemand moet hem de
hoofdrol laten spelen in een biopic over zijn naamgenoot Dennis!
Alhoewel, als ie daar maar niet aan onderdoor gaat... Wilson maakt
bepaalde stembuigingen perfect, zonder dat het een flauwe imitatie
wordt. Nog mooier, Midnight in Paris is de beste Woody-film sinds...
God, ik ga het maar niet opzoeken. Ik vraag me af waar dat nou van
afhangt; zijn het de grappen, het script om de one-liners heen, of de
juiste combinatie van ster-acteurs die er écht zin in hebben. Of is het
toch gewoon Parijs? De musical die Woody daar in de nineties opnam was
ook al erg geïnspireerd. Een bebaarde Martin Sheen werkt perfect als
nemesis, een van de leukste (en haast weggemoffelde grappen) is Wilsons
reactie op Sheens uiteenzetting hoe seks en alcohol niet samengaan.
'Speak for yourself'. Als de klok in Parijs twaalf slaat belandt
would-be-schrijver Wilson in zijn eigen 'nostalgia shop', waarover hij
een novel probeert te schrijven. Tout bekend artistiek Amerika verzamelt
zich voor korte (en steeds drogere) ontmoetingen. 'Wow you're Thomas
Stéarns Eliot?!' En weg is ie. Het leukst zijn de Fitzgeralds. Oh Zelda!
(Een heerlijke rol om te spelen voor Allison Pill, die snel een keer
een hoofdrol moet krijgen.) Maar de beste grap van de hele film is voor
Buñuel. Wilson doet hem een ideetje aan voor een film, en Luis snapt er
níets van. 'Waarom kunnen ze niet weg van die tafel!' Dit is Parijs dus
alle vrouwen worden plots nóg wat mooier, al lijkt Carla Bruni wat
zenuwachtig voor haar cameo... (Ergens ook wel schattig.) Maar hoe de
shopaholic-echtgenote van Wilson lóópt... En het platenmeisje ís!
Labels:
films uit de jaren '10,
Woody Allen
La Piel que Habito
Ramptoerisme,
ik weet het. Al is deze wel zo fucked up dat ie tot het tolerabele deel
der Almodóvar-oeuvre behoort, het einde is zelfs wat aandoenlijk.
Geinig genoeg keek ik deze op de dag dat een HEMA-muppy-reclame in het
nieuws was, waarop een femme fatale man een push up-bh mag aanprijzen.
(Wat niet fout is om de man, maar om het feit dat een vrouw zich
kennelijk pas een vrouw mag voelen met pront vooruitstekende borsten.)
En ja, dat is precies zoals de akelige Almodóvar óók over vrouwen denkt.
De man heeft vroeger met barbies gespeeld, bleek gay, en zit nu (dus)
met een obsessies voor butts & boobs. Een minuutje of twintig lijkt
La Piel nog best creepy, een chick in een yoga-pakkie, Saw-achtig
gevangen gehouden door oppernazi Antonio Banderas (prima geschikt voor
die rol). Maar dan laat een onnavolgbaar onbelangrijk bijfiguur
in Wizard of Oz-achtige tijger-uitdossing zijn reet zien, en is het wel
weer gedaan. Almodóvar, gij kleuter! De rest van de film zitten lachen
om de malle onzin; nergens wordt de getraumatiseerde creepiness van
Les Yeux Sans Visage nog benaderd. Het komt hier op neer; geef een man een kut,
en hij wordt ineens heel dom!
