maandag 30 juni 2014
The Invisible War
'Ask her when she's sober' vat
het beleid van het Amerikaanse leger tegen verkrachting wel samen.
Onwaarschijnlijk denigrerend! Ik heb nog nooit een docu gezien waarin
zoveel 'talking heads' zó totaal 'to pieces' gaan. Alsof er nog niet
genoeg redenen waren om het fenomeen 'leger' te haten. 'Most rapists are
repetitive criminals' leren we. En het leger is een gekende 'hunting
ground'. Als hogergeplaatste kom je 'r makkelijk mee weg, en áls er al
aangifte wordt gedaan zijn het de leidinggevenden zelf die beslissen of
er iets mee wordt gedaan. Het engste is toch die schaduw-realiteit van
eigen wetten en militaire tribunalen, die AWOL keihard afstraffen maar
verkrachting door de vingers zien. (“Want je hebt het waarschijnlijk
zelf uitgelokt”.) Moet gezegd, een tijdje terug werd hier in Breda een
studente op klaarlichte dag verkracht, de dader had 'gewoon' bij haar
studentenflatje aangebeld. De man werd gepakt, bleek al eerder voor
verkrachting in de gevangenis te hebben gezeten en kreeg nu vijf (!)
jaar. Ik ben een softe jongen, maar zelfs ik vind dat wat weinig. Dat
betekent in praktijk gewoon dat hij weer rondloopt nog voor die studente
klaar is met haar studie. Als ze die ooit nog hervat, want The
Invisible War laat de worsteling zien van de aftermath. Stress,
medicijnen, angsten, het gaat een leven lang niet meer weg. Pffff...
Labels:
films uit de jaren '10,
Kirby Dick
Gaslight
'There's only two things
I've ever wanted to be: A gardener or a burglar. Both of them nice,
quiet occupations', aldus het corpulente baasje dat in dit psychologisch
melodrama voor wat aardige comic relief-momentjes zorgt. 'Wat een
opmerkelijk mens ben ik toch!', zegt hij als hij de oplossing van de
breinpuzzel heeft geleverd. Een beetje jammer dat het slachtoffer in
kwestie (een door haar echtgenoot geterroriseerde dame) er zelf niet
zoveel aan bijdraagt. Hooguit een Stockholm Syndroompje. Ik probeer te
titel de bedenken van een Freudiaanse film over een medaillon (o.i.d.)
maar kom er nog niet op. Gaslight heeft er in elk geval veel van weg.
Diamanten zijn hier het leitmotiv, en Scarlett Street (om een andere
verwante film te noemen) heet hier Pilmico Square. Aan dat plein is een
buitenlander ('but respectable') komen wonen met zijn rijke echtgenote.
Anton Walbrook speelt de slechte echtgenoot met een
venijnig plezier. De film is te goedmoedig om het echt spannend te laten
worden, maar Walbrooks psychologische spelletjes zijn behoorlijk
indringend. Echtgenote Wynyard flipt authentiek, al had ik nog wel wat
meer spiegelende shots willen zien. (Op een gegeven moment staart ze in
verbijstering naar de reflectie van zichzelf.) Gelukkig, die filmtitel
schiet me toch alsnog te binnen: The Locket, eveneens
pseudo-kleptomanisch.
Labels:
films uit de jaren '40,
George Cukor
Drug War
Supervlotte,
maar daardoor ook vermoeiende crime-film van Johnnie To. Niet dat
ik het gevoel heb dat hij zelf ergens de draad kwijtraakt; alhoewel waar
blijven die kinderen in die schoolbus? To's gevoel voor humor is fysiek
en soms boertig, maar tegelijkertijd kan hij heel gestileerd uit de
hoek komen. The Mission combineert beide aspecten, het fraaie Vengeance
(met godbetert Johnny Halliday) is in mijn herinnering vooral sfeervol.
Drug War is een parade van handicaps, geschmier en kogels. Je moet
respect hebben voor de actiefilm die twee doofstomme broers serieus neemt,
en toch gewoon het kansje benut om een doofstomme crimineel
'huishoudelijke bezigheden' te zien verrichten – met een krantje erbij –
terwijl de kogels om hem heen knetteren. Drug War opent nog behoorlijk
serieus, bolletjesslikken is smerige business... Met de entree van de
hoofdagent (Zhang Lei) wordt de film snel maller. Hij probeert een
drugskartel op te rollen met behulp van een 'gevangen rat', maar de
vraag is wie nu wie gebruikt. Er volgt een tocht langs drugsbaasjes.
Eentje heet 'Haha', en maakt zijn naam Bean-ig waar. Zo valt ie
makkelijk te imiteren... Leukste geintje: Lei haalt in een van zijn dure
karretjes twee mede-agenten in, en lost ze zo af in de achtervolging.
Die kerels zetten op de drukke weg meteen hun bak aan de kant voor een
plaspauze!
Labels:
films uit de jaren '10,
Johnnie To
Chronique d'un Été
Je
meta-documentaire eindigen met groepsdiscussie, laat dat maar aan Edgar
Morin over. De Franse socioloog maakte deze cinema verité-film samen
met Jean Rouch. De twee viezige mannetjes duiken zelf veelvuldig op om
het 'experiment' in goede banen te leiden. Begin sixties was een
handzame camera iets nieuws, en zijn de norse Parijzenaars nog niet
gewend aan straatinterviews. 'Bent u gelukkig?' De scenes in de fabriek
behoren tot de mooiste. Renault is echt nog een lage lonen-locatie, maar
voor een uitgebreide lunch hebben die Fransen altijd tijd. Gaandeweg
focussen Rouch en Morin op een handjevol mensen. Een Amy
Winehouse-achtige drama queen steelt de show. Een joodse vrouw houdt een
beroemde monoloog over haar oorlogservaringen. Pijnlijk zijn de scenes
met Landry. De donkere kerel wordt als een soort Afro-Kuifje in Europa
getoond. Maar er zijn al zóveel misstanden om te bediscussiëren: de
uitbuiting van arbeiders bijvoorbeeld. Later zitten de donkere
jongemannen met de joodse vrouw en de crew aan tafel. 'Weten jullie wat
dat nummer op d'r arm is?'... De film verscheen trouwens in 1961 in
Cannes, het jaar dat de Vichy-nazi Papon zijn Parijse politietroepen een
slachtpartij onder demonstranten liet aanrichten. De lijken werden in
de Seine gedumpt. Andere Tijden.
Labels:
Edgar Morin,
films uit de jaren '60,
Jean Rouch
zondag 29 juni 2014
The Woodsman & The Rain
'He may be a zombie,
but he's my only son.' Truffauts Day For Night in Japan. Met zombies
dus. En houthakkers. The Woodsman is in de fraaie openingsscène zagend
aan de gang als een iel mannetje met pet hem komt storen. 'Sorry we're
shooting a film!'. Het kost wat tijd voor de simpele houthakker een en
ander duidelijk is gemaakt. 'Kan ik wel snoeien?' En hop, daar gaat ie
de boom weer in, als een mythisch wezentje uit een Takashi Miike-film.
Meteen Zen-magisch. De film neemt ook daarna overal de tijd voor. Dit is
zo'n komedie waarin het tien minuten wachten is op de volgende grap.
Maar die is dan wél raak. Bovendien worden de stiltes met melancholie
gevuld. De houthakker sluit een vriendschap met de piepjonge en
bloednerveuze regisseur van de zombie-productie. Hij kan wel wat
vaderlijke kordaatheid gebruiken. De twee hebben een handvol prachtige
'bonding' scenes. De mooiste is aan een eettafeltje en zorgt voor een
kleine maar hartverwarmende psychologische doorbraak. Ondertussen loopt
het hele dorp uit. Nadat de houthakker als eerste een rolletje heeft
gekregen is het houten hek van de dam... De soundtrack maakt het af, met
een paar naïeve Me and You and Everyone We Know-melodietjes. Het slot
is pure transcendente traumaverwerking. J.D. Salinger would approve.
Labels:
films uit de jaren '10,
Shûichi Okita
What Richard Did
Elke
film kort ná Simon Killer met hetzelfde onderwerp zou tegenvallen, dus What
Richard Did is de klos. (Al vormen ze – zoals Vido Liber signaleerde –
wel een mooie double bill.) Richard lijkt een Prince
William/Harry-achtige goeiige kerel, en zijn leven is ergerlijk
geslaagd. Dat maakt zijn daad irritanter, en hemzelf een stuk minder
interessant. De film speelt zich af in een dure buitenwijk van Dublin.
Paradijselijke bungalow-villa's en veel groen zijn de setting voor
eindexamen-feestjes. De jongens zijn allemaal breednekkig opgetrainde
rugbyspelers. Niet al te snugger, maar volkomen zeker van zichzelf, ergo
geslaagde puberhaantjes. De mooie meisjes zwermen eromheen, terwijl de
mannetjes erom vechten. What Richard Did wordt op zijn beste in de korte
sequentie dat Richard een nieuw vriendinnetje maakt. Ze liggen buiten
op een campingbed, en delen wat momentjes. Richard vindt het echter niet
genoeg. 'Je was stilletjes vanavond', zegt hij als hij het meisje aan
zijn ouders heeft voorgesteld. Het is een verwijt dat hij
zichzelf zou kunnen maken. What Richard Thinks blijft onduidelijk,
zonder dat de makers er een soort 'tienercode'-mysterie mee weten op te
roepen. Iets wat bijvoorbeeld in Simon Werner A Disparu wel lukte. De
film is te lief voor Richard. Op de paar momenten dat zijn schulp dreigt
te worden opengebroken (als de crisis inmiddels in volle gang is) knalt
de film er snel een pianomuziekje doorheen.
Labels:
films uit de jaren '10,
Lenny Abrahamson
Antiviral
Soms
lijken alle mensen in de kunst-sector een beroemde pa of ma te hebben.
