donderdag 31 juli 2014
Hollywood or Bust
'I
get it, it's like a joke.' Wat een verschrikking. Ik kijk nog liever
het hele oeuvre van Steve Martin twee keer. Achter elkaar. Dean Martin
en Jeffrey Lewis vormden ooit een geliefd komisch duo, maar hun grollen
zijn gênant verouderd. Truffaut vond het eind jaren '50 nota bene totáál
niet vulgair... De titel en het intro doen een persiflage op Hollywood
(en Hollywoods voorliefde voor rondborstigheid) vermoeden. Anita Ekberg
poseert, en een aankondiger draagt de film op aan alle bios-fans ter
wereld. Sommige hebben wijselijk geen aandacht voor het doek. 'This is
the French movie fan, he hasn't seen a film in years'. Martin &
Lewis winnen een auto, waarna ze Lewis grote droom waar kunnen maken. In
Hollywood Ekberg ontmoeten. 'And I'll see her in her undies, and she
will see me in mine.' Lewis schmiert er met Bugs Bunny-stemmetje oenig
op los Zelfs zijn kalende kruin ging me ergeren. Heden ten dage heeft
ie nog altijd een volle bos. (Call it magic...) Op hun Lampoon's
Vacation kart het duo langs het vrouwenoverschot van het Amerikaanse
platteland, allen in Playboy-kledij. De enige vrouw die weerwerk biedt
wordt door Martin aangerand. Beste grap: op een filmset houdt de ene
cowboy de ander onder schot. 'You better start praying for a miracle
now.' En 'VOILA!'. ('As the French say...')
Labels:
films uit de jaren '50,
Frank Tashlin
Lured
Voor hij in volvette
kleuren zijn eigen stijl vond, maakte de Duitser Douglas Sirk deze
noir. In Amerika, maar door de Londense (studio)setting, voelt het toch
nog behoorlijk Europees aan. Komt ook door de overduidelijke
Hitchcock-invloed, met dezelfde kinky Frenzy-ondertonen. De 'personal
columns' waren het internet van hun tijd. Iedere fetisj zijn eigen
hoekje. Lucille Bal (niet voor de poes!) duikt erin, als 'lokvrouw' voor
een seriemoordenaar met Zodiac-aspiraties. De 'heavy-set' police
detective hoeft niet eens aan te dringen. Ook de rest van het bureau is
helemaal op Ball verkikkerd... Ball houdt de wapens wel in handen, ze
heeft ervaring genoeg als animeermeisje. 'Het is fijn om eens een orkest
te kunnen beluisteren, in plaats van erop te moeten dansen'. Hoe hoger
de echelons van de samenleving, hoe dubieuzer de bangabanga-feestjes.
Tijdens de queeste ontmoet Ball naast vieze mannetjes (Karloff!) ook
dubieuze gladjakker George Sanders. Daar valt ze dan ineens wél voor. De
kijker denkt 1+1=2, maar zo cynisch durft de film nét niet te zijn.
Nee, je kunt de slechte kerels al van een afstandje herkennen. Ze zijn
lelijk, en ze houden van zoiets bespottelijks als poëzie. 'Een echte man
heeft geen gedichten nodig, want die heeft aan de glimlachjes die
vrouwen hem toewerpen genoeg.' Au.
Labels:
Douglas Sirk,
films uit de jaren '40
Tire au Flanc
Een vroege
film van Renoir. Zo vroeg dat ie 'stom' is. Laten we het dus eerst maar
'ns over de muziek hebben. Marco Perrone speelt de soundtrack van de
eerste tot de laatste noot op de diatonische accordeon. Perrone kan
'm op gepaste momenten laten zuchten, steunen en rommelen. Erg stoer
gedaan. In gewonemensen-taal heet zo'n ding een 'trekzak', en zie nou,
de Engelse titel is 'The Sad Sack', De burleske komedie gaat over een
stelletje militaire nietsnutten. Zoals de tussentitels melden: 'tot we
iets beters weten te verzinnen zullen we wel burgers moeten
rekruteren...'. De tussentitels zijn handgeschreven en gaan vergezeld
van cartooneske priegel-dingetjes. Een schattig detail. De film heeft
verder het niveau en de stunts van Harry Langdon. Nét geen Charlie
Chaplin dus, al is de invloed wel overduidelijk. Het zwervertje mag hier
dan de poëet worden genoemd, hij slapstickt er verder even sullig op
los. Het plotje heeft iets van doen met twee dametjes en de
concurrentiestrijd met een hoge pief, maar eigenlijk wordt het
verhaaltje pas leuk als de chaos onnavolgbaar is. Jean Viggo himself
ging hier de inspiratie zoeken voor het beroemde kussengevecht uit Zero
de Conduite. Zo kan ook een onbelangrijke zak het zaadje voor een
klassieker planten.
Labels:
films uit de jaren 1920,
Jean Renoir
The Ballad of Narayama
'If you can't chew it just
swallow it'. Het gaat over een oude vrouw en een kopje rijst, maar
eigenlijk zou je het ook over het leven kunnen zeggen. We hebben het
hier ten slotte over een echte fabel. Een fifties-film over sterven
zoals alleen de Japanners dat kunnen. Wie zich het plotse tranentrekkend
mooie einde uit Scabbard Samurai herinnert kan zijn wangen hier
helemaal nat maken. Het is eigenlijk anderhalf uur lang afscheid nemen.
Gezongen en wel. De voice-over vocalen gaan van N-o-o-o-o-h, Jandekiaans
authentiek jankend. Ik vond het prachtig. De studio-decors benadrukken
de toneelmatige stilering van het sprookje. Decors die als oude prenten
worden 'omgeslagen', veel felle kleuren. The Wizard of Oz, maar dan
anders. Wie in een Japans dorpje zeventig wordt moet naar Narayama
reizen. De berg zien en dan sterven. Een omaatje is nog kwiek van geest
en lijve, maar – typisch Japans – ze schaamt zich daar enorm voor. Ze
neemt haar natuurlijke plaats niet meer in. 'Mensen beginnen me raar aan
te kijken omdat ik mijn tanden nog heb'. Haar zoon praat haar moed in,
maar het is vergeefs. De dame helpt het lot het handje. Tot groot
genoegen van het jonge kroost (oprotten jij!). Een ander oud opaatje
verzet zich juist. Al even vergeefs. Het laatste half uur strompelt zoon
met moeder op zijn rug richting de berg. 'Zeg dan wat mama!'. Samen
alleen. Goodbye Solo.