Labels:
films uit de jaren '10,
Pedro Almodóvar
Contagion
Stom
eigenlijk, Soderbergh maakt één minder filmpje (The Informant, ook weer
niet zó slecht) en je denkt meteen dat het wel klaar is met de man. Komt
toch door die zweem van degelijkheid. Snelle werker, vertrouwde
kwaliteit, geen gigantische risico's. Hoe dan ook, Contagion is gewoon
weer een prima film, ik bespeur enige gelijkenis met die Facebook-film
van vorig jaar. Een technisch, onsexy onderwerp, met veel schwung
aangepakt. Contagion heeft niet zulke snappy dialogen (misschien had er
nog meer medisch gepingongd kunnen worden) maar de all star cast maakt veel goed. Contagion beschrijft op relatief afstandelijke toon (je
moet er niet aan denken wat Iñárritu met dit materiaal zou doen) wat er
gebeurt als een varkensgriep nu wél met desastreuze gevolgen om zich
heen slaat. Hij volgt daarbij een tiental mensen, van gewone
slachtoffers tot medisch personeel. Met name de vrouwen staan hier hun
mannetje, ook daarin is het een echt moderne film. Zij runnen de show, en dan met name Kate Winslet, die met de jaren oogverblindender wordt
en wat afgevallen lijkt, wat wel toepasselijk is... Gwyneth Paltrow
staat aan het begin van de ziekte-keten, als een - oh jee snufje moraal - overspelige echtgenote.
(Wel weer een dame met de touwtjes in handen.) Zij loopt de griep op in Azië, dat Soderbergh lijkt te hebben geïnspireerd tot een Hong
Kong-achtige cinematografie. (Natuurlijk van zijn eigen hand.) Ook vele
andere details zijn raak. Een mondkapje over de camera op een cruciaal
moment, en persoonlijke favorieten als Elliott Gould en John Hawkes in
kleine bijrollen, de laatste als schoonmaker op de werkvloer. (Grote
bedrijven zijn de enige plekken waar upper en lower class nog met elkaar
in aanraking komen in moderne tijden.) Het script stipt werkelijk alles
aan; ook de hebzucht van de farmaceutische industrie, de opkomst van Azië (terwijl instituten als WHO nog té westers georiënteerd zijn) én
roeptoeters op internet. In die laatste hoedanigheid heeft Jude Law
plezier, als blogger. 'It's a bad day to be a research monkey'. Zelf
ziet Law er pas kloppend uit als hij in een anti-infectie space-pakkie
over straat dwaalt. Random weetje uit de film: 1% van de wereldbevolking
ging eraan in 1918, zou zoiets nou helpen tegen de overbevolking. Ik
vrees van niet.
Labels:
films uit de jaren '10,
Steven Soderbergh
vrijdag 22 juni 2012
The Ides of March
Ik zat
vooral aan Michael Ritchie's The Candidate te denken. En hoe een
combinatie van die film met deze waarschijnlijk iets écht goeds had
opgeleverd. The Candidate (met Redford als langzaam zijn idealen
verliezende politicus) heeft veel meer sfeer, veel mooiere beelden. The
Ides of March heeft een alleraardigst scenario, dat na een wat
bedeesd begin toch wel enerverend wordt. Zat me ook af te vragen of er
wel eens een spin doctor politicus wordt. (Jack de Vries van de CDA...
maar verder.) Ryan Gosling is hier misschien wat te glad en te knap, in
zijn rol als briljante jonge campagneleider. Zijn beroepsbroeders zijn
met Paul Giamatti en PS Hoffman wél mannen die je je in die smutzige functie
voorstelt. Deze drie voeren een haantjesgevecht, tegen de achtergrond
van een campagne voor (regisseur) George Clooney zelf. Leuk detail is
dat zijn politicus zeer linkse atheistische standpunten inneemt, die het
alleen in deze filmfantasiewereld goed bij het Amerikaanse publiek
doen. The Ides of March gaat boeien als Giamatti Gosling probeert over te halen
bij zíjn (rivaliserende) campagne te komen werken. De film wordt mínder
zodra de seksuele escapades van de kandidaat op de voorgrond komen, dat
voelt wat voor de hand liggend, al doet de Lindsey Lohan-achtige Evan
Rachel Wood het goed. Toch had de film wat meer bij die spin doctor
strijd mogen blijven.