Valt me echt vaak op, bijvoorbeeld op Wikipedia. Aan de andere kant, je maakt
waarschijnlijk ook een vliegende start in de zuivelhandel, als je van de
melkboer bent... Brandon Cronenberg is de zoon van David en dat is te
merken ook. Intellectuele body horror leeft! Smakelijk onsmakelijk, vol
goede ideetjes, die nog net niet helemaal op een coherente manier tot
één verhaal zijn gesmeed. (Dit is Brandons debuut.) Met het design zit
het al wel goed. Lijkbleke mensen dwalen door klinische kaders,
terwijl ze gruwelijke dingen doen. Het bloed is zo rood dat het zwart
wordt, en het vleugje vampirisme wordt aan het slot alsnog expliciet
gemaakt. Daarvóór is de film vooral een rommelige satire op de steeds
verder voortschrijdende celebrity cultuur. Er wordt niet eens meer
verteld waarom de mensen beroemd zijn, ze 'zijn' het gewoon. En de fans
willen het liefst met ze versmelten. Hoe kan dat nu beter dan met een
virusje? 'She's more than perfect', 'more than human', kreunt Caleb
Jones terwijl hij injecties bacteriën verkoopt. Hij neemt er zelf ook
wel eens eentje, maar niet omdat ie zo'n grote fan is... Brandon
verluchtigt het verhaal dat (vanzelfsprekend!) misselijkmakend ontspoord
met wat kantoorhumor. 'Catch you later!'
Labels:
Brandon Cronenberg,
films uit de jaren '10
Room 237
'What ís in room 237?' 'Whatever you say
Lloyd, whatever you say.' De Žižek-methode op één film toegepast, door
wat internet-afficionados. Ja, things go batshit insane. Religie 'shinet'
door afwezigheid, maar de andere gebruikelijke web-denkramen zijn
aanwezig. (Nazi's, seks, cijfers.) Geen van de geschetste theorietjes
over 'de waarheid achter' The Shining overtuigt afzonderlijk, maar bij
elkaar bewijzen ze moeiteloos dat Kubrick een belachelijk slim genie
was. De film fokt zonder meer met diepe angsten. De genocide op de
indianen en de holocaust-theorie vertonen raakvlakken en lijken me nog
enigszins plausibel. Het hotel staat ten slotte op een indian burial
ground en Kubrick was ook werkelijk van plan een film over de holocaust
te maken. Het maanlandings-verhaal daarentegen... Room 237 is het leukst
op het meta-niveau. Het zoeken naar clous, het eindeloos staren naar
beelden. Frame voor frame. Alsof je in het spookhotel gaat wonen. Zo
wordt Room 237 bijna net zo creepy en spannend als de echte film. The
devil is in the details. Mooiste moment: een van de geïnterviewden wordt
onderbroken door zijn jengelende zoon. Hij legt later zelf het
verbandje. Leukste verrassing: de fijne seventies-synths soundtrack
blijkt in de aftiteling van Jonathan Snipes. Een kerel die ooit nog alle
sporen van mijn debuut-album redde – mijn pc was te traag geworden – en
vanuit Los Angeles naar Breda stuurde. Dan ben je een goed mens.
Labels:
films uit de jaren '10,
Rodney Ascher
zaterdag 28 juni 2014
A Field in England
'You
shall not escape the field.' 'Then I shall become the field!' Wheatley
weet van doorwerken, en vroeg of laat zal hij van een interessante
regisseur in een goede veranderen. A Field in England is zonder meer een
stapje in de juiste richting. Britse films die zich in de tijd van
Cromwell afspelen zijn eigenlijk te zeldzaam. (Een verdrongen episode
misschien?) De middeleeuwen zijn net voorbij, maar om nou te zeggen dat
er hier sprake is van de renaissance. Veel fysieke grappen over
constipatie, een heuse 'soa-test', en natuurlijk een hoop vrome
rituelen. 'If wishes were horses, beggars would ride.' De film zit vol
fraai geformuleerde 'Shakespeariaanse' beledigingen. 'Damn your
impudence, you obsequious little turd!' Een groepje kerels wordt door de
Voorzienigheid bij elkaar gebracht in een open veld. Twee kerels zijn
'hooggeleerd' – dat wil zeggen dat ze alchimistische dan wel
astrologische bedoelingen hebben – de rest is voetvolk dat nog nooit een
blik naar boven heeft geworpen. ('My balls scream like harpies.') De
hoogste pief (zeg, de Witchfinder General) meent dat er een schat in het
veld ligt, en de manier om deze te vinden is nogal... anders. De domste
kerel loopt erbij als Klaus Kinski in een Herzog-film, en die sfeer
heeft de film zeker. Paddenstoelen zorgen voor Wicker Man-psychedelica,
maar ik miste een momentje van kleur...
Labels:
Ben Wheatley,
films uit de jaren '10
Straight Time
Moest
wel een beetje om mezelf lachen. In Silver Linings Playbook redt een
bloedmooie meid de 'deviant', en vond ik dat maar irritant. In Straight
Time lijkt echter hetzelfde te gebeuren. Is het dan ineens wel oké als
we een gouden, haast Franse seventies Hollywood-film zien? (Ja! Ja! Ja!) Dustin
Hoffman komt in scene één uit de gevangenis en dwaalt door L.A. De
ochtend erna meldt hij zich bij de reclassering. Hij krijgt meteen een
veeg uit de pan van de heerlijke 'pig' M. Emmet Walsh. Het is het begin
van het niet te winnen gevecht tegen 'The Man' én het oude leven. Het
eerste half uur is van Altman-klasse vol alledaagse rommeligheid. Dustin
op bezoek bij een oude kompaan, wiens vrouw (Kathy Bates) níet op hem
zit te wachten. De twee oude vrienden slepen met een matrasbodem om
Dustin's nieuwe kamertje aangenamer te maken. Het knappe meisje komt ook
als vanzelf. Theresa Russell is op en top seventies (de broeken!) en
het geflirt en het eerste handje onder tafel zijn heerlijk romantisch.
Schrijnend mooi is de omineuze aarzeling van de ex-convict. Hij durft
het zelf nauwelijks te geloven. Kan het werkelijk zó goed gaan? Nee dus.
De glazen wand 'valt' er letterlijk weer tussen, en Straight Time wordt
weer Crime Time. Harry Dean Stanton draaft op voor de spannende heists,
en Ulu Grosbard doet zijn beste Dassin.
Labels:
films uit de jaren '70,
Ulu Grosbard
China Gate
Samuel
Fuller werd wel eens voor fascist uitgemaakt, maar tot op heden had ik
daar geen aanwijzingen voor Compromisloos en cynisch, ja dát wel. China
Gate is echter inderdaad nogal Geen Stijlloos stoer. Als altijd is de
film written, produced and directed by Fuller zelf, dus we kunnen het
niet op Hollywood gooien dat de film begint met een uitgebreide
bejubeling van het Franse kolonialisme in Azië. De Fransen zorgden (zo
horen wij) voor de bloei van het achterlijke Azië, en het waren de
agressieve Japanners die daar een einde aan maakten. Daarna wordt elke
kans aangegrepen om de 'commies' te dissen in contrast met de humane
Amerikanen... Aan het eind van de film zijn er van de hele troep
hoofdpersonages ook slechts yanks over! (Onder meer door, u raadt het, wat
Aziatische zelfopoffering.) Genoeg gemopperd, want het is niet zo dat
Fuller ineens barslecht is geworden in zijn favoriete genre. Er flippen
hier weer soldaten, en het gesjacher en onderling gedonder is weer fijn.
Nat King Cole speelt een verrassende rol. Zonder pet ziet ie eruit als
een serviele Afro-American, maar mét is hij een vervaarlijke, grimmige
actieheld. Enkel wat battle scars ontbreken. Ik begon Seal al in een
remake te zien. Cole zingt trouwens ook nog een fraai liedje. Een
Casablanca is het daarmee niet geworden. In de verste verte niet.
Labels:
films uit de jaren '50,
Samuel Fuller
The Gatekeepers
Pijnlijke geschiedenisles. Het
lijkt wel alsof Israëli's grootste overwinning (die in de Six Day War)
tegelijkertijd ook haar einde zal zijn. Na die oorlog werd Israël
(definitief?) een koloniale mogendheid, en dat blijft niet goed gaan.
Als zelfs een havik van de veiligheidsdienst Shin Bet over 'we gedragen
ons als nazi's' begint... (Hij schrikt er zelf wel van.) The Gatekeepers
laat de mannen van Shin Bet hun activiteiten beschrijven. Het ritselen,
het martelen, en de huidige 'pc war'. De succesjes worden verlekkerd
opgedist – vergelijkbaar met Bigelows Bin Laden-film – maar op de meeste
episodes is het lastig trots zijn. Politici tonen zelden de moed die
nodig is om tot een tweestaten-oplossing te komen, en als ze het wel
doen (Rabin) worden ze door 'a punk who could hardly shoot' afgemaakt.
Religie staat er in beide kampen weer eens zwaar gekleurd op. Fundi's
geven niks om mensenlevens, of om de staat van déze wereld. De dood of
de gladiolen. En ondanks alle mankracht en money kon Shin Bet ook niet veel uitrichten. Zo rest slechts een bittere nasmaak, want de Shin
Betters mogen dan fijn links lullen, ze zaten wel jarenlang in een
positie om iets aan de situatie te veranderen. Zoals eentje het stelt:
'iets wél doen' (lees het conflict voortzetten) is makkelijker dan iets
níet doen. Iemand haten is makkelijker dan van iemand houden.