Labels:
films uit de jaren '50,
Keisuke Kinoshita
woensdag 30 juli 2014
Édouard et Caroline
Als
je een film kan maken waarin twee gangsters voor het slapen keuvelend
hun tanden poetsen heb je klasse. Het onderwerp in de films van Jacques
Becker doet er ook niet zoveel toe. Édouard et Caroline gaat
bijvoorbeeld grotendeels over een verdwenen giletje. Het kledingstuk móet worden teruggevonden want het titeltweetal gaat naar een
belangrijk feestje. Even later ligt naast de huiskamer ook hun relatie
overhoop. Édouard is een working class pianist die doet alsof hij zijn
vrouw wel aankan. (En dat dure feestje waar hij gaat optreden ook.)
Caroline is een onwaarschijnlijke schoonheid, die niet voor niets af en
toe prinses wordt genoemd. Ze is ver onder haar stand getrouwd, maar met
behulp van wat oompjes zou hierin toch verandering moeten kunnen komen. Als de pianist nou eens een succes wordt! Becker's sympathie ligt duidelijk
bij de arbeidersklasse, maar de gortdroge ironie is gelijkelijk
verdeeld. Het is de eindeloze parade van bijzonder grappige bijrollen
die de film geweldig maakt. Een lelijk buurvrouwtje met haar gigantische
soldatenzoon, een Jeroen Willems-achtige oom die met meer air dan
inhoud la soiree organiseert. En zelfs voor een klassieke Russische
bediende is tijd. Een kwade oom: je hebt verdilleme een snor! De Rus
plukt 'r verschrikt aan. De kokette adellijke dames schmieren er
intussen op los. De Nieuwe Rijke (een Amerikaan die op Rod Steiger
lijkt) kijkt met een spottende glimlach toe. 'Ja, ik ben een cuckold'
meldt hij opgewekt.
The Criminal Life of Archibaldo de la Cruz
Achteloos
pervers. Als er iets was dat Buñuel zo uit zijn mouw schudde waren het
subtiele subversiteiten. Liefst gericht tegen de katholieken natuurlijk. Wat er hier toch ineens weer met een met een arm nonnetje gebeurt! En
ja, dat is erg grappig. Archibaldo heeft voor zijn criminele leven de
beste license to (k)ill gekregen die er maar bestaat. Zijn fantasie.
(Merk op dat je hetzelfde over Buñuel kan zeggen.) “Crimineel”
Archibaldo groeit op als verwend nest ten tijde van proletarische
revoluties. De proletarische geest eist lachtoffers, maar juist
precies het dienstmeisje. (Ik moet nu nog grinniken) Het geeft de jonge
Archibaldo kans een netkousje of twee te bewonderen. Jaren later is hij
nog altijd rijk en verwend, en heeft hij maar één wens. 'Heilige of
crimineel worden.' Geen van beide wil in de loop van de film echt
lukken, maar wellicht komt het omdat hij zijn werkterrein tot dames
beperkt. De allerbeste sequentie is net zo surreel en sadomasochistisch
als een werk van Man Ray; denk aan dat Romeinse beeld in bondage.
Archibaldo vindt een modepop van een mannequin. Hij haalt zowel pop als
'echt' exemplaar in huis. En dan begint het kleding verwisselen. Stiekem
heeft de pop de voorkeur van Archibaldo. Die is tenminste als kalt
gestellt. Niettemin zullen beide 'verwarmd' moeten worden...
Labels:
films uit de jaren '50,
Luis Buñuel
Fear Strikes Out
Honkbal is een mentaal
spelletje. Al dat wachten. Keer op de keer uitgebreid de kans om na te denken en de
directe tegenstander in de ogen te staren. De druk wordt van buiten én
binnen opgevoerd. Een honkbalfilm combineren met een psychologisch drama
is zodoende geen 'gek' idee. Fear Strikes Out is één van de eerste
films van 'tall and slender' Anthony Perkins. Een honkbal-fysiek heeft
hij niet, maar de klasbak tekent hier wel alvast in op die Psycho-casting.
Mannen verdwaalt in hun hoofd, dat gaat 'm erg goed af. Op de soundtrack
zet Elmer Bernstein de puntjes op de i. (Ik zeg niet dat ik Bernstein
in het intro al herkende, maar je hoort wel meteen méér dan
gebruikelijke kwaliteit.) Zoals het een Hollywood-film betaamt krijgen
we een duidelijke verklaring voor de gekte. Er is een losse flodder over
moeder 'always away', 'always gabbing', noem het de 'nature'. De film
gaat echter om de 'nurture'. Karl Malden is op z'n Jack Nicholsons (of
Milosevics) bezeten als de pa die wil dat 'wé' slagen in het honkbal. De
film hamert zo consequent en rücksichtslos op zijn veeleisendheid dat
de breakdown volkomen begrijpelijk is. Ook de episodes in het ziekenhuis
zijn geloofwaardig. De 'psy' mag dan de bekende pijp roken, hij
vermijdt iedere sentimentaliteit, en laat pa en zoon hun eigen gevecht
voeren. De dokter schept slechts het kader dat dit kán gebeuren.
Labels:
films uit de jaren '50,
Robert Mulligan
The Killer Is Loose
Boven
je stand trouwen. Je hebt een veel te mooie vrouw, of je bent een veel
te domme echtgenote. (Het gaat dus altijd om de vrouw...) Een
interessante kwestie voor een noir, van western expert Boetticher nota
bene! The Killer Is Loose is nogal rommelig, maar juist als de kijker
'in de grijstinten' meedenkt wordt het boeiend. Wie hier de schurk is
blijft bijvoorbeeld best ambigu. Een sukkelige bebrilde bank clerk wordt
herkend door een klant. Ze waren collega's in het leger, en dat laat
het alfamannetje de sukkel – 'we used to call you 'foggy', remember' –
maar al te graag weten. Even later wordt de bank overvallen en betoont
juist Foggy zich een held. Het is een truc, want hij blijkt 'part of the
heist'. Thuis wacht een mooie vrouw op 'm, voor wie hij alles doet.
Lang kan hij niet van haar genieten... De schuldige is een
politie-agent, zelf ook in het bezit van een 'fraai exemplaar', een
veel van hem eisende trophy wife. Beide mannen proberen zich een hele film lang
te bewijzen. (Terwijl de vrouw van de agent voor rotte vis wordt
uitgemaakt door een mede-echtgenote die haar niet onderdanig genoeg
vindt.) De agenten-rollen zijn net even te sensationeel aangezet, maar
het einde mag er zijn. Een echte Psycho-wending, inclusief drag
queen-taferelen. Alle grenzen verdwijnen. Wie heeft de touwtjes
(kousjes!) nú in handen?
Labels:
Budd Boetticher,
films uit de jaren '50
dinsdag 29 juli 2014
Sawdust and Tinsel
Zomaar even
tien van Bergmans allerbeste minuten. De openingsscènes vormen een
perfecte kortfilm, mét cirkel en de allure van een Canterbury Tale. We
schommelen mee op de paardenkar van een verlept circusje. De man op de
bok kweelt Jandekiaans de morgen tegemoet, en de besnorde directeur
ontwaakt in de camper naast een jonge schone dame. Hij voegt zich naast
de berijder. 'Dit is het plaatsje waar de boel gruwelijk misging met de
clown'. Een flashback glijdt van de modder naar een warme zomerdag.