Labels:
films uit de jaren '10,
George Clooney
Mary and Max
De grauwste animatiefilm sinds de eeuwwisseling? Het kan toch niet veel schelen, met dit verhaal over een eenzaam gepest
meisje in Australië en een overetende Asperger aan de andere kant van de
wereld, die elkaar vinden in een penvriendschap. Het schijnt nog op
waarheid gebaseerd te zijn ook... Hun wereld wordt film noirig zwart-wit
verbeeld in New York (zwervers en bejaarden en 'strange smells',
autisten houden niet van 'geurtjes'.) en sepia-geel leeg in Australie.
Van de bijfiguren is vooral de moeder van het meisje Cruella Deville
goed getroffen. (Het mens 'test' de sherry.') Niet onbelangrijk detail;
het aantal dialogen is nagenoeg nul. Hier rest slechts uitgebreide
voice-over (als een prentenboek) en voorgelezen brieven. Zodra
het schrijven begint wordt de film echt aangrijpend. De autist vertelt over zijn
baantjes en zijn jeugd, met de stem van niemand minder dan P.S.
Hoffman, die dat erg leuk doet. Dit zou zo maar eens de eerste film zijn
die met wat cartooneske overdrijving een zeer realistisch beeld geeft
van een zware Asperger. Elke keer als het meisje over liefde en contact
begint in haar brieven krijgt de arme kerel een panic attack. Ja, bijzonder. Maar het moet gezegd dat de film wel wat lang
duurt. Ergens richting het einde (wat overigens net zo goed keihard is)
moest ik erg hard lachen ('ik heb een perfecte nieuwe baan, I just eat
things and tick boxes') en dacht meteen, jee, iets meer grapjes had toch
echt wel gemogen.
Labels:
Adam Elliot,
films uit de jaren '00
Nostalgia de la Luz
Mooie,
en ook heel triestige documentaire. Een persoonlijk document zoals
Werner Herzog ze ook maakt. Dezelfde verwondering en filosofische
ovepeinzingen van de regisseur op voice-over, maar dan nog meer betrokken.
(Minder cynisch wil ik typen, maar weet niet of ik Werner daar recht mee
doe.) Hoe dan ook, Nostalgia combineert het via telescopen in het verleden kijken op onnavolgbare (en meestal zeer soepele wijze) met het
verwerken van een veel recentere geschiedenis. Beide elementen komen samen
in de woestijn van Chili, waar de hemel onwaarschijnlijk helder is, maar
onder de troebele grond ondertussen de slachtoffers van het
Pinochet-bewind liggen. Precies op dezelfde plek stond ook een
concentratiekamp van diens regime, en het moment dat de film dat onthult
(aan de totaal onwetende Westerse kijker) levert wel een 'fuck,
wow'-gevoel op. Ik weet niet wat het meest verbluffend is, de Tree ofLife-oneindigheid van outer space, het Chileense landschap (vol sporen
van tienduizend jaar oude beschavingen) of de vrouwen die in de woestijn
nog altijd zoeken naar hun geliefde. Weer een teken dat het deksel langzaam van de put gaat, van die raadselachtige Zuid Amerikaanse
fascisten-jaren.