Labels:
Dror Moreh,
films uit de jaren '10
vrijdag 27 juni 2014
Simon Killer
Goed begin van mijn filmjaar, zeg. Después de Lucia deed
me al aan Afterschool van Antonio Campos denken, en nu blijkt de man
zelf in de tussentijd ook weer een prima film te hebben afgeleverd. Ook in de
filmbiz is het maar een kwestie van PR en distributie of je de aandacht
weet te krijgen die je verdiende. Je mag Campos voorlopig onderschat
noemen, en dan moet je maar hopen dat ie nóg beter kan, anders is het
helemaal zonde geweest. Voor Nederland is Simon Killer bijzonder
interessant, omdat het hoofdpersonage overduidelijk op Joran van der
Sloot is gebaseerd. Jonge gozer is charmant met de meisjes, maar van
binnen een koude psychopaat. Toch hangt er een zweem van slachtofferschap rondom
deze gasten. Had iemand eerder in moeten grijpen? Waarom kwam Joran toch
uiteindelijk weer in een situatie waarin de knoppen doorsloegen, dat
soort dingen... Simon zoekt zijn heil in Parijs, na zijn graduation. (Of
zijn afstuderen één van zijn vele leugens is blijft onduidelijk.) Hij
briest door de Parijse straten vol opgekropte lust en frustratie. Simon
Killer is een duister-geile film, een Eyes Wide Shut. Niet zo vreemd dat
Simon in het bordeel belandt. De sfeer is zwoel met weerhaakjes, en
even later zit Simon bij een lief hoertje thuis. De twee doen een van de
leukste dansjes van het filmjaar (let op hoe het meisje zich even 'in
the mood' moet denken) maar de kijker ziet de Keane-waanzinwolken allang
opdoemen. Antonio Campos als de nieuwe Lodge Kerrigan. Bijzonder sterk.
Labels:
Antonio Campos,
films uit de jaren '10
Pineapple Express
'Fuck Jeff
Goldblum, maaaahn'. Pinexapple Express is best een geinige stonerfilm,
maar zoals veel van dit soort Amerikaanse komedies wil het uiteindelijk
geen stonerfilm blíjven. Wat wel gewoon had gemoeten natuurlijk. James Franco (in
een Steve Cooganeske rol) introduceert een nieuwe wietsoort bij zijn
vaste klant Seth 'nee he, hij weer' Rogen. 'This is the dopest dope
you've ever smoked'. 'Smell it... God's vagina'. In het appartementje
van de dealer zijn de rants prima - onder meer over urban designers - maar
zodra Seth met de Pinexapple Express (die nieuwe wietsoort dus) buiten
rondkart is het snel gedaan met de goede grappen. Rogen is getuige van
een moord ('what an adorable little cop') en even later worden de twee
kompanen in kush achterna gezeten door de halve stad. Rogen is nog wel
te tolereren zolang hij zijn mond houdt, maar na een uur roept zijn
'stemmetje' weer enkel weerzin op. Hangt alles dus af van James Franco,
en die houdt met zijn surfer-nonsens de film nog wel redelijk op de
been. Nou ja óp de been... In een van de beter fysieke grappen plant hij
zijn been in een autoruit. De ene achtervolging leidt tot de volgende,
en het crescendo van steeds bruter wapengekletter kan weer beginnen. Het
is altijd hetzelfde. Waren ze maar op die bank blijven zitten,
'watching shit on the internet'. Alhoewel: 'you just got killed by a
Daewoo Lanos, motherfucker!'
Labels:
David Gordon Green,
films uit de jaren '00
Super Fly
'I'm your mummy, I'm your daddy, I'm
your pusherman.' Zoals elke toffe blaxploitation-film is Super Fly
afwisselend geweldig en geweldig slecht. Ik weet dat je het hier niet in
een plot hoeft te zoeken, maar waar de warrigheid aanvankelijk nog een
Cassavetes-charme heeft, wordt het later wel erg bruusk. Op dat moment
heeft iemand de supergoede lp van Curtis Mayfield ook gewoon opnieuw
opgezet, volgens mij komen alle liedjes twee keer langs, als het niet vaker is.
Ron O'Neal speelt de hoofdrol als een light skinned negro die genoeg
krijgt van de cokebiz. (Letterlijk en figuurlijk.) Zowel vriend als
vijand geeft 'm te kennen dat ie 'nergens anders voor geschikt is', maar
de man droomt in zijn heerlijk uitzinnige pakken van een beter leven.
(Dat dan zowel minder als méér wit bevat...) O'Neal 'sport' een
geweldige Nick Cave snor (hij lijkt sowieso wel een beetje op 'm), draagt
bijzondere hoeden, en snuift coke van kokette lepeltjes. (Hoe oncool is
die drug eigenlijk.) De dialogen zijn even stoer als komisch.
Gangstarap, maar met een flinke dosis zelfspot. Een vroeg hoogtepunt
buiten coke-akkefietjes is een uitgebreide liefdesscène in bad. Het hele
scherm wordt gevuld met huid, zonder dat er nu veel te zien is. De
'cut' naar een orgastisch gillende politiesirene is een pracht van een
poëtische climax.
Labels:
films uit de jaren '70,
Gordon Parks Jr.
Stratosphere Girl
De
makers van deze film baalden enorm óf ze waren heel gewiekst. Een
jaartje na Lost In Translation kwamen ze met een identieke film.
Scarlett Johansson-achtig modelmeisje dwaalt door Tokyo. Het beroemde
openingsshot van Lost in Translation wordt hier, eh, uitgespreid over negentig
minuten, want het achttienjarige meisje belandt in een
'hostess'-baantje. Een goed excuus voor heel veel mooie meisjes
(waaronder Tara Elders) in heel weinig 'kleedjes'. De Japanners houden
van jong en blank, en de club voldoet eraan. De 'stratosphere girl' is
een manga-fan, dus vindt het allemaal even spannend en leuk. Ze
denkt een mysterieuze verdwijning op het spoor te zijn, en slaat al
tekenend aan het fantaseren. Filip Peeters heeft een amusante, Porgy
Franssen-achtige nonsens rol als de mogelijke slechterik. 'A pen friend
hm, that still exists?!' Doordat we het verhaal via geslaagde
striptekeningen tot leven zien komen is het niet geheel duidelijk wat
waar is, en wat enkel in het hoofd van het meisje gebeurt. Heel diep
lijken de makers daar verder ook niet over nagedacht te hebben. Aan
budget ontbrak het ze niet, want Nils Petter Molvaer schreef de
soundtrack, en Blonde Redhead doet ook mee.
Labels:
films uit de jaren '10,
Matthias X. Oberg
donderdag 26 juni 2014
The Innocents
Klassieke
Engelse spookhuisfilm, zo gotisch als wat. Dankzij Truman Capote
vertoont de film ook Faulkneriaanse trekjes. Het zuiden van Engeland
wordt zo haast het zuiden van de States. To Kill A Mockingbird de
Freudiaanse horror-versie. Deborah Kerr (een 'repressed' vicar's
daughter) gaat op een estate werken. Behoudens een huishoudster en de
twee kids is het er leeg. Or is it? Al meteen ziet de gouvernante een
man op het dak staan, in een fraai shot dat The Game later nog eens
leende. Kerr begint te puzzelen – en doet dat wel heel expliciet met een
hoop expositie – en vermoedt al snel dat de kinderen iets met
de geestverschijningen te maken hebben. Bevlekte onschuld, zullen we
maar zeggen, want The Innocents is voor een sixties-film eigenlijk behoorlijk
erotisch en gewaagd. Kate Bush schreef er nog eens een liedje over. (The
Infant Kiss...) The Innocents is eerder tragisch dan spannend, en af en
toe wel wat rommelig. Maar de etherische, bijna doorzichtige sfeer van
het huis is knap gedaan. En de regressietherapie is indringend. De arme
gouvernante probeert dapper een traumaverwerkingsessie te organiseren,
maar gaat dit uiteindelijk niet gewoon over haar eigen angsten?
Labels:
films uit de jaren '10,
Jack Clayton
Wreck-It Ralph
Indie Game: The Blockbuster Movie. 'They're calling us retro, I guess that
means we're old, but cool', concludeert Ralph. De 'bewoners' van een
arcadehal hebben het maar lastig in hun survival of the fittest. Dit is
Computer Game Story en net als toys kun je zomaar uit de gratie vallen.
Genoeg ruimte voor nerdy referenties natuurlijk ((Pacman, Frogger,
Robotnik...) al miste ik Larry. I know, dat kán niet in een Disney-film,
maar er is wel ruimte voor de barflies van Tapper én geweld uit moderne
HD-games. Wreck-It Ralph en Fix-It Felix zijn de Mario Bros-achtige
hoofdpersonages. De ene is de bad guy en depressed, de andere good en
oppervlakkig. Als Ralph 'r uit pure ellende vandoor gaat ('he's gone
turbo!') belandt hij in een roze variant van Mario Kart. Daar treft hij
een ander lastpak, een glitch' met de stem van Sarah Silverman. 'Als je
een vriendje hebt, waarmee je alles kunt delen' is het oude
Disney-sentiment, en het is best een geslaagd tweetal. Door de
snoepwereld is er plaats voor wat gewiekste production placements
('drowning in nesquick sand!' is een goeie) maar de allerleukste grap
zit helemaal aan het begin van de film. De slechteriken komen bij elkaar
op 'bed anon', en stellen dapper hun mantra: I'm bad, and that's good, I
will never be good and that's not bad!
Labels:
films uit de jaren '10,
Rich Moore
20 Feet from Stardom
Nu al een megahit onder alle
Top 2000-fans, me dunkt. Echt een feel good-kerstfilm: hits en
sentiment, met de underdog in de hoofdrol. Een stoet aan grote namen
bejubelt achtergrondvocalisten, onder meer Springsteen en Sting draven
op. Het is leuk om Mick Jagger eens een keer als het oude mannetje dat ie is te
zien. Hij deed 'het' met één van de Ikettes, want het bleef natuurlijk
niet bij zingen! Tja. De tragiek van de 'ster' op de achtergrond is dat die
ook best fel zou willen schijnen. De 'echte sterren' peinzen waarom het
succes toch uitbleef bij zulke grote stemmen. 'Too fat', is een van de
simpelere verklaringen. (En vaak een ware, vrees ik.) Looks gaan voor de
kwaliteit in de popbiz, 'duh'. 20 Feet from Stardom is echter nog wel
wat meer dan het rise & fall-verhaal, dat er met Darlen Love gewoon
inzit. De film schittert ook met black power (en is daarin veel beter
dan The Butler). De achtergrondzangeressen zijn ten slotte vrijwel
zonder uitzondering black powerhouses, die het shouten in de kerk
leerden. Tot slot draagt 20 Feet eigenlijk de hele popmuziek ten grave.