Lummelende soldaten houden een schietoefening, en de vrouw van de clown
paradeert. Van het een komt het ander en even later rent er iemand naar
het circus om de clown te waarschuwen. 'Je vrouw baadt naakt met het
hele regiment!'. Pipo, met de kop van Maarten van Roozendaal, spoedt
zich naar het spektakel. Wat er dan gebeurt zal ik niet helemaal
vertellen, maar de Passie is er niets bij. Woordeloos en muziekloos in
beeld gebracht. Enkel de oude opname kraakt. De flashback is natuurlijk
een voorteken. Zelfde stad, zelfde vrouwen, zelfde perikelen. En nu is
de circusdirecteur zélf de klos. Anderhalf uur Bergman zoals we hem
kennen. Iedere grote Europese regisseur is intellectueel verplicht een
keer iets met een circus doen. Dat de Zweed weer compromisloos is, zal
niemand verbazen. Ander vrij en fraai moment: het circus op bezoek bij
een theaterrepetitie. De ene vorm van escapisme botst op de ander,
gegoten in de vorm van een derde. Verschroeiend goed.
Le Mystère Picasso
Over
schilders gesproken. De oude meester Picasso was zeker niet vies van
een stuntje, en een beetje risico. Samen met regisseur Clouzot en
cameraman Claude Renoir (jawel!) maakt hij deze wonderlijke kunstfilm.
Een soort MS Paint avant la lettre, noem het PP Paint. Door een speciale
verfstift vallen camera en canvas samen en zien we – als op een magic
board – de werken ontstaan. Geen kwast te zien. Paarden, dwergen en
gedrapeerde vrouwen worden neergezet, en weer uitgeveegd. Picasso
bedenkt zich nogal vaak, zodat elk schilderij er minstens tien-in-één
is, waarbij de eerdere versies dankzij de camera alsnog bewaard zijn
gebleven. Een reeks zwart-wit werken hadden ook best van Keith Haring
kunnen zijn: stokjesfiguren gaan de horror vacui te lijf. Het is rond
die fase dat we even de doeken verlaten en 'de making of' kunnen volgen.
Picasso zit in zijn blote bast als een verlekkerde Gollem te zweten.
Clouzot wordt zenuwachtig – de frames raken op – en machomannetje
Picasso gaat de uitdaging grijnzend aan. 'Ik moet de boel nog
inkleuren!' '30 seconden!' 'Ca va ca va!'. Als de stift-achtige
schilderijen saai dreigen te worden stelt Picasso voor om op zijn
gebruikelijke olieverf over te schakelen. Dat verandert het beeld (weg
is het vloeiende) maar het komt de kwaliteit van de resultaten duidelijk
ten goede.
The Woman on the Beach
'I wish I'd never heard of
painting. Or artists.' Zou Renoir het wel eens hebben durven denken? De
schaduw van zijn pa moet groot zijn geweest. Renoir in Amerika – ver
van huis – het blijkt een meevaller, al worstelen de acteurs met de
tussen de regels door-subtiliteiten. (En Renoir rommelt op zijn beurt
maar wat aan in de enige actiescène.) Een oude schilder is blind
geworden. Zijn oeuvre is opgeborgen in de kelder, als een verdrongen
herinnering. Robert Ryan is metaforisch gezien de man met de sleutel.
Hij ontmoet als wankele coast guard de schilder (Charles Bickford) en
diens vrouw Joan Bennett. Het drietal zit wat ongemakkelijk aan tafel.
Bennett vraagt om méér dan een vuurtje. 'The flame of desire', en het
wakkert tegelijk Ryans achterdocht aan. Ziet de schilder dan niet dat er
een kaper op de kust is? Ziet hij stiekem gewoon álles? Een uurtje
Freudiaans flirten volgt. De ingehouden seksuele spanning is zo'n beetje
continu aanwezig. De mooiste scene maakt gebruik van een schilderij,
waarvan we trouwens nooit ook maar één exemplaar echt zien. De schilder
haalt een canvas tevoorschijn. 'Dit is een van mijn beste werken, ook al
was ik nooit zo goed in naakten. Wat een curves heeft ze he?' Ryan
wisselt een blik met de ongemakkelijke echtgenote. 'Sorry, maar hier
staan alleen wat bloemetjes op, meneer de schilder.'
Labels:
films uit de jaren '40,
Jean Renoir
Street of Shame
De
prostitutie had Mizoguchi's interesse. Zo maakte hij al A Geisha, waarin
hij hun starre gebruiken onder loep legde. In zijn allerlaatste film
keert hij terug naar de louche straatjes, maar de rituele sfeer is
verdwenen. De geisha's zijn Westerse hoertjes geworden, al 'reminiscen'
ze nog wel over de tijd dat ze bewonderd werden om hun dichtkunst. Nu
moeten ze uit alle macht de louche mannetjes naar binnen hengelen. Ze
storten zich letterlijk op de koekeloerende clientèle. Gewoon de Wallen
dus. De klanten worden met een zekere Von Triese sardonie bespot; het is
wel duidelijk bij wie Mizoguchi's sympathie ligt. Gedurende de film is
er sprake van het aannemen van een anti-prostitutiewet, tot afgrijzen
van de Madam. (Simpelweg 'Otosa' genoemd.) Mizoguchi volgt een handjevol
vrouwen, die ieder zo hun eigen redenen hebben om in de sector te
werken. We zien de tragische armesloeber, de vergane glorie, en de
gewiekste gold digster die haar 'tricks' kaal plukt. Mafste mens is het
mooiste hoertje. Zij symboliseert de totale verandering, de
Amerikanisering (of universalisering?) van Japan. Kauwgom malend,
cynisch over anderen, complimenteus over zichzelf. Als rijke papa haar
op komt halen poogt ze zelfs hém over te halen tot een nummertje. Meer
dan de afzonderlijke (dra)maatjes is het echter 'het wereldje' dat de
film interessant maakt. Decadente leegte.
Labels:
films uit de jaren '50,
Kenji Mizoguchi
maandag 28 juli 2014
La Ronde
'Tourne,
tourne, mes personages.' Zou best eens Ophüls' eigen favoriete film
kunnen zijn. Zijn gevoel voor zwieren en voor cirkels is hier tot op de
essentie geabstraheerd. De draaimolen als symbool voor hoe elk leven (én
elk verhaal) uiteindelijk in zijn eigen staart bijt, en weer opnieuw
begint. Geboren, sterven en daartussen '…' . Anton Walbrook is de Grote
Vriendelijke Verteller. Hij komt aansjokken en merkt tot zijn genoegen
dat het decor al wandelende in het Wenen van 1900 is veranderd. Ah, het
fin de siècle. De stille nostalgie van Zweig. Mannen met gekrulde
snorren, paardenkarretjes en... gescheiden bedden. (Het echtpaar geeft elkaar de hand.) Gedurende de film zien we een kralenketting van
stelletjes, één blijft, één verdwijnt. Af en toe grijpt Walbrook
grijnzend in. Zo censureert hij de meest gewaagde scene door de schaar
ter hand te nemen. Ik zag nog wel wat meer kansen tot meta-grappen.