Labels:
films uit de jaren '10,
Patricio Guzmán
Quartier Lointain
Filmtegeltje;
als het begin én einde van een film mooi zijn, maar het grote
middenstuk minder, dan heb je als maker de film door je handen laten
glippen. Tussen het goede idee en afronding zit toch een
invuloefening, zou je denken. Nou ja...! Hoe dan ook, Quartier Lointain is een aardige
variant op Back to the Future, waarin Michael J Fox zijn ouders
bij elkaar probeert te brengen. Quartier Lointain is een stuk
tragischer en melancholischer. De film begint niet voor niets met een
manga-tekenaar in mid-life crisis, die bij magisch toeval in het dorp van zijn jeugd terechtkomt, en vervolgens ín zijn eigen jeugd. Dit is zijn
kans om te voorkomen dat pa het gezin verlaat; en daarmee zijn geliefde
moeder in de ellende stort. Het dorpje en de mensen zijn trouwens gepast
comicbook-mooi, zo bezien is de film wél gewoon een warm nostalgisch
bad. Hoewel de jongen (die dus een oude man in een jong lichaam speelt)
zeker in het begin de ouwelijke trekjes en verbazing goed over weet te
brengen, vond ik 'm toch wat oppervlakkig profiteren van zijn vergaarde
wijsheid. (Al ondervangt de film dat door hem te laten peinzen dat zijn
vroegere = latere leven vervaagt als een herinnering.) Er is duidelijk
over nagedacht, hoor. Maar waarom dan alle scenes binnen een minuutje
(ook) uitfaden? De film is te gehaast, alle pijnlijke momenten worden
overgeslagen en afgebroken. Wat overblijft is een hartverwarmend mooie liefde
voor moeder en zusje; en een uiterste poging pa te begrijpen. De muziek
van Air (die alleen nog maar soundtracks zouden moeten schrijven) helpt
een handje. Omdat het treinstation richting einde een cruciale rol
speelt, moest ik ook wat aan Billy Liar denken. Ook een jongen met
fantasie ten slotte. Nog een bewijs dat Quartier Lointain potentie had, maar het niet waarmaakt.
Labels:
films uit de jaren '10,
Sam Garbarski
donderdag 21 juni 2012
Let Me In
Het
zat er aan te komen, en het gaat niet goed voor mijn indie credibility
wezen, maar ik vind deze remake leuker dan het origineel. Een echte guilty pleasure. De Amerikanen
hebben de film simpeler gemaakt. Dat gaat weliswaar ten koste van de
diepgang en de creepy freakiness, maar tegelijkertijd is het verhaal nu
veel spannender én romantischer. (Dat laatste ook dankzij Bowie en
Freur.) Het eerste aspect uit zich in meer gore, de film lijkt af en toe
wel een eighties slasher-ode of een giallo. Het romantische aspect is
wezenlijker, want in deze versie is Let The Right One In een verhaal
over puberen, over een echte kerel willen zijn, meisjes willen scoren.
Dat had ik toch allemaal niet uit de Zweedse film gehaald. Het begint
er al mee dat het hoofdpersonage (hier meer Bieber-mannetje) de
buurvrouw met een telescoop bestudeert. Deze jongen wordt ook wel
gepest, maar hij wil niet gewóón vriendjes maken met de meisjesvampier, die geen meisje is, wat ze hier eindeloos benadrukken, terwijl de
pestkoppen ondertussen op school het hoofdpersonage continu wél voor
meisje uitmaken.Ik zei het al, het is allemaal lekker duidelijk.
Kick-Ass Chloë Moretz doet het als Abby bijna zo goed als haar Zweedse
evenknie. al is haar uiterlijk en uitstraling minder mysterieus en
exotisch. Ik hoopte natuurlijk dat ze het door mij gehate einde flink
hadden aangepast, wat niet het geval blijkt. Al is de zwembadscene wel
wat subtieler in beeld gebracht. (Het budget voor gore was er daarvóór
al doorheen gejaagd ten slotte.) Beter is dat ik de film hier een
tragisch einde vind hebben, of dat ik het nu pas door heb! Het jongetje
wordt ingepalmd en wordt ie daarmee niet
gewoon een nieuwe trouwe kompaan, die later aan het moorden zal slaan?