De creativiteit was 'r in de sixties, de explosie van muzikale
megalomanie in de seventies en eighties. Daarna worden de
achtergrondzangeressen langzaam overbodig... En mogen ze enkel nog bij
de grijze dino's op hun zoveelste tournee komen opdraven.
Labels:
films uit de jaren '10,
Morgan Neville
The Butler
Lee
Daniels kijkt niet op een celebrity meer of minder. Mariah Carey is 'r
weer, en ook Lenny Kravitz draaft op, maar zelfs met de namen van hun
personages erbij kan ik ze me niet voor de geest halen. Dat krijg je in
een film die tachtig jaar bestrijkt. Van zwarte slaven naar een zwarte
president in één leven: dat van een authentieke 'house nigger' in het,
kuch, Witte Huis. De man (Forrest Whitaker) heeft zich als elke goede
butler gespecialiseerd in 'wegcijferen' en doet dat ook thuis. Ik zie
het potentiële drama, met een serviele zwarte die de witteman dient
terwijl ondertussen de blackpower losbarst, maar door de ongelofelijk
sentimentele clichés is het moeilijk meeleven met het gezin van de
butler. Vrouwlief (Oprah Winfrey, celebrities he) raakt een beetje aan
de drank en een beetje aan de minnaar, zonder dat daar echt tijd voor
is. Een andere zoon wordt politiek actief (de scenes bij Malcolm X zijn
hilarisch hipsterig) en de andere zoon moet het Vietnamese akkefietje
uit die tijd op de meest voor de hand liggende (!) manier bestrijken.
Ironisch gekregen krijgen zodoende vooral een handjevol witte acteurs de
kans om lekker te schmieren, in een opeenvolgende reeks van
presidenten. John Cusacks eerste twee regeltjes als Nixon zijn heerlijk,
maar prompt lijkt iedereen zich te realiseren dat er al zóveel films
over Nixon zijn gemaakt....
Labels:
films uit de jaren '10,
Lee Daniels
woensdag 25 juni 2014
In the Fog
Ik
heb de halve film aan My Joy gedacht, de vorige film van regisseur
Sergei Loznitsa. Die kwam de perfectie daar toch wel akelig dichtbij.
Het is nauwelijks te geloven dat die film zo soepel over zowel een
moderne trucker als de Tweede Wereldoorlog kan gaan. In The Fog is een
wat 'gewonere' oorlogsfilm. De film doet wél aan flashbacks, maar deze
verklaren op vrij klassieke wijze hoe de drie hoofdpersonages in hun
situatie zijn belandt. Een bewonderenswaardige parabel-metafysica kan de film echter
wederom niet ontzegd worden. Verlossing, schuld en boete in de mist.
Zeker het eerste half uur is van hoog niveau. Sjokkend richting het
noodlot. De Duitsers die de boel in Belarus overnemen, en dan plots een
'cut' naar twee mannen op een paard. Eentje broeit als Michael Shannon,
de ander een beetje dommig. Aanvankelijk is niet duidelijk wat ze
precies in hun schild voeren en aan welke kant ze staan, maar dat soort
grenzen zijn toch al fluïde. De man die ze met een bezoekje 'vereren'
ziet de bui in elk geval wél hangen en vraagt: 'moet ik een schep
meenemen'. In The Fog is – natuurlijk – geen gewone wraak of
verzetsfilm. En gedurende de film steunen de drie mannen in steeds
wisselende 'constellaties' op elkaar. Soms letterlijk. Met de sfeer zit
het goed, de nazi is creepy, en het einde is raak, en toch bleven de
personages wat 'verstopt'. Nog maar eens een keer opnieuw kijken...
Labels:
films uit de jaren '10,
Sergei Loznitsa
Indie Game: The Movie
'If you don't see a
vulnerability in somebody, you're probably not relating to them on a
very personal level.' Prachtquote van een van de
computerspelletjesprogrammeurs uit deze docu. Jonathan Blow heeft 'het'
al gemaakt, maar is het type controlfreak dat eigenlijk ook zijn eigen
succes wil regisseren. Hoe, wanneer, en waarom. Heeft ie met zijn
centjes nou zijn voorhoofd laten botoxen? Intens mannetje. De drie andere,
meer aimabele game designers zijn nog een paar stappen verwijderd van de
centjes. Op zichzelf zijn de taferelen bekend van alle artiesten uit alle
tijden. Paniekaanvallen, woede, en nachtenlang doorwerken. Ze praten ook
allemaal in het gangbare 'ik ben een auteur'-kader. Die indiegames
hebben door de retro-feel een dubbele betekenislaag. Ze gaan ook nog
óver computerspelletjes spelen. Dat maakt ze als vanzelf persoonlijker
en liefdevoller dan het 'grote werk'. Wat gaming van andere kunstvormen
onderscheidt is (natuurlijk) de interactiviteit. Dat maakt iedere
speelbeurt een soort concert 2.0. De artiest zet wel de parameters uit,
maar hij moet zijn 'klant' een 'gitaar' in handen geven, en dan maar
hopen dat het goed gaat. Het testen van een eerste speelbare demo op een
beurs, illustreert fraai de zenuwslopendheid van dit gegeven.
Labels:
films uit de jaren '10,
James Swirsky,
Lisanne Pajot
The Cameraman
Buster
Keaton vs. The Wu Tong Clan. Gewapend met een camera... Als ijverige
wannabe newsreporter filmt Buster een feestje in Chinatown, dat zoals
aangekondigd op een gang war uitloopt. Grappigste (haast moderne) moment: Buster mept
met zijn camera een mannetje neer, en filmt 'm vervolgens, want de
studiobazen zitten verlekkerd op dat soort taferelen te wachten. The
Cameraman begint erg flauw met onwillige deuren – zou Buster daar zelf
nou elke nacht van dromen? – dan is er het meisje, en vervolgens het
zwembad. Die sequentie máákt de film. Er hangen matrozen, muscles en
pestkoppen rond, de sfeer is broeierig. Buster staat opeengepropt met
een dikzak in een kleedhokje. Minutenlang proberen de mannen op en over
elkaar hun kleren uit te doen, of dan in elk uít elkaars kluwen te
komen. (Ondertussen toont de acrobaat Buster dat hij best voor een Don Jon met sixpack door kan gaan.) Eindelijk bij het diepe aangekomen
paradeert Busters love interest in een heerlijk gestreept badpakje, en
verliest Buster Keaton het zijne. Opnieuw komt een Chinese connectie hem
'passend' uit... In een film over film zijn er ook wat fijne
meta-geintjes. Wanneer Buster nog oefent voor cameraman schiet hij
Samsara-waardige beelden, die op hoongelach worden onthaald...
Labels:
Edward Sedgwick,
films uit de jaren 1920
The Pervert's Guide to Ideology
Slavoj
Žižek eet een kindersurprise-ei! Het is een van de hoogtepunten in deze
bijzonder vermakelijke docu. Žižek – een verzameling neurotische tics
met baard – is marxist én psycho-analyticus. Het kan niet dubieuzer,
hoor je Karel van het Reve denken. Ook niet veel amusanter wat mij betreft. Zo'n 'stem' hoor je zelden. Het discursieve denken is volledig verdwenen achter
neoliberaal consumentisme. Žižek geeft hierover (en waarover niet!)
college vanuit filmscènes. Letterlijk. Zittend op het toilet van Full
Metal Jacket, bijvoorbeeld! Zijn hoofd klopt het best in de zeppelin van
Triumph des Willens. De morsige 'ghettojood' is stiekem mee als
verstekeling. The Dark Knight krijgt de verwachte behandeling, en ook
Titanic wordt smakelijk gefileerd. Hollywood marxisme, en het
vampierengedrag van de rijken. Revitalizing themselves by sucking up the
energy of the lower classes. (Žižek begint er als een vitalist te
klinken.) Daarna is het nog maar een kleine stap naar een Hegeliaanse
verdediging van het christendom (meer atheïstisch dan het atheïsme
zelf). Zodra de ruimere kaders worden opgezocht wordt zijn betoog wat
moeizamer. Eigenlijk lijkt hij keer op keer de laatste twee, drie zinnen
die zijn gedachte 'af' kunnen maken níet uit te spreken. Waarschijnlijk
omdat hij het ook niet helemaal weet... Over eieren gesproken, de film
bevat een geweldige easter egg in de aftiteling.
Labels:
films uit de jaren '10,
Sophie Fiennes
dinsdag 24 juni 2014
Samsara
Koyaanisqatsi
zette in één klap de definitieve film neer, in een 'genre' dat mét die
film werd uitgevonden. Ron Fricke was de cinematographer (cruciaal dus!)
en het is niet zo vreemd dat zijn eigen films in hetzelfde stijltje
voortrazen. Het is maar goed dat ie er niet elk jaar één maakt, maar
ruim twintig jaar na Baraka mocht het wel weer eens. Samsara bevat vele
beelden die we al kennen, van generiek (fast forward auto's in een
metropool) tot obscuur (Japanse Elvis-kuiven). Eén van Fricke's eigen
interesses is de Derde Wereld. Droef kijkende halfnaakte negerinnen met
kinderen, sloppenwijken, boeddhistische monniken. Die laatste zorgen
voor het eerste fraaie moment als ze een delicaat zandmozaïek
'schilderen'. Fricke's film wordt beter als er gewaagdere thema's worden
opgezocht (oorlog, dood, seks) en de gefilmde mensen niet enkel 'zijn',
maar zelf ook creëren. Een man achter een bureau voert een Pan's
Labyrinth-achtig gruwelijk ritueel uit. Even is de film geen mooie
plaatjes-documentaire meer, maar een performance. Hetzelfde geldt voor
de swingende gevangenen. Langzaam wordt de kijker zo toch weer in trance
gewiegd. Een land als Myanmar heeft plots esthetisch nut.