Ergens smijt een kerel een deur open, die blokkeert. Ik dacht dat hij
het einde van de 'set' had bereikt, en dat ook op zou merken. Helaas.
Walbrook spreektzingt trouwens ook nog een liedje of twee, dat hadden er
nog wel wat meer mogen zijn. Nu rest – zoals eigenlijk altijd bij Ophüls – vooral een weemoedig sensueel gevoel. De mensen zijn lief –
zelfs het hoertje is niet op geld uit – en alle mensen lijken
uiteindelijk op elkaar.
Labels:
films uit de jaren '50,
Max Ophüls
Bonjour Tristesse
Het wondertje Jean Seberg. Ik
wist eigenlijk niet dat ze door Otto Preminger werd ontdekt. Ze maakten
eerst een film over Jeanne d'Arq. Hoewel de kritieken niet mals waren,
kan ik me Premingers idee goed voorstellen. Seberg is zowel eeuwig
meisje als iconisch wijze. Totaal tijdloos ook. In Bonjour Tristesse (de
tweede met Preminger) mag ze een meer alledaagse rol spelen, als het
verwend nestje dat met papa (David Niven) een zomer aan de Riviera
doorbrengt. De Riviera heeft de steriele warmte die we ook van To Catch a Thief kennen. Dieper blauw vind je niet, maar je wordt er zelf ook een
beetje bleu en blue van. Niven is lekker decadent met Joseph
Luns-kapseltje. Hij doet aan ochtendgymnastiek, en de avondgymnastiek
bestaat uit een meisje dat zijn tweede dochter had kunnen zijn. Een
groot deel van de film bestaat uit geparadeer in fraaie pakjes, gelummel
op het strand, en het showen van exorbitante hoeden. (Jonge maîtresse
Demongeot draagt een kwal-variant.) Maar tussen de lege gezelligheid
door zien we in vettig zwart-wit een flash-forward die in letterlijk
galmende voice-overs ellende voorspelt. In de Riviera verzuip je je
ellende. Of je pakt 'de bocht' op een andere manier verkeerd aan. Erg
groots (of groots geacteerd) is het verder allemaal niet. Jean Seberg
deed me zelfs aan Nicole Kidman denken. Maar je blijft toch wel kijken.
Zoals Truffaut zei: 'dit is Premingers liefdesgedicht aan Seberg.'
Labels:
films uit de jaren '50,
Otto Preminger
The Big Shot
'Why
feed a dead man, even if he is walking around?' Cynicus Bogart leert in
dit volslagen onevenwichtige noirtje van het gewone leven te genieten,
maar het is véél te laat om nog aan een gewoon leven te beginnen. Hij is
een 'three-time loser', een 'sucker' die bij de volgende keer
bajes-tijd voorgoed zal moeten blijven. En buiten wachten alleen oude
criminele matties op 'm (of hem op), met een vernederend glaasje melk. Een louche
advocaat en opportunistisch vriendinnetje completeren de collectie
problemen. The Big Shot duurt maar tachtig minuten, maar weet zelfs in
die tijd het verhaaltje ongeveer vier complete wendingen te geven. Weg
van de noir, langs een actiefilm in de sneeuw, een rechtbankdrama, en de
onvermijdelijke gevangenis. Daar hebben de inmates (net als in Lucky
Break jaren later) tijd om een bont avondje op te voeren. Maar de
spotlight-lamp lijkt in handen van Bogart eerder een mitrailleur. (Wat later
wordt de daad bij het woord gevoegd.) De beste scene is het korte
huiselijke moment in de hide-out. Bogart heeft zoveel tijd in de 'can'
doorgebracht dat hij niet eens weet hoe hij een conserven-'can' open
moet maken. Pijnlijk. En Bogart? Die is in zijn laatste gangsterfilm al
zijn stokoude zelf. Voor eeuwig moedeloos, en stervend.
Labels:
films uit de jaren '40,
Lewis Seiler
Bigger Than Life
Wie
ooit heeft gezien wat een cortisonen-injectie met een oude kat kan doen, weet wat voor wondermiddeltje het is. Het halve wielerpeloton
heeft er niet voor niets een attest voor. Dat de drug ook schadelijke
gevolgen kan hebben ondervindt James Mason hier. Best een obscuur
onderwerp eigenlijk, des te knapper dat Nicholas Ray er iets fijns van
weet te maken. Hij is zijn tijd vooruit door de medische maffia en de
onaantastbare vaderfiguur aan te pakken. Vóór het zover is sjeest Ray
een paar meer gangbare opties voorbij. De ambitieuze Mason werkt keihard
als leraar én op een taxi-centrale, om zo zijn vrouw en kind het beste
te kunnen geven. Vrouw vermoedt door al dat geheimgehouden overwerk dat
hij overspel pleegt. De beknelling van de suburban American Dream,
beknelt ook de a(n)deren. Even later ligt Mason gestrekt in het
ziekenhuis. Is het kanker? Een potentieel Sirkiaans melodrama over een
man die de werkelijke (in plaats van de instrumentele) waarde van zijn
gezin eindelijk herkent zit in het vat, en blijft daar. Mason gaat
pillen poppen. En de pillen gaan met 'pops' aan de haal. Hij voelt zich
ineens het mannetje! Furs for the missus! Jammer dat de film buiten de
slaapkamer blijft, om de herwonnen mannelijkheid te bewijzen, dat zou de
ontkenning van de echtgenote dat er iets mis is nog wat leuker hebben
gemaakt. Niettemin begint de cortiosonen-man zeer geloofwaardig te
raaskallen. Pure junkietaal, doorspekt met de ethische plannetjes van
een bekrompen schoolmeestertje.