Labels:
films uit de jaren '10,
Matt Reeves
Tropa de Elite 2
Vanaf
het moment dat de Braziliaanse Dirty Harry een links orakelend stuk
journalistentuig niet met een wisecrackende voice-over onderbreekt, weet
je dat er dingen gaan veranderen. Dat moest ook wel, zou je kunnen
grappen, want hoe zou acteur Wagner Moura anders nog zonder bodyguards
over straat kunnen. Hij neemt het dus in deel 2 dus maar op tegen de
vijand der vijanden:
Politici. Zij maken Wagner dermate kwaad dat hij tot twee keer toe met zijn
ogen knippert! De slechtste onder de corrupte stemmentrekkers zijn
makkelijk te herkennen aan hun overgewicht en vermakelijk geschmier. Het
melodrama-gehalte gaat intussen flink omhoog, met allerlei nogal
geforceerde kunstgrepen, zelfs bínnen de extended familie van de
'stadsmarinier'. (Geert zou willen dat die een doodskop als logo voerde
en een soort commando's waren!) Ook met de Lupe Fiasco-kompaan van
Wagner wordt flink gesold en geschoven over het speelbord. (En als ie
éindelijk dat ziekenhuisfondsbrilletje heeft ingeruild blijkt dat nou
net zijn eigen 'konijnenpootje'.) Als ook journalisten (gespuis!) een cruciale
rol gaan spelen is de verbazing compleet. Zo wordt het wel erg Cidade de
Deus. De guilty pleasure fascistische lolligheid van deel één is zo
nagenoeg uitgegomd. Wat keihard overeind blijft staan is Padilha's
soepele hand in actiescènes, hij schijnt niet voor niets nu aan een
remake van Robocop te werken. De cirkel aan het einde kondigt het alvast
aan. 'Dit lijkt een Amerikaanse filmcliché...' (En dat is het ook, als
een soort Scorsese-eerbetoon)
Labels:
films uit de jaren '10,
José Padilha
22 Mei
Aan de ene kant is dit een
film die struikelt over zijn eigen ambities, aan de andere kant lijkt
het een haastklusje, het geschoten materiaal is best goed, maar de
editing mist elk gevoel voor ritme, sterker nog, is gewoon een rommeltje. Bovendien
worden de voice-overs niet echt overtuigend geacteerd, als je dat woord al kan gebruiken. 22 Mei poogt een soort Terrence
Malick-contemplatie te zijn op schuldgevoelens na een aanslag, maar echt
interessante filosofische teksten komen er niet langs. Daarom had de
film zich toch maar beter op één personage kunnen concentreren, wat in
het prima begin ook lijkt te gebeuren. De ochtend breekt aan, een man
doet zijn dagelijkse dingetjes in een shabby appartementje (hij ziet er
zelf ook wat verfomfaaid uit) waarna hij op een bruin-grauwe mei-dag
naar een winkelcentrum gaat, waar hij zijn bewakerspakkie aantrekt. Dit
werkt allemaal perfect, mooi dicht op de huid in beeld gebracht, en met
op de juiste momenten invallende muziek. Maar dan komt de aanslag. En
dat is eigenlijk al veel te snel. 22 Mei is vrij lang haast dialoogloos
(wat ik gewaagd en goed vind) maar ik had nog zeker tien minuten bewaker
staat doelloos te bewaken willen zien. De aanslag an sich is overigens
ook goed, met vooral heel veel 'stof'. Letterlijk. Maar als gezegd, dan
is de film nog niet op een kwart, en de rest van de tijd waaiert de film
uit over doden die beschuldigingen uiten, in Lynchiaanse droombeelden.
Het heeft wel wat van Refn's Fear X waar Turturro ook al een
winkelmall-beveiliger met trauma speelde. En één trauma blijkt later
voor 22 Mei niet genoeg.