Hypnotiserende massale synchroniciteit. Zou Fricke niet eens een visum
voor Noord Korea aan kunnen vragen?
Labels:
films uit de jaren '10,
Ron Fricke
Don Jon
'You would look so sexy with a real job!'
Sjonnie Joseph Gordon-Levitt sleept zich naar de avondschool om Anita
Scarlett Johansson tevreden te houden. Daar betrapt Julianne Moore 'm op
het kijken van porno op zijn smartphone. Moore's rol is op meta-niveau
erg lollig. Sinds The Kids Are All Right en Boogie Nights is ze de
Goedele van Hollywood. Een fiets om het écht op te leren. (Met kennis
van porno.) Don Jon mag dan meisjes bij de vleet hebben, zijn tissues
zijn 'm toch liever. Hetzelfde geldt eigenlijk voor meisjes als Scarlett
die liever substanties lozen bij romcoms. Uiteindelijk is het allebei
nep, poogt de film duidelijk te maken. Dat is waar, maar iets in de
boodschap is toch weer wat te makkelijk. Het personage van Moore heeft
niet zomaar behoefte aan 'meaningless sex' (als daar al iets mis mee
is), neen, ze heeft een keihard trauma. Dingen écht uitspreken gebeurt
niet, om nog maar te zwijgen van echt venijnig komische situaties waarin
beide seksen zichzelf voor gek zetten. Dat had toch een wat betere
schrijver vereist dan 'JGL' himself. Maar voor een pet projectje is het
onderwerp in elk geval amusant. En het tempo zit er goed in. De running
gag rond biechten bijvoorbeeld, zou Žižek bevallen. De kerk geeft je
bi(ech)tcoins, in te wisselen voor porno en een strak lijf.
Eat Sleep Die
Films
die zich op de fabrieksvloer afspelen zijn altijd fijn. Ruby in Paradise was eerder dit jaar weer een mooi voorbeeld. Het Zweedse Eat
Sleep Die is een stuk grauwer en durft het aan om het hoofdpersonage
realistisch simpel te laten zijn. Klinkt een beetje grof, maar in
werkelijkheid hoef je nu eenmaal geen poëtische gedachten van de mensen in de
'assembly line' te verwachten. Raša pakt rucola in dozen, en weet
precies 175 gram af te wegen, zoals ze later als een van haar
kwaliteiten omschrijft. Het jonge meisje is geliefd in de fabriek,
stuiterend van energie. Thuis houdt paps van haar, en de twee
Montenegrijnse immigranten lijken het ondanks de armoe samen prima te hebben.
Eten en slapen, dat zijn de hoofdzaken. Maar doodgaan komt een mespuntje
dichterbij als het meisje wordt ontslagen. Plots is er schrijnende
eenzaamheid. De collega's van de fabriek denken aan hun eigen hachje en
interesseren zich niet meer voor hun lunchkompaan. Het meisje dondert in
het Zweedse vangnet, een re-integratie praatgroep. Heel modern, maar
als gezegd, op zo'n meta-niveau denkt het meisje helemaal niet. Ze gaat
liever boodschappen inpakken bij de supermarkt, of probeert de kermis
naar haar eigen variant van Fucking Amal te halen. De kijker is binnen
no time op haar hand. Ik spring voor Raša!
Labels:
films uit de jaren '10,
Gabriela Pichler
Upstream Color
Ja, zeg
er maar eens wat over. Het is een mannetje, die regisseur Shane Carruth. Hij
speelt hier weer een van de hoofdrollen, en doet dat best Ben
Affleck-achtig. Bovendien schreef hij óók nog de cruciale soundtrack.
Upstream Color is zonder al teveel budget en tamtam een film op zijn
Terrence Malicks. Eentje voor OMC. Een maalstroom van associaties,
parallellen en stemmige strijkers. Carruths geslaagde eigen toevoeging
aan de mix is de sci-fi. Ik moest ineens aan spaceboy Christopher Froome
denken, die onlangs van zijn Keniaanse parasiet werd verlost. Zul je
zien dat ie nu ineens ook z'n talent kwijt is! Microbiology goes macro,
mensen sjouwen in Upstream Color rond met wormpjes in pillen. Kortom de
science gaat voor de fiction. Maar voor de film echt heel body-creepy
wordt ontstaat er een Eternal Sunshine-romance. Carruth en de geweldige
hoofdrolspeelster Amy Seimetz ontmoeten elkaar in de trein, en lijken
elkaar van vroeger te kennen. Dan gaat het los met de verwarring.
Zijn ze volkomen identiek? Wie heeft wát met hun herinneringen gedaan?
En waarom loopt de varkensboer experimentele avant-garde electronica op
te nemen... Ik moest achteraf gewoon de bijsluiter lezen, maar ergens na
de sensualiteit wordt de film opnieuw intens. Als je hele universum
gemanipuleerd intelligent design is, en de concrete schepper bestaat, would you kill
him? (Nonsens, maar hé...)
Labels:
films uit de jaren '10,
Shane Carruth
maandag 23 juni 2014
Jayne Manfield's Car
Geen Week With Marilyn.
Sterker nog, het object uit de titel komt maar in eén scene langs. Billy
Bob Thornton (regisseur/schrijver/speler) zal er wel een diepere
betekenis in hebben gezien... De film namedropt Tennessee Williams en
doet een poging tot een Cat on a Hot Tin Roof. Flamboyante families,
dominante types. In werkelijkheid is het meer een Flodder meets
Crash-melodrama. Billy Bob trekt een blik bekende namen open, onder wie
de eeuwig jonge Kevin Bacon, die in plaats van aan zijn fysiek te werken beter
weer eens een goeie rol zou spelen. Ook John Hurt en Robert Duvall
kachelen op de automatische piloot. Beide hebben hun beste scene onder
invloed. Dat zegt ook iets, dat je dialogen alleen in de overdrive een
beetje werken. Thornton speelt zelf het enige boeiende personage. Ook in
een mislukte film is hij weer prima als de autistische lelijkerd met de
Leo Beenhakker-grimas. Een bizar lichtpuntje, dat je toch bijblijft. Billy Bob leeft als een klein kind in zijn verleden
van 'Navy' en autootjes. En zijn idee van seks is beating off to an
English accent. Voor dat laatste dient zich een kansje aan als een
Engelse familie (met een Cary Grant look-a-like) op bezoek komt om
smoeder te begraven. (Die van de ene naar de andere familie is
overgelopen.) Thornton papt aan met een stiefzusje (geen familieband,
geloof ik...) en van het een komt het ander, ontlading in een
schrijnende onthulling.
Labels:
Billy Bob Thornton,
films uit de jaren '10
De Nieuwe Wildernis
Dierentuin
2.0. De film had best met een landkaartje mogen beginnen. Of werd dat
expres niet gedaan? De Oostvaardersplassen worden hier 'opgeblazen' tot
een Serengeti wildernis, maar in werkelijkheid is het gebied 7 bij 8 km.
Een postzegeltje. Knap dat ze die dravende paarden in prachtige shots
dravend over de 'eindeloze' vlakte vangen, dat zal een slimme
camera-standpunt zijn geweest. Tegelijkertijd is het daarom wel erg
stoer dat er in zo'n klein gebied zoveel verschillende beestjes leven.
Dat gaat dan toch snel. Ik vraag me af hoeveel ingrepen van
Staatsbosbeheer daarvoor nodig waren. De meeste dieren zullen niet
vanzelf aan zijn komen wandelen. En wat nu als de wolf verschijnt, en
alles op begint te vreten? Ik gok dat ze 'm gewoon afschieten.
Uiteindelijk is het een zelffelicitatie. Zie je, we hebben best natuur
in Nederland! De voice-over is heel modern antropomorf bezig. Als de
mens steeds meer als een soort dier wordt gezien ('wij zijn ons brein')
kunnen dieren ook een soort mensen worden. Roodborstjes die een laatste
groet brengen aan een overleden veulen, beestjes die 'het leven vieren'.
Teksten uit sentimentele begrafenis-advertenties. Is de film dan zo
vreselijk? Nee hoor. In die goeie BBC-stijl zijn de beelden betoverend.
Het ijsvogeltje is altijd weer de ster in dit soort tafereeltjes. Plons!
Labels:
films uit de jaren '10,
Mark Verkerk,
Ruben Smit
Il Futuro
Een
Bolaño-verfilming, dat moest gebeuren natuurlijk. Geen Wilde Detectives
– hoe zou dat ook kunnen? – maar een van zijn kleine werkjes: Una
Novelita Lumpen. Il Futuro is het debuut van de Chileens regisseuse
Alicia Scherson. Afgaand op de film is het boekje van Bolaño typisch
literatuur. Veel contemplatie, weinig actie, op de seks na. Maar naakt
wordt in een film al snel exploitatief, en gedachtekronkels zonder plot
wat saai. Il Futuro is zo'n film die vijf minuten voor het einde nog
moet beginnen... Zeker, de teksten zijn af en toe poëtisch raak. Leuk is
een terugkerende vraag. 'Als je iemand zou doden, wie zou dat dan
zijn?' 'Anyone', antwoordt het hoofdpersonage, een Tegan &
Sara-achtige meisje dat haar ouders door een auto-ongeluk is verloren.
'Myself', antwoord Rutger Hauer (jawel!) als de man waar een en ander
wordt verwerkt. Hauer is amusant, op een manier die aan Dennis Hopper in
River's Edge doet denken. Toch is de film beter vóórdat hij verschijnt.