Labels:
films uit de jaren '50,
Nicholas Ray
zondag 27 juli 2014
Adieu Philippine
Hier
kun je mooi zien hoe fris en modern de beste nouvelle vague-films nog
altijd zijn. Het was een echte jeugdbeweging. Voor en door de jeugd. Vol
joie de vivre. Plezier in het niksen ook. De debuutfilm van Rozier
speelt net als Godards Masculin Féminin in de entertainmentwereld. Het
verschil tussen een yéyé-zangeres en een meisje in een reclamespotje is
niet zo groot. Hoofdpersoon Michel werkt als cameraman voor de Franse
live-televisie, waardoor we merken dat élk programma destijds een soort
Russian Ark was. Michel pikt twee verveelde 'teenagers' op die buiten de
studio staan te koekeloeren. Het tweetal vormt een meisjes-filmduo pur
sang. Irritant, koket, en volledig met elkaar inwisselbaar. Een eeneiige
vriendschap. Het nieuwgevormde triootje dartelt én drentelt de rest van
de film elkaar heen. Zeker in Parijs is dat zeer vermakelijk. Ze dansen
de charleston toen het nog ouderwets was in plaats van retro. Shockeren
ouders. (Michel koopt mocro-style een dure kar, door de prijs te delen
met vier vrienden.) Met een oudere overijverige kerel wordt een spotje
voor een diepvries opgenomen. De winkeleigenaar speelt voor eskimo. De
'regisseur' is haast een typetje van Mel Brooks; hij probeert zijn
carrière op te bouwen vanuit de bezemkast. Rekeningen betaald hij nooit.
De tweede helft van de film gaat iedereen naar Club Med, op Corsica. Spring Breakers in 1962. Het is dat de mannen pijp roken...
Labels:
films uit de jaren '60,
Jacques Rozier
Les Dames du Bois de Boulogne
Bresson was
natuurlijk een 'filmmaker's filmmaker', zélfs als hij een weelderig,
toegankelijk melodrama maakte. Les Dames du Bois de Boulogne is
gebaseerd op een verhaal van niemand minder dan Diderot, al werd het wel
naar iets moderner tijden verplaatst. De sfeer is desalniettemin
klassiek. Onmogelijke liefdes, dankzij a weddingplanner from hell. De
dialogen lopen bijzonder vlotjes, rekening houdend met alle eloquentie.
Ergens hapert iemand één keer; het valt op alsof er een bom is afgegaan.
De Bresson-touch zit 'm in de ijskoude rust. De mensen zijn zo sereen
dat je er wel doorheen lijkt te kunnen kijken. De onschuldigen zijn
Onschuldig, de slechten Slecht, de dwazen Dwaas, als personificaties op
een deugdzaam schilderij. Filmisch gezien is het slechtste in de mens
altijd het leukst, en ook hier is het weer de femme fatale die de film
nog enigszins aantrekkelijk maakt. Zij bedenkt een Grieks plannetje om zich op haar
onwillige verloofde te wreken. Hij wil zonder ruzie uit elkaar gaan. Zij
is het met poeslief met 'm eens, maar de Dwaas ziet haar sardonische
grijns niet. Er staat al een hoertje klaar om de man in het verderf te
storten. Met dit eenvoudige plotje houdt de film zich anderhalf uur
bezig. Eén register van begin tot eind, ik vond het toch wat beperkt.
Maar ik ben dan ook geen filmmaker.
Labels:
films uit de jaren '40,
Robert Bresson
The Burmese Harp
Het
is weer eens een ander perspectief. De Tweede Wereldoorlog door
'onschuldige' Japanse ogen. Het land in Birma is 'rood', meldt de
intiteling, daarbij doelend op de Japanners die er vielen. Ach, op het
micro-niveau van een enkele legereenheid valt de sentimentaliteit prima
te begrijpen. Een kameraad is een kameraad. Dat opent de weg naar een
bijzonder sentimentele en muzikale vertelling, die op een vreemde manier
dus eigenlijk heel vredelievend is. De Japanse eenheid sjokt door
Birma, in het defensief gedrongen door de even koloniale Britten. De mannen
houden de moed erin door te zingen. De platoon-leider is de dirigent,
een gewone soldaat de harpist. Om die laatste gaat het hier. Hij heeft
het uiterlijk van een Birmees – merken zijn collega's op – en wat later
bevangt 'm ook de boeddhistische vroomheid. De muzikant is het die het
slachten, sterven en lijden niet langer meer aan kan zien, en aan een
universele boetedoening begint. De rest van de compagnie (keer op keer
als geheel getoond) kan het niet begrijpen. Wie wil er nu niet terug
naar Japan? De film schakelt zo twee uur lang tussen solitaire verwerkingen
en een aanstekelijk groepsgevoel. Twee manieren om te overleven, beide
verleidelijk. Het slot brengt ze even letterlijk tegenover elkaar. Het
prikkeldraad van een 'concentratiekamp' ertussen. Enkel melodieën kunnen
daar nog overheen.
Labels:
films uit de jaren '50,
Kon Ichikawa
Ordet
Zou
South Park al een ode hebben gebracht? De film is er misschien net even
te cinefiel voor, maar ik zie wel een aflevering voor me met Cartman
die vanaf een heuvel het dorp wakker schreeuwt, denkend dat hij Jezus
is: 'Woe unto you, hypocrites!'. Later sterft Kenny natuurlijk weer,
maar ditmaal niet voor lang! Het eerste half uur van Ordet vond ik zo
oprecht nog iets vrolijks hebben. De Jezus-freak heeft het kapseltje en
de hologige gezichtsuitdrukking van een blackmetal-muzikant, zelfs de
schaduw van zijn mantel werkt mee door een paardenstaart te suggereren.
De andere gezinsleden op de boerderij negeren de man zo goed en kwaad
als het kan. De nieuwe priester vraagt hoe het toch gekomen is, die
gekte: 'was het een liefdesaffaire?'. 'Nee, Kierkegaard.' Maar de
ironische lol vergaat de kijker al snel. Een goede religieuze film – en
Ordet is één van de beste religieuze films ooit – kan niet zonder een
bevalling. Het kindeke is geboren, eind goed al goed? Niet bij Dreyer.
'Ik heb geen geloof in het geloof.' De bevalling is onthutsend
genadeloos. Expliciet zonder expliciet te zijn. Zodoende bewerkstelligt
de film zelf (ook) een klein wondertje. De kijker gaat hopen, bidden.
Net zo stilletjes en sereen de personages, die elkaar noch de camera
aankijken. Religie is kinderlijk vertrouwen. Of het wonder nu wel of
niet geschiedt, had niet eens meer uitgemaakt.
zaterdag 26 juli 2014
Le Diable au Corps
Naast een groot filmfan was
Truffaut ook een vilein polemist. In zijn jonge jaren bij de Cahiers du
Cinema wist hij wel raad met dit soort melodramatische producties,
waarin een roman tot een conservatief niemendalletje verwaterd. Tikje
pijnlijk dus dat ik deze film eigenlijk best fijn vond. Zeker de moeite van het kijken waard. Om het nog wat erger te
maken ontpopte regisseur Autant-Lara zich later tot Front
National-politicus en holocaust-ontkenner. Als karma-reparatie meteen
maar even Resnais' korte concentratiekamp-docu Nuit et Brouillard
gekeken. Maar goed. Le Diable au Corps. Een film met de sfeer van The
Best Years of Our Lives, al is de strijd hier nog gaande. Tijdens de
Eerste Wereldoorlog versiert een jonge knaap een iets oudere vrouw,
juist op het moment dat ze haar huwelijk aan het voorbereiden is. De
jongen gaat gezellig mee een bed kopen. De klik is 'r overduidelijk,
maar ja... De arme jongen moet terug naar zijn kinderlijke leven van
'dinertjes at eight', en een papa die altijd maar de centjes zit te
tellen. In de allerbeste scene (oprecht Wyleriaans magisch) geeft hij
aan papa toe dat hij die avond een afspraakje heeft. Ze gaan er samen
(!) naar toe, en kijken naar een afstandje hoe de vrouw tevergeefs staat
te wachten, op een quai des brumes. (De jongen wéét dat de vrouw moet
trouwen, en weet wellicht ook dat dit maar het beste is). Alles wat
daarna nog mogelijk is, is onmogelijke liefde. Een herhaling van zetten.