Labels:
films uit de jaren '10,
Koen Mortier
woensdag 20 juni 2012
La Mirada Invisible
Wat
is er aan de hand met de Argentijnen? Normaal toch het toonbeeld van
warmte, maar dit filmjaar op de Grunberg-toer. La Mirada Invisible is na Post Mortem al de
tweede die me sterk aan onze broodschrijver doet denken. Kennelijk is de
tijd gekomen dat men cinematisch de confrontatie met engerd Peron
aandurft. Hier met speech-beelden benadrukt in de aftiteling. (En ook
voor de hand liggend symbolisch in de film zelf.) Het hoofdpersonage is
de ongereptheid zelve, een typisch film-spinstertje, jong, het haar in
een knot, rigide, lerares (al is het geen piano), en bound to get raped.
Zeker in de eerste half een heerlijk neurotische rol, nagels vijlen in
de trein, en dwalend door de dure elite-school, waar jongens en meisjes
in die goeie pseudo-fascstische Peron-traditie worden gedrild. De roman
waarop de film werd gebaseerd heet niet voor niets 'Moral Sciences'. Weg
met de subversieve elementen die als een kanker door onze samenleving
metastaseren. Ondertussen ontwaakt de lerares heel voorzichtig
seksueel, bewondert de broeierige jeugd, waaronder een Cillian Murphy
look-alike, ondertussen schuilend in wc-hokjes, en steeds een intiem
stapje verder gaand. Tot deze kleine erotische spelletjes als een
boemerang terugslaan, en het einde weer als gebruikelijk in keiharde
vernedering en geweld ontaardt. Jammer eigenlijk, want juist in de
scenes nét ervoor, die zich op het snijvlak bevinden van 'is het nou
teder of fout', is de film erg goed. Let bijvoorbeeld op de scene waarin
een Marc Marie Huijbregts-achtige hogergeplaatste aan een lolly
sabbelt, en het leraresje er ook een aanbiedt. (Als twee ondeugende
leerlingen.)
Labels:
Diego Lerman,
films uit de jaren '10
Beginners
Door
de reclamecampagne en de zeer enthousiaste verhalen van (toepasselijk
genoeg) mijn vader, had ik eigenlijk een veel lichtere, cosy
sentimentele film verwacht. Meer Amelie. Maar Beginners is eigenlijk
best sober, voor een Amerikaanse grote film. Ik lees op dit moment
Toergenjevs Vaders en Zonen en zie wel een gelijkenis, ook dat verhaal
gaat, nou ja, over die titel dus, maar als een soort vehikel om dat te
vertellen nemen ook de amoureuze avonturen van de jongere generatie veel
tijd in beslag. En die zijn toch minder interessant, zowaar! Ewan
McGregor krijgt wat met een Franse actrice (Melanie Laurent), die de
hele film raadselachtig blijft. (Het begint er al mee dat ze door een
keelontsteking niet mag praten.) Dat is even leuk en schattig, maar
later voel ik tussen de twee geen enkele klik in hun filmtypische 'ja,
nee, toch maar wel'-relatie. Ze lachen, huilen, en zoenen (dat zijn de
grote emoties) zonder zich echt voor elkaar open te stellen in kleine
details. Dat lukt vader en zoon, nu vader stervende is wél. Een fraaie
rol van Christian Plummer, die een man speelt die als 75-jarige uit de
kast komt. Hier voel je dat regisseur Mike Mills echt iets te vertellen
heeft. En ook een bijrol als het nieuwe jonge vriendje van pa werkt
goed. Als versiering zijn er nog wat arty grapjes; vooral de nachtelijke
graffiti-activiteiten zijn droog absurd. '1985: Bush Finds Jesus'.
Blijft de vraag staan; vind ik deze film slechts 'wel aardig' omdat mijn
vader hem geweldig vindt...