Het meisje en haar broer rommelen thuis rond, verveeld en verward nu ze
wezen zijn. Zusje kijkt gepast wezenloos, de algehele sfeer is
Lynchiaans onwezenlijk. Maar net als de film over hun connectie lijkt te
gaan, arriveren er sportschool-kerels. De actrice leek altijd al te oud
voor de negentien jaar die ze moest voorstellen en de Sleeping Beauty-achtige wending komt dan ook niet als een verrassing...
Labels:
Alicia Scherson,
films uit de jaren '10
Elysium
De
eerste drie minuten zijn nog het best aan deze sci-fi film. Een
intiteling met sfeervolle lettertjes, en dito beelden. De aarde is eind
21e eeuw in een groot vergiftigd 'slum' veranderd, maar net buiten de
dampkring hangt een groot Mercedes-teken. Binnen deze perfect circle
hebben de rijken zich teruggetrokken, in een subterran wit paradijsje.
Meteen rijst de vraag: waarom eigenlijk zo dicht bij aarde gebleven?
Waarom geen koers zetten naar een ander zonnestelsel, zeker gezien het
feit dat men op Elysium wel in staat is om alle mogelijke ziekten in een
zonnebank te genezen. ('Re-atomizing'...) Terug op aarde vent de film
op de vlooienmarkt aangeschafte sci-fi elementen uit. Mad Max meets
Johnny Mnemonic. Matt Damon hosselt zijn kostje in een onbestemde
fabriek bij elkaar. Eén van de citizens van Elysium runt daar met Jorg
Haider-achtige evilness de boel. Zoals vaker in het genre zijn er echter
veel te veel bad guys, met Jodie Foster als matig dieptepunt.
Segregatie-specialist Neil Blomkamp heeft gelukkig nog een
Suid-Afrikaner meegenomen. Sharlto Copley spreekt 'wife' uit als
'waffle' en is zodoende best vermakelijk. Tussen al het geschreeuw en epileptisch
wapengekletter valt Matt Damon zo nauwelijks meer op. De eindeloze
aanzetjes van het script botsen verwoed tegen elkaar op, maar pas aan
het einde smelten ze heel even samen.
Labels:
films uit de jaren '10,
Neill Blomkamp
zondag 22 juni 2014
Gloria
Het is een beetje gemeen van me, maar
eigenlijk vond ik die Gloria maar een wicht. Dat eeuwige verleidelijke
glimlachje! Ze is nu niet bepaald een muurbloempje, ondanks d'r
afzichtelijke bril. (Een exemplaar uit de goede Hollywoodse 'lelijke'
eendjes-traditie...) Gloria is al jaren gescheiden. De kinderen zijn in
de dertig, en hebben het wel gehad met haar
bemoeienissen. Dan maar weer naar de dansvloer, denkt Gloria. Is het een
midlife crisis of oprecht plezier? De eindeloze hobbyclubjes waar we de
vrouw zingeving zien zoeken doen het eerste vermoeden. Bovendien gooit
ze zich wel heel fanatiek in de armen van een kerel die zich aanbiedt. Al
typende vraag ik me af waarom ik de film niet als een vijftigers-versie
van Muriel's Wedding heb kunnen zien. De muziek is ten slotte
ABBA-esque. Gloria's nieuwe liefde heeft zichzelf zogezegd ná de midlife
crisis heeft opnieuw uitgevonden. Zo beweert hij in elk geval keer op
keer. Elke keer wordt het minder waar. Ik begon een Catfish-achtige
onthulling te vermoeden. Dialogen tussen de twee blijven echter vrij
summier, van echte liefde is geen sprake. Beide leven hun eigen
overgeacteerde 'script'; een 'avontuurtje' voor dummies. Misschien is de
film toch wel tragisch, zo bezien. Het liedje van Jobim dat de film in
tweeën deelt hakt er in elk geval in.
Labels:
films uit de jaren '10,
Sebastián Lelio
Just the Wind
De Roma, ze
hebben het overal lastig, maar Hongarije is zo'n beetje hun minst
geschikte thuisland. Rare pseudo-fascistische groeperingen (en politici)
zetten er de toon... Maar ja, hoe kom je weg uit de spiraal van
armoede, haat en criminaliteit. Just the Wind is typische arthouse-fictie, dus
haast documentair kalm. We volgen de leden van een Roma gezinnetje. Ma
werkt hondenbaantjes, zoonlief is hangjongere (en steelt poederkoffie,
'the licking kind') en het dochtertje is een in en in goed mens. Ze
bekommert zich in tedere scenes om een verwaarloosd buurmeisje, ontwerpt
tatoeages voor de lokale goths, en skypet met papa (die naar Canada is
verhuisd, hopende dat zijn familie hem ooit nog achterna kan reizen).
Simpele scenes kunnen heel pijnlijk zijn. Het Roma-meisje komt bewust
vroeg op school om haar mobieltje op te kunnen laden. (Natuurlijk wordt
ze betrapt door de leraar.) Met haar veel te diepe decolleté vrees je
elk moment dat iemand zich aan haar gaat vergrijpen. Op bescherming van
agenten hoeven de Roma ook niet te rekenen. Wat eerst nog een film met
een soort Italiaanse sentimentele hoop lijkt te worden, wordt zo almaar
bitterder. Voor je kijken doorlopen, lijkt het devies van de hele
familie. Grimmig doorstappend op weg naar iets beters. Maar is er wel
een weg?
Labels:
Benedek Fliegauf,
films uit de jaren '10
The Act of Killing
Dé
gruwel-attractie van het jaar. Je koopt je 'kaartje' (geinig die
leenwoorden) bij de 'bioscoop freemen', en vervolgens daal je af in de
door hun gecreëerde private hell. Alhoewel, hoe privé is het nog met 1
miljoen slachtoffers, en al die mensen die er vrolijk over doen op de
nationale tv. Onvergetelijke toestanden. Een eindeloze stoet doodenge
schurken. Onderuitgezakte kerels die opscheppen over het verkrachten van
veertienjarige meisjes... Regisseur Joshua Oppenheimer is een
soort-waarheidscommissie én Leni Riefenstahl tegelijk. Er moeten
momenten zijn geweest dat hij vreesde dat zijn 're-enactment'-plannetje
toch niet zo'n slim idee was... Ik denk dat er in de hele film maar 2 of
3 scenes zitten die ietsje minder hard aankomen. (De diamanten vissen,
bijvoorbeeld.) Vrijwel alle andere situaties zijn volkomen gestoorde,
bizarre mokerslagen. Anwar, een man die zich vooral bekommert om zijn
tanden, laat even zien hoe een en ander in zijn werk ging. 'Eerst
stonden we bij de bios, en toen staken we de straat over, nog steeds
dansend en in the mood, en hier is waar ik dan de mensen begon te
doden'. Op dat moment – ergens vroeg in de film – heeft het haast nog
wat komisch. Anwar zelf zou er het woord 'sadis' voor gebruiken. Net
zoals Reservoir Dogs 'lekker' is. Dat is precies de manier waarop Anwar
heeft geprobeerd zijn daden een plekje te geven. Veel verwijzingen naar
'gangsterrr' films. Maar met de film noir hoeden op komt de waarheid van
toen ineens keihard terug. Zelfs bij een psychopaat. Nep en echt in een
danse macabre. Aan het eind snakt ook de kijker naar wat
'breinvitaminen'...
Museum Hours
Hij is 'every inch a gentleman', de
museumwacht van het Kunsthistorisches Museum te Wenen. Een soort Britse
progrocker. De man was ooit manager van bandjes maar brengt nu zijn door
met met het observeren van de bezoekers. 'I had my share of loud, now
I'll have my share of quiet'. Doordat wij als
filmbezoeker met de man in het museum rondhangen, krijgen we gratis
lesjes schilderijen. De collectie is indrukwekkend. De film focust op
Bruegel, de 'Where's Waldo' uit de kunstgeschiedenis. Fantastische
zoekplaatjes. Regisseur Jem Cohen gaat ook buiten het museum op zoek
naar details. Afgebladderde huizen, karakterkoppen, verdwaalde foto's op
de flea market. Wenen lijkt net als de schilderijen tijdloos,
vastgevroren in de grauwe winter. Als dramatisch elementje introduceert
de film een even stabiel gegeven. Een dame in een coma. Haar nicht is
uit Canada overgekomen. Ze wordt door museum-suppoost onder zijn hoede genomen. Waar de film in het kalme dwalen door de zalen punten
scoort, en ook de voice-over aangenaam is, zijn de dialogen tussen de
twee van een geforceerd geïmproviseerd niveau. De vrouw (folkzangeres
Mary Margaret O'Hara) zingt wel een paar prachtige a capella liedjes.
Beter in kunst dan in leven.
Labels:
films uit de jaren '10,
Jem Cohen
zaterdag 21 juni 2014
Blackfish
Laat
de orka's deze docu niet zien, bibberen ze nu bij Seaworld. Het korte
pamflet toont zonder drammen overtuigend aan dat de beesten niet in een
bassin horen. Maar ja, eigenlijk kon iedere idioot dat wel bedenken. Het
zijn zo de debiliserende Seaworld-reclamecampagnes die het punt nog het
sterkst illustreren. Dan ben je één van de meest intelligente soorten
op aarde, en dan geniet je nog het meest als een ander slim wezen je nat
spettert met zijn reuzenvin. Mensen... Wat we niet begrijpen, willen we
vangen en controleren, en orka's zijn nu eenmaal bijzonder mysterieuze
beesten. Ieder groepje een taal, een zeer sociale gemeenschap gebaseerd
op mededogen, maar ook met een goed ontwikkeld wraakgevoel. Komt me
vaagjes bekend voor... Blackfish houdt het beschaafd, het wordt geen
larmoyant bloedbad, alhoewel dat best had gekund. Pijnlijk gewiekst is
vooral de bekende tegenzet van Seaworld bij ieder incident. Keer op keer
is het de fout van een individuele trainer. Zij stond uitdagend met d'r
paardenstaart te zwaaien, vind je het gek dat zo'n orka haar opeet!