'Houd je van me?' '…', en omgekeerd.
Labels:
Claude Autant-Lara,
films uit de jaren '40
Vera Cruz
De
Habsburgers in Mexico. Het lijkt te zot om waar te zijn, maar ze
stuurden ooit een 'keizer' naar het opstandige land om aldaar de chique
Europese heerser(s) uit te hangen. Hebben we het over de tweede helft van
de negentiende eeuw hè. Zijn einde was tragisch, al wist Maximiliaan
zijn waardigheid te behouden door de executeurs wat goudstukken te
betalen. Ze deden immers ook maar hun werk. Een dialoog als de deze
schetst de spirit van de situatie. 'Money. Is that worth risking your
life for? Comes closer than anything I know.' Eigenlijk verdient
Maximiliaan een eigen western, maar ook als zijlijn is zijn hof decadent
geweldig. In Aldrich's Vera Cruz vinden twee Peckinpah-loners elkaar
(met tegenzin). Burt Lancaster is een en al cynisme, Gary Cooper
twijfelt nog een beetje. Hun voorliefde voor financiële transacties
schept desondanks een band, steggelend over paarden en rebellen. Met
zijn steevast smetteloze, steevast ontblote tanden is Lancaster het beste paard
van stal. Gary Cooper hinkt wat meer, hij moet uitkijken niet te worden
afgeschoten. Aan de verliezende kant in de Civil War heeft ie nu geen fut meer, een ander subthema. De Mexicaanse rebellen mogen dan geen
geld heb om wat hired hands in te huren, ze hebben in elk geval wel een
hart. 'We offer you more than money, señor. We offer a cause.'
Labels:
films uit de jaren '50,
Robert Aldrich
Le Roman d'un Tricheur
Sacha
Guitry was een echt Parijs persona, en hij wist dit zelf maar al te
goed. Hij schreef 120 toneelstukken, stapels romans, regisseerde soms
vier films per jaar, en collaboreerde ook nog even met de nazi's. Guitry
introduceert hier om te beginnen zijn cast en crew – in beeld – en
zodoende zien we ook in 1936 al een vrouwelijke editor. Aan het eind van
de 'intiteling' zet Sacha hoogstpersoonlijk zijn handtekening. Een man
met het ego van Welles dus, maar gecombineerd met de humor van nonkel
Tristram Shandy. In Le Roman d'un Tricheur speelt Guitry (wie anders?)
een trickster die aan zijn onnavolgbare autobiografie werkt, als hij ten
minste niet wordt onderbroken door akkefietjes. De structuur heeft de
moderne postmoderniteit die Laurence Sterne ook altijd zal behouden.
Minder geslaagd is dat Guitry de hele film 'voorleest'. Hij neemt zelfs
de dialogen voor zijn rekening. Dat wordt met zijn donkere Arnold
Gelderman-stem toch wat slaapverwekkend. Wie bij de les blijft ziet een
leuke schelmenfilm vol gortdroge humor. Zo verkoopt Guitry ergens zijn
fiets, maar merkt later dat ie betaald werd met een valse munt. 'Ik
baalde hier zo erg van dat ik 'r meteen een pakje sigaretten van kocht.'
De vrolijke scheer-scene uit Intouchables vond hier al een plaatsje.
'Met of zonder baard, ik was ineens stokoud geworden'. En ja, dat is het
moment dat Guitry de rol zelf begint te spelen.
Labels:
films uit de jaren '30,
Sacha Guitry
Le Beau Serge
De
nouvelle vague-jongens waren bijzonder onder de indruk van Amerikaanse
cinema, en het acteren van kerels als 'le beau James'. De invloed van
Dean is nu lastig voorstelbaar – was ie nou echt zo goed in die paar
films? – maar dat komt vast omdat anno nu iedereen die 'fuck you I won't
do what they tell me'-attitude uitstraalt. In Claude Chabrols debuut
(tevens de allereerste nouvelle vague-film) is de Deco-achtige Serge de
anti-held van, eh, 'Deanst'... Chabrols slimste zet is het verhaal
vanuit het tegengestelde personage te vertellen. Brialy, die we een jaar
later terugzagen in het veel debuutmatige wildere Les Cousins, speelt
hier het braafgeknipte koorknaapje. Na jaren afwezigheid keert hij terug
naar het dorp om te herstellen van een ziekte. Daar zitten ze niet meer
op 'die stadsjongen' te wachten. Zo wordt juist hij een overbodige
rebel tegen wil en dank, pogend het dorp opnieuw te doorgronden, of
zelfs te veranderen. De dorpelingen zijn weggezakt in armoedige
lethargie. De priester heeft het allang opgegeven. Toch houdt de film
iets religieus, het hermetisch vastzittende conflict lijkt veel op
Bresson's Dagboek van een Plattelandspriester. Een beetje slom en kil is
het allemaal wel, maar zodra het echt koud wordt en de sneeuwvlokken
vallen rochelt en sjokt de film richting een fraaie finale.
Labels:
Claude Chabrol,
films uit de jaren '50
vrijdag 25 juli 2014
Beyond a Reasonable Doubt
Fritz Lang werd met de
jaren zwartgalliger. En het is niet alsof hij circa M zo positief
begonnen was hè. Bij hem is het elke dag gehaktdag. Truffaut
theoretiseerde dat Lang nooit herstelde van z'n vlucht voor het nazisme.
In elk geval kreeg Lang het voor elkaar on in het heppiedepeppie Amerika
onwaarschijnlijk bittere noirs te maken. Beyond a Reasonable Doubt is
de allerlaatste. Aardige mensen zoek je hier tergeefs. Opportunisten
des te meer. De intiteling begint doodleuk met het executeren van een
gevangene. Dana Andrews is een succesvol schrijver die nodig een tweede
boek moet pennen. Aanstaande schoonpa heeft een ideetje. In zijn
campagne tegen de death penalty kan hij wel een onschuldig veroordeelde
gebruiken. Wil jij hem soms spelen? Laten we als slachtoffer een hoertje
gebruiken! Na genoeg deus ex machina-wendingen is het idee ietsje
minder vergezocht dan je zou denken. De diepere laag is natuurlijk dat
niemand werkelijk volkomen onschuldig is, en dat er voor onze zonden
altijd iemand moet hangen. Nou ja... In elk geval zijn de toestanden
Kafkaësk. De rommelige vertelstijl was waarschijnlijk bittere noodzaak
om ons de twist niet te laten raden. Ik dacht zelf dat het allemaal een
opzetje van schoonpa, we zijn hier ten slotte In the Company of Men. Zou
Klinkhamer 'm ooit gezien hebben?