Labels:
films uit de jaren '10,
Mike Mills
Tuesday, After Christmas
Het
is altijd lente in de ogen van de... orthodontiste. De nieuwe Roemeense
tweeverdieners-middenklasse: ze bestaat, al is deze film inhoudelijk
net zo grauw als de eerdere klassiekers. Dit is de vlakke Europese
arthouse-versie van Blue Valentine, zelf de titels hebben iets
vergelijkbaars. Lang niet zo'n acteurs-tour de force, maar zeker
confronterend. Of in de woorden van een verdwaalde veertienjarige op
IMDb. 'Too Realistic 2 Be Entertainin......might as well stay home and
watch my parentz fight...' Het begint nog teder, met een scene die zo
onwaarschijnlijk intiem en erotisch is dat het bijna ongemakkelijk wordt. (Ik
herinner me niets van de scene erna.) Een dikkige succesvolle
bankmanager lijkt een studente te hebben gescoord, maar even later
blijkt die dame dus orthodontiste, sleutelend aan het gebit van het dochtertje van haar minaar. 'Dezelfde handen die in de mond van mijn dochter
zaten, gaven jouw handjobs' zegt de echtgenote later bitter. Maar
voordat de film bij die pijnlijke, levensechte laatste scene komt, is er
anderhalf uur twijfel en gepeins voorbijgegaan, een echte Eenzame
Kerst. De politie-agent uit Politist, Adjectiv heeft nog een jolig
bijrolletje. Als teken voor het zelfvertrouwen van de Roemeense cinema
wordt East of Bucharest nog even gepromoot, en krijgt de enige winkel in
Boekarest waar je dat soort films kan kopen een namedrop. Het is een
klein momentje van licht, tussen verwijten als: 'Ik zie dat je liegt, je
ziet eruit alsof je een kleerhanger hebt ingeslikt'.
Labels:
films uit de jaren '10,
Radu Muntean
À L'Origine
Fijne Franse genrefilm. Hollywood zal de rechten op een remake vast al
hebben verworven. Zouden ze er dan nog steeds naar 'une histoire vraie'
bij durven zetten? Toch kun je je de stunt die in deze film wordt
geflikt beter in een eindeloos groot land als de USA voorstellen. Maar
de crux van het verhaal is toch; als bedrijven en overheden voor de
gewone consument onbereikbaarder en schimmiger worden (wat natuurlijk
ook voor de economie in het algemeen geldt) dan kan een willekeurige
pion zich makkelijker voordoen als vertegenwoordiger ván zo'n bedrijf.
Het klootjesvolk kan dat toch nooit checken. Het eerste half uurtje van A
L'Origine is nog erg arthouse, en doet denken aan L'Emploi du Temps.
Wie herinnert zich daaruit niet de horloge-zwendelaar? Het
hoofdpersonage hosselt zijn centjes hier op vergelijkbare wijze bij
elkaar. Maar dan rolt hij per ongeluk in zijn grootste project ooit, en
is hij letterlijk met stomheid geslagen. Ik vond dat jammer, en ze
zouden het in Hollywood meteen schrappen, als hij toch oplichter is, zal ie toch een vlotte babbel hebben. Aan de andere kant,
het is vooral het Ch'tis-dorp dat hun langgekoesterde wens op hém
projecteert, in plaats van andersom. Zo bezien past het wel. Waar gaat
het hier om? Een autoroute! Oftewel; hoe je een snelweg kan bouwen met
duizend euro, en een dorp vol werkloze dromers. De film wordt gaandeweg
steeds sentimenteler, de soundtrack zwiert en ronkt lekker, en ik begon
aan Roosevelts New Deal te denken. Bedrijven beginnen om betalingen te
zeuren, en werknemers om loon, maar waarom eigenlijk? Als men als
gemeenschap aan de toekomst bouwt. Uiteindelijk gaat L'Origin du Temps
niet al te diep, maar het nachtelijke 'look ma top of the world'-einde
is zeer fraai. En in de aardige bijrollen o.a. overdreven schattig spel
van een Lily Allen-meisje dat gecredit wordt als Soko, in die goeie
Franse yéyé-traditie. (Inderdaad was ze ooit zangeres, maar inmiddels
full-time actrice.)
Labels:
films uit de jaren '00,
Xavier Giannoli
Abonneren op:
Posts (Atom)