Blaming the victim. Had zij nog een ander baantje kunnen kiezen, het
echte slachtoffer werd op een dag gewoon uit het water gehengeld.
La Grande Bellezza
'The
Ethiopian jazz scene is the only interesting one today.' De Italiaanse
jetset... Heel zijn leven dacht de gefnuikte schrijver Jep te zoeken
naar Grote Schoonheid. In werkelijkheid zwom hij met zwembandjes in het
binnenbad De Grote Leegte. 'Op onze feestjes is De Trein het
allerbeste!' 'Omdat ie nergens heengaat', antwoordt Jep gevat, de
vleesgeworden cynicus. Zijn zelfkwelling is een gewoonte geworden. Het
heffen van zijn hoed is inspannend genoeg. Zichzelf een keer uit het
moeras trekken, dat zou werkelijk pijn doen. (En een 'verdwijntruc' van
formaat.) De man die zo graag filosofisch als Antonioni wilde zijn,
dwaalt de hele film door Fellini's satirische oeuvre. 'Jij bent
niemand', krijgt hij te horen van een meisje in de Tempietto. Zelfs de
resten van de oudheid lijken creaties uit een pretpark. Hier regeert
Martini. Toch komt na het mijmeren, het feesten, de 'selfies', en de
liedjes (Damien Jurado!) een Malick-achtig katholicisme om de hoek
piepen. Jep fileert de belachelijkheid, maar kan tegelijkertijd zijn
nieuwsgierigheid niet bedwingen. 'Bent u werkelijk zo'n goede exorcist?'
De oplossing voor Jeps zielenpuzzel ligt eerder bij zijn even geflopte
vriend de dichter. 'I spend all my summers making plans for september.'
'Now I just remember the good intentions'. Het echte antwoord op de
vraag naar la Grande Bellezza is een eerlijk antwoord.
Labels:
films uit de jaren '10,
Paolo Sorrentino
Flight
Lijnvlucht,
zou de meer dan correcte Nederlandse titel zijn. De leukste scene
schetst op hilarische wijze de voordelen van drugsgebruik. Met dank aan
John Goodman. 'Here comes the banana boat!' Tarantino had het niet beter
gedaan. Je verwacht het niet in een Zemeckis-melodrama, dat daarna (en
ervoor) gewoon over God, het lot, en alcoholisme gaat. Echt doorgepakt
wordt er dus niet, ondanks een uitstekende (en sexy) openingsscene. Van een tiet
naar een Joe Cocker-song. 'I'm not feeling too good myself'. Denzel
Washington speelt de haantjespiloot, die letterlijk uit de bocht vliegt.
Het pijnlijke is dat het ongeluk niet eens zijn fout is, maar hij wél
alle schijn tegen heeft. Parallel aan zijn avonturen zien we Kelly
Reilly met een heroïne-probleem worstelen. Zodra de twee in een
Desplechin-achtig ziekenhuis-momentje door een 'chemo brain' bij elkaar
zijn gebracht is de film echter prompt klaar met de vrouw. Qua acteren
de wijze keuze, maar waarom dan die verhaalstructuur op poten gezet? De
piloot belandt in een typisch Amerikaans proces. Iemand moet boeten, en
in het kapitalisme kan dat nóóit het bedrijf zijn. Zo wordt het einde
weeïg en fout. Tussendoor zijn er echter genoeg fijne scenes, met Don
Cheadle en Bruce Greenwood als aangevers op Denzels ramkoers.
Labels:
films uit de jaren '10,
Robert Zemeckis
Blackbird
'Procedure is long, life is short'.
Kafka wist het al, en in deze sterke Canadese variant op We Need To Talk About Kevin leert een Sunn 0)))-fan het ook. De jongen loopt er bij als
een paradijsvogel, en dat levert in een smalltown reacties op. Pa zegt
simpel: 'people don't like people who stand out'. Probleem van
puberjongens aller tijden, hoe alto je ook bent, je wordt toch gewoon
verliefd op het mooiste meisje van de klas. En als de 'puck bunny' dan
ineens met wil praten, wordt je leven helemaal ingewikkeld. Wat gebral
later zit de jongen op het politiebureau. Het inkijkje in het Canadese
rechtssysteem is fascinerend. Het lijkt meer een dorpsgericht. Tot dat moment is de film al best goed geweest, maar ín de jeugdgevangenis doet
iedereen er een schepje bij. Allereerst komt een van de beste schurken
van het filmjaar aanlopen. 'Can't whistle. Birds whistle and birds are
free.' Zangerig dreigend is Alex Ozerov minstens zo goed in de weer als
Ray 'Scum' Winstone, en dat zonder biljartbal. Jeugdgevangenissen zijn
net even wat 'opener' en daardoor gevaarlijker dan de volwassen
equivalent. Elke stap die de 'goth' zet lijkt een gevaarlijke
provocatie. 'That bird don't like people'. De rest van de film pendelt
het hoofdpersonage heen en weer tussen verschillende stadia van ellende.
'A lesson learned' zou zijn advocaat zeggen...
Labels:
films uit de jaren '10,
Jason Buxton
vrijdag 20 juni 2014
Prince Avalanche
'If you were in a
regional beauty pageant, and you were a girl, what would your special
talent be?' 'Triple jump.' David Gordon Green vindt altijd wel een
plaatsje voor wat stonerhumor. Gelukkig, want Prince Avalanche is een
wat steriele Amerikaanse arthouse-film geworden. Het briljante onderwerp is juist
lekker working class. Twee kerels trekken in 1988 de (immer Lynchiaanse)
highway lijntjes op Texaanse wegen, nadat er de zomer ervoor bosbranden
de boel hebben verwoest. Budgettair is er niet veel van de chaos te
merken, maar er liggen ook zonder stille getuigen van het natuurdrama
genoeg kansen voor stofwolken en kampeergelummel. (En ook de handelingen
van het baantje zelf zijn al leuk genoeg.) Een zekere surreële rust is
zeker aanwezig, maar de visuele en muzikale plaatjes zijn nét even te
mooi. Explosions In The Sky speelt een neoklassieke postrock-soundtrack
die veel te 'nu' klinkt, en dat terwijl hoofdrolspelers Paul Rudd en
Emile Hirsch er wel als eighties-clichémannetjes uitzien. Rudd is de
dromer en dwaler met snor, Hirsch de eenzame Jack Black-achtige geilerd
die met tegenzin de natuur opsnuift. Prince Avalanche is zeker lief,
maar ook heel Amerikaans, zo'n film waarin de spanning zelfs in een
dergelijke minimalistische setup van buiten komt, en niet vanuit het
samenzijn van de twee mannen.
Labels:
David Gordon Green,
films uit de jaren '10
Django Unchained
“It's a nigger on a
horse!' Bij Tarantino werken vreemde combinaties wél... Jay-Z en Gatsby, dat ging niet samen, maar Rick Ross en 2Pac op de soundtrack van een western
met Duitse sagen-invloeden? Kein problem! Heel erg western is de film
eigenlijk niet, ik had toch een duidelijker The Good, The Bad and The
Ugly-gevoel verwacht. Django Unchained is uiteindelijk meer een
blaxploitation-film die zich 'toevallig' in 1858 afspeelt. Christopher
Waltz bewijst onbedoeld nog maar eens dat zijn rol in Inglourious Basterds de rol van zijn leven was. Hij is hier als Woody Allen meets
Werner Herzog-achtige bounty hunter zeker niet verkeerd, maar toch
vooral maniertjes. (Het leukste grapje komt van zijn paard!) Jamie Foxx
is ook al een betrekkelijk leeg en straight character. Maar goed...
Karakters, schmaracters. Het gaat zoals gewoonlijk bij Tarantino om snappy
dialogen en bizarre (gewelds)botsingen. Beginnend met tandarts Waltz
die op uiterst galante wijze wat slavenhandel probeert te drijven...
Even later rijdt 'freeman' Foxx in een bizar 'valet'-pakje rond. De
helden reizen van hot naar her, en steeds zijn hun entrees het leukst.
De begroeting van 'house nigger' Samuel Jackson met zijn plantation
owner DiCaprio is bijvoorbeeld onvergetelijk. Binnenshuis is de film een weinig urgent spelletje. Maar iedereen heeft plezier, de kijker
incluis.
Labels:
films uit de jaren '10,
Quentin Tarantino
Child's Pose
Deze Roemeense film begint het net
even anders dan anders. Twee opgedofte dames babbelen over een
akkefietje. Het is lastig hoogte van ze te krijgen. Zijn het twee oude
opgedofte hoeren? (Ik dacht het écht...) Even later zijn we op een
duur feestje, en blijkt de film zich onder de Nieuwe Rijken van Roemenië
af te spelen. Een wonderlijke wereld, waarin iedereen nog wat onwennigoogt. Eén telefoontje later crasht de verwachte grauwe Roemeense
arthouse de film binnen. Letterlijk. Een auto-ongeluk, een zoon in de
penarie. En hop daar gaat de moeder (één van de dames uit het intro) op
pad in haar Audi. De politiebureau-procedures zijn de cinefiel – die ten
slotte urenlang in Aurora ronddwaalde – volkomen vertrouwd. Erg is dat
niet. De kleine ritselingen der corruptie, ze intrigeren altijd.
Bovendien heeft de film een langzaam ontploffend moeder en
zoon-conflict. Moeder (een soort Connie Palmen) is een doodknuffelaar.
Zoonlief is een depri-loser, die maar niet onder haar juk vandaan komt.
Een schisma van alle tijden, maar hier weer heel galant op het doek
gebracht. Daarbij gebruik makend van dat o zo symbolische auto-ongeluk,
dat zowel de breuk als de oplossing forceert. En dan blijkt corruptie
zowaar goede kantjes te hebben. Krokodillentranen ontmoeten echte
tranen.
Labels:
Calin Peter Netzer,
films uit de jaren '10
The World's End
Laatste (?) rondje om de kerk voor Pegg en Frost. Ze waren toch al eens in een
Britse smalltown geweest waar ze een zombiefilm parodieerden? Okee, de
bad guys zijn hier technisch gezien geen zombies, maar veel scheelt het
niet. Veel erger is dat de film totaal niet grappig is. Twee keer
geglimlacht. Wat een afgang. Aanvankelijk lijkt er ook iets heel anders
geparodieerd te gaan worden. Pegg zit als een soort James Hetfield in
een zelfhulp-groep te reminiscen over bier, en trommelt later zijn
vrienden op, for old times sake. Ik zag een film voor me waar alle
hedendaagse bromances én classics als The Big Chill op de hak werden
genomen, gedoopt in liters lager. Het bier vloeit wel rijkelijk, maar
dronkemanslol is géén stoner-humor. (God wat was 'Paul' hilarisch,
vergeleken hiermee.) Nadat het vrienden groepje aan de pubtocht is
begonnen – in Breda noemen ze dat een 'kluntocht' – ontstaat er plots
een Matrix-achtige knokpartij in de toiletten. Het is het begin van heel
veel geweld en nog meer smurfenbloed. De makers hebben fanatiek hun
best gedaan op de geweldschoreografie, en laten die begeleiden door een
ronkend Zimmer-orkestje. Dan is het dus geen parodie meer hè, maar
gewoon een formulefilm die enkel tienjarigen aan mag spreken.
Labels:
Edgar Wright,
films uit de jaren '10
donderdag 19 juni 2014
Trance
Kut. Danny
Boyle heeft zijn eigen Swordfish gemaakt. Een uiterst matige heistfilm
die toch nog jaren in de uitverkoop-bakken gaat overleven, dankzij één
kinky scene. In Swordfish had Halle Berry de 'eer' de film topless te
redden. Rosario Dawson haalt haar hier rechts in. En de scene is nog
functioneel ook, zo zou Boyle waarschijnlijk niet nalaten te melden. Het
is de enige bizarre ingeving in een verder uiterst kaal plot. Voeg
daarbij de teleurstellend gladde muziek van Rick Smith en je zit naar
een eindeloze trailer te kijken. Het bruusk voortdenderende verhaaltje
moet over een kunstroof gaan, maar zodra het doek 'valt', neemt de film
ineens een wending naar hypnose. Hypnose ja, u las het goed. Dat werkt
al amper in een komedie... Dawson speelt de therapeut vanaf minuut één
alsof ze een page three-girl is. Ze is daardoor meer een treurig
slachtoffer dan een selfmade woman, laat staan femme fatale. Vincent
Cassel en James McAvoy zijn de mannen in de driehoek op zoek naar het
verdwenen stuk. Even lijkt er een kans te liggen voor een Lynchiaanse
verwarring, maar Boyle maakt het zichzelf niet al te moeilijk. De 'late'
Brian De Palma zal wel fan zijn. Ik vond het vooral een gemiste kans
dat we niet met Courbets L'Origin du Monde eindigden. Of nog gewaagder:
Cellini's Perseus. Een piemeltje en een afgehakt vrouwenhoofd, dat was
nog eens Freudiaanse zelfspot geweest!
Labels:
Danny Boyle,
films uit de jaren '10
Camille Claudel 1915
Normaal
lokt een minder werk van Bruno Dumont toch een stevige reactie uit.
(Dat je het idee hebt de slechtste film ooit gezien te hebben,
bijvoorbeeld...) Maar Camille Claudel is schokkend saai. Gewoontjes
zelfs. Misschien had Dumont dat religie-thema even te ver uitgebeend.
Juliette Binoche speelt de titelrol nochtans niet onaardig. Vooral
visueel is haar rol dapper. Binoche is oud en lelijk, zonder dat het
overdreven wordt. Ze zit in 1915 bij de nonnen in de inrichting,
geplaagd door wanen. De nonnen zijn - in tegenstelling tot wat je
verwacht - lief en hulpeloos. Ze blijven die typische zachte-sector vraag
stellen: 'hoe gaat het vandaag?'... Of je nou als non 24 uur in een
inrichting werkt, of er opgesloten zit, maakt het eigenlijk veel
verschil? Binoche's mooiste moment ontstaat tijdens het bekijken van een
toneelstuk, dat door de gekken wordt geoefend. Dumont focust zoals
overal doet doet rustig op Binoche. De actrice doorloopt tijdens het toneelstuk een hele reeks aan emoties. Heel eenvoudig, best intens. Maar
het is een van de weinige echt goede scenes. Als de film richting einde
van personage wisselt, en ruimte maakt voor diepreligieuze voice-over
dwaalden mijn gedachten helemaal richting andere, aardse zaken.
Labels:
Bruno Dumont,
films uit de jaren '10
Oh Boy
Woah Boy, roepen gaat wat ver, maar ondanks het
kwaliteitsverschil kun je Oh Boy zeker als de depri-jongetjes-versie van
Frances Ha noemen. En dus bijna zo geslaagd. Quarter life crisis, balletvoorstelling, zwart-wit
beelden, wandering, het zit er weer allemaal in. Hier door de ogen van een
gesjeesde, lichtjes elitair uitziende student. Gedurende de film (die
één etmaal toont) sjokt Niko door Berlijn en komt hij een stoet
vreemden, vrienden en vage bekenden tegen. Het patroon is ongeveer als
volgt: de jongen doet afwerend, opent zich dan toch, waarna de mensen
alsnog terugdeinzen. Maar is dat wel zo? 'Misschien ben ik zelf gewoon
raar', peinst hij. Het acteerniveau wisselt nogal, op de mindere
momenten is Oh Boy een film die je goed moet willen vinden. Gelukkig
zijn voldoende match-ups tragikomisch raak. De pa van de jongen
bijvoorbeeld. Oozin' succes (met golfpetje) zorgt hij voor nog meer
Ferris Bueller gone depressed-vibes. Ook Niko's kompaan Matze (met
festivalhoedje) mag er wezen. Hij zorgt voor wat hilarische
filmreferenties ('Jemand sollte diese Stadt ausmisten.') en sleept Niko
mee naar een film-opname. (Altijd goed voor wat extra Woody en
Fellini meta-credits.) Matzo zit ook bij de cruciale balletvoorstelling,
waar de film eerst op zijn grappigst is, en vervolgens een pijnlijke
afslag neemt. Seks als nutteloze wraak. Beware for the Borderliner.
Labels:
films uit de jaren '10,
Jan Ole Gersterm
Greetings From Tim Buckley
Eigenlijk
is het Tim die de groeten krijgt. En meer ook niet. Hoewel de film
genoeg van zijn liedjes laat horen, gaat het armetierige verhaaltje over
Jeff. De paar flashbacks die Tim krijgt zijn zo onwaarschijnlijk
summier en onbelangrijk dat ze net zo goed achterwege hadden kunnen
blijven. En dat terwijl er met wat inspiratie toch best wat parallellen
waren te trekken. Jonggestorven bijzondere stemmen, en behoorlijk
onhandelbare mensen. Jeff wordt vertolkt door een kerel die puur op
uiterlijk lijkt te zijn uitgekozen. Ja, hij kan het vocale 'van hmm naar
iiiiiiii!'-effectje, maar om nou te zeggen dat zijn zang an sich
indrukwekkend is. Neen, eerder ridicuul. (Als een groot artiest
balanceerde Jeff natuurlijk zelf ook al op dat koord.) Veel
problematischer is dat deze lege film weliswaar bestaat uit het 'stagen' van een
tribute voor Tim, maar dat de band waarin Gary Lucas Gary Lucas speelt
nul komma nul indruk maakt. Al wat er aan verhaal overblijft tussen de
uitvoering en de repetities is autistische klootzak Jeff die met Imogen
Poots wat onbestemde reisjes maakt en wat onbestemde emoties uit. In een
erg grappige scene jankt Jeff tranen met tuiten, en deze kijker had
geen idee waarom. Omdat ie zijn vader – die hij nooit kende – miste?
Yeah right...
Labels:
Daniel Algrant,
films uit de jaren '10
woensdag 18 juni 2014
Prisoners
Retespannende
crime-film, in Fincheriaanse stijl. Toch is de Se7en-achtige duisternis
– hoe geslaagd ook – een beetje een trucje. Het regent de hele tijd, en
alle huizen zijn pikdonker of vervallen. Urban desolation. Het
ogenschijnlijk zo gecompliceerde verhaal is een goochelshow. Alles wijst
op een onoplosbare zaak, en als die oplossing dan toch komt, ontbeert
een lekker 'aha zo zit het dus'-momentje. Prisoners is zo'n film waarin
grote namen lelijke (dus echte) mensen spelen door een bril op te
zetten. Paul Dano is met ziekenhuisbril de grootste creep, en met hem
gebeuren die je bijblijven. En hoe! De kids van twee gezinnen worden op
Thanksgiving ontvoerd, en Dano staat als weirdo met een campertje in de
buurt. 1 + 1 = 2, denkt vooral pa Hugh Jackman. (Lelijk, met baard.)
Jake Gyllenhaal als gefrustreerde agent (lelijk met buikje) heeft zo
zijn twijfels, en begint aan een aanvankelijk smakelijke puzzel. Hij
moet een super-agent voorstellen die nooit een zaak heeft verloren, maar
in de loop van de film vallen de puzzelstukjes vrijwel continu in zijn brede
schoot. Jammer eigenlijk. Typerende genoeg is de vrij onbekende acteur
(David Dastmalchian) de meest intrigerende en surreele verdachte. Hij
krijgt echter weinig tijd. Doolhofjes spelen dankzij hem wel een rol,
maar verder is de film is niet zo'n briljante breinbreker of
karakterstudie als ze pretendeert. Dat laat onverlet dat de kijker dik tweeënhalf uur moeiteloos wordt gevangen.
Labels:
Denis Villeneuve,
films uit de jaren '10
Abonneren op:
Posts (Atom)