Labels:
films uit de jaren '50,
Fritz Lang
Vincent, François, Paul... et les Autres
Merkwaardige
titel eigenlijk. Je zou denken dat de film over '3 amis contre le
monde' gaat, maar eigenlijk is de film alleen in Vincent geïnteresseerd.
Mislukte schrijver Paul heeft één grappige dronken scene, en François
'mag' zijn vrouw meppen, maar verder is het dus aan Vincent. Yves
Montand speelt de zakenman met financiële problemen nogal uitgestreken.
Hij is op zoek naar geld om schulden af te betalen, een onderwerp dat je
in deze niet-criminele vorm eigenlijk zelden ziet in films. De
vernedering die je voelt wanneer je bij je vrienden (en vage kennissen!)
om geld moet bedelen. En dat je ze dan al afkappen nog voor je het
bedrag hebt genoemd... Vincent vindt wat afleiding in zijn oogappeltje
Jean. De jonge Dépardieu overtuigt zelfs als bokser. (En er zit een heus
Raging Bull-gevecht in de film!) Op de beste momenten nadert de film
het gemeenschapsgevoel van John Sayles. Dat zijn dus juist die scenes
waarin alle personages op één plek verzameld zijn, bijvoorbeeld als ze
met zijn allen aan een schuurtje timmeren. Zodra de openbare ruimte wordt verlaten voor gesip in
slaapkamers vond ik het minder worden. De late voice-over en de nogal
ondersteunende muziek helpen ook niet. Bovendien ging iets anders
opvallen; waarom zijn les autres (de vrouwen!) niet meer dan
tegenstribbelende decorstukken. Daarin had de titel dan weer wel
gelijk..
Labels:
Claude Sautet,
films uit de jaren '70
Toni
Ik
las Truffauts recensiebundel The Films in My Life. Samenvatting in één
woord: Renoir. Truffaut krijgt het voor elkaar zijn grote held in
werkelijk elke recensie te noemen. Dat wordt na een paar honderd
pagina's toch een beetje irritant. Bij de genoteerde tips zaten dus
onvermijdelijk wat onbekendere Renoir-films, en Toni is 'r een van. Door
Truffaut omschreven als de uitvinding van het Italiaanse neorealisme ver
voor de Italianen het zelf deden. Inderdaad voelt de film uit 1935
behoorlijk 'modern' aan. Weinig ouderwetse acteer-gebaartjes, gewoon een
stel immigranten die rollebollen en volksliedjes zingen. Het plot is
stiekem best film noir-waardig, maar doet daar tegelijkertijd heel
achteloos over. Om Truffaut nogmaals te parafraseren: de personages
sterven op dezelfde manier als ze wijn drinken. Katjes worden geaaid én
verzopen. Toni komt in Frankrijk een wat onduidelijk baantje komt
vervullen. De andere arbeiders mopperen dat 'die buitenlanders onze
banen inpikken.' 'Maar je bent zelf vorig jaar uit Italië gekomen!'. Met
de vrouwen beginnen de Carmen-achtige problemen. Toni's maitresse
versiert 'm op ingenieuze wijze: ze laat zich steken door een wesp.
(Toni geeft een 'zuigzoen'.) Het klopt allemaal precies in het promiscue
sfeertje dat je ook in De Mijn van Zola vindt. Het kleine dorp, aperta.
Labels:
films uit de jaren '30,
Jean Renoir
The Guatemalan Handshake
Will Oldham mag ik graag
zien acteren, met zijn gekraakte karakterkop is hij (on)geknipt voor
het spelen van rare vogels. In The Guatemalan Handshake blijkt er zelfs
een Napoleon Dynamite in 'm te schuilen. Nou ja. De domme blik is er in
elk geval. Jammer dat Oldham hier eigenlijk als de off screen MacGuffin moet fungeren.
In een volslagen gestoord plot is Oldham er vandoor gegaan, daarbij
onder meer een zwangere vriendin en een stel autogekke Destruction
Derby-'vrienden' achterlatend. In het dorp zijn de dingen niet meer wat
ze waren sinds de elektriciteitscentrale op tilt is geslagen.
Belangrijkste gevolg: een verdwenen hondje. Een Human Highway geplaveid
met losse eindjes. Elke nieuwe poging tot een kinderachtige grap vereist
blijkbaar een nieuw personage. Zo verschuift de focus net iets te vaak.
Zelfs het meisje dat de film op de voice-over mag openen raakt op de
achtergrond. Zij is de enige die de vreemde Oldham dénkt te begrijpen.
Van de ganse collectie schmierende bijrollen is de hondeneigenaarster
het aandoenlijkst. De hele film lang is ze volslagen manisch-depressief
op zoek. Als de film nog wat rucksichtloser was geweest had je een soort
Gummo directed by David Gordon Green gekregen. Nu is het een
melig-melancholische komedie die onder meer dankzij muzikale intermezzi
(Oldham doet The Moldy Peaches) best lief is.
Labels:
films uit de jaren '00,
Todd Rohal
donderdag 24 juli 2014
Gerhard Richter Painting
Wie?
Gerhard Richter is een van de best betaalde moderne kunstenaars, maar ik
had nog nooit van 'm gehoord... Foei. Deze docu vult de lacune met heel veel
verf, want de man kijkt niet op een streek meer of minder. Het
slobberende verf-gesop is haast kunstenaarsporno. Voor zijn allerbeste
truc gebruikt Richter een soort glazen plaat annex gigantische zeem,
waarmij hij zijn abstracte kleurstelling uitveegt. Een analoog
Instagram-effect, en de doeken gaan er echt van op vooruit. Soms komt er
– zelfs tot verbazing van Richter – ineens een nieuwe kleur
tevoorschijn. Ontstaan in (of uit) de brij. De oude man zelf is verder
het prototype van succes. Goeie dure bril en kwiek van tred. Ergens deed
hij me aan Prins Bernhard denken, ook zo'n man van staal.
Vanzelfsprekend heeft Richter een paar serviele assistenten en een
fraaie jonge vrouw. De mens Richter toont zich maar op één momentje, als
het over zijn Ossi-ouders gaat. Het gaat hier dan ook vooral om het handwerk
(maquettes van mogelijke musea-expo's!) en galante inzichten. In een
fragment uit de jaren '60 stelt Richter terecht dat men niet over
schilderen moet spreken, want dan 'denk' je er iets bij. Schilderen is
nu juist zélf een vorm van denken. Ook de worsteling met je eigen zucht
naar erkenning wordt door Richter fraai verwoord. Je ploetert in je
eentje, en dan waag je je de wereld in. 'Hopend dat ze het resultaat en
niet de fouten zien.'
Labels:
Corinna Belz,
films uit de jaren '10
My 20th Century
Vrouwelijke
regisseurs zijn al zeldzaam, maar het lijkt wel alsof ze maar één goede
film mógen misschien. Het zal wel een hersenspinsel van me zijn, maar
ook bij Enyedi zie ik op Wikipedia weer een hele rij films waarvan er
maar één een eigen artikel heeft. Zou de rest werkelijk zoveel minder
zijn, of onterecht genegeerd? Het Hongaarse My 20th Century won de
Gouden Camera in Cannes en haalde de NY Times 1000 Best Movies almanak.
Toch kostte het me jaren de film te 'vinden'. Ook dat zegt iets.
Wellicht ook inhoudelijk, want My 20th Century is geen gemakkelijke
kost. In een Ophuls via Guy Maddin-achtige beeldtaal zwiert Enyedi door
het fin de siecle. Zien we daar Tolstoj in een oud filmpje? Edison vormt
de anker van het 'verhaal', overigens gewoon vertolkt door een Hongaar.
De magie van filmtovenaar Edison wordt bejubeld, alsof hij de
versnelling van de modernisering inzette. Naast het wetenschappelijke
optimisme is de film echter ook smakelijk anarchistisch-feministisch.
Een 'intergalactische' sterrentweeling zorgt voor girl power. De spirit
van de sixties, maar met ruimte voor ironie. Een man houdt een
spreekbeurt voor Vereniging van Feministen, waarin hij de 'a-logica' van
de vrouw 'bewijst'. Inclusief 'verhelderende' reproducties van seksuele
organen...
Labels:
films uit de jaren '80,
Ildikó Enyedi
Underground
Iets
totaal anders. Of niet? Het stokoude Underground begint in een donkere
metrotunnel, en ik herinner me een docente aan de UVT die haar zoontje
niet naar The Matrix liet kijken omdat er allemaal seksuele
baarmoedersymboliek in zou zitten. Cultuurwetenschappers... Underground zet de
kijker op het verkeerde been, in de openingstitels lezen we dat dit een
film over 'gewone mensen' is. Het docu-sfeertje is er ook naar. De
beelden van het Londen van eind jaren '20 zorgen al snel voor een
soezerig nostalgisch gevoel, geholpen door de romantische soundtrack.
Het metro-station hing ook toen al vol reclames, het laatste stapje de
roltrap áf en het opstapje de bus ín zijn al spannend. In een parkje
speelt een jongen schoffie een moppie mondharmonica, en alles lijkt pais
en vree. Maar als ik wat beter had opgelet had ik het drama eigenlijk
al in die eerste metro-sequentie aan kunnen zien komen. Een van de
hoofdpersonage is niet pluis. Hij schuift wel heel dichtbij die
medepassagiere! Als ze hem (zwart haar, niet al te knap) afwijst ten
faveure van een conducteur (blond, arisch, knap) is het tijd voor
eerwraak. De tweede helft van de film versnelt haast per scene, ineens
veranderen de zedige dames in Irma Vep-vamps. We krijgen James
Bond-actie. Hangend aan hijskranen! Knock out op metrosporen! Zelfs in
1928 hadden ze hun Speed al.
Labels:
Anthony Asquith,
films uit de jaren 1920
La vie d'Adèle
Zo. Dit is me 'r eentje hoor.
Prikkelende provocatie in tal van registers. Verward en verwarrend. Ik
weet niet eens of ik 'm echt goed vind. Regisseur Kechiche stoot als het
ware dóór de 'male gaze' heen om bij de pijn der liefde uit te komen.
Hij begint nochtans wel 'gewoon' met Salonkunst. Adèle is een
beeldschoon poppetje. Bunny voortanden, opgekrulde volle lippen en héél
grote ogen. Alleen al naar het wit daarvan kan ik wel drie uur kijken.
Het vriendinnengroepje op de Entre Les Murs-school wordt ondertussen een
beetje ongeduldig. De lelijkere meisjes vinden dat Adèle 'het' maar eens
moet doen. In deze puber-fase heeft de film de broeierig-sensuele sfeer
van Lila Dit Ca. Eerste Liefde, maar niet heus, want Adèle voelt niets
bij d'r 'mec'. Dat gebeurt pas als een klasgenote een kusje steelt. Voor
mij de meest romantische scene van de film, maar dat opmerken heeft
iets ironisch. De neppe kus doet slechts het kwartje bij Adèle vallen.
De Ontdekking van de Liefde breekt aan. Lea Seydoux heeft met
blauwgeverde haren iets van een verlepte Belgische artrocker. Rauw in
schoonheid. De kernwoorden voor de tweede helft. De seks is absurd
acrobatisch voor een eerste keer, maar tegelijkertijd terecht veel
explicieter dan we in zo'n film verwachten. Met elke hap in een lichaam
wordt de film fysieker. Met elke hap spaghetti – er wordt mínstens
zoveel gegeten als geneukt – wordt de film pittiger, en met elke
weggelikte traan prikt de ellende zilter. Adèle verandert van een
meisje in een sexbeest en en vervolgens in een Truffaut-waardige
verlaten heldin. De film en de kijker raken besef van tijd volledig
kwijt - hoeveel jaren zijn er eigenlijk voorbij!? - hier geen coming
out clichés, alleen naakte waarheid. Eerst Twee Vrouwen. Dan Eén.
Labels:
Abdel Kechiche,
films uit de jaren '10
woensdag 23 juli 2014
Puzzle of a Downfall Child
De
cliënt in de geestelijke gezondheidszorg ratelt het liefst als kip
zonder kop over diens stokpaardjes. Ik denk dat wat de cliënt van 'de
psy' vraagt (of wil weten) méér zegt. Zo eist Faye Dunaway hier van haar
gesprekspartner dat hij de bril na toiletbezoek rechtop zet. 'Heeft je
vrouw je dat soms geleerd?' Obsessief jaloers met bindingsangst. De
kerel neemt hun gesprek op, maar later blijkt hij 'gewoon' een vriend.
Het personage van Dunaway spendeert gedurende de film niettemin meer dan
genoeg tijd met echte psychiaters... Puzzle of a Downfall Child is een
hippe Amerikaanse verwerking van nouvelle Europese invloeden. De
Antonioni-arthouse structuur gooit de puzzelstukjes bewust in de war,
zodanig zelfs dat we eerder op Resnais-terrein belanden. Toch heeft het
eindresultaat niets van het niveau van die grote twee. