maandag 16 juni 2014
Pieta
Poeh. Een en al morbide leegte in deze achttiende
film van Kim Ki-duk. (De intiteling benadrukt vreemd genoeg dat cijfer.)
Ki-duk heeft bijzondere films gemaakt, maar met Seidl achter de kiezen
was het wel even genoeg geweest met het Grote Lijden. En dat is precies
wat we hier krijgen. Gestileerd maar ook wat futloos geweld. In het
begin zat ik nog even op het Koreaanse absurdisme spoor. Een knoertharde
loan shark hosselt insurance claims bij elkaar in een bijzonder wijkje.
Allemaal film noir-waardige krotjes waarin mensen koperplaten snijden, en
meer van dat soort technische klusjes. De apparatuur kan ook voor andere
doeleinden worden ingezet... Onze nihilistische held loopt er bij als
een uitgebluste jonge Elvis. De 'shiiiiba's zijn weer rijkelijk
voorradig, net zoals bijzondere Koreaanse eetgewoonten. (Je moet een
beest gewoon levend kopen, om mee te beginnen...) Na een paar
akkefietjes duikt 'r een vrouw op, die de moeder van de man zegt te
zijn. Daarmee belanden we op typisch Kim ki-duk-terrein. Een film rond
twee personen die elkaar liefhebben en afstoten, en dan liefst zo
verknipt mogelijk. Het werkt pas aan het slot, na een paar wendingen van
opera-allure. Ergens tussen waanzin en bijbelse opoffering. Ik moest
denken aan Rafaels genezing van de maanzieke jongen. Maar dat is
eigenlijk veel te hoopvol.
Labels:
films uit de jaren '10,
Ki-duk Kim
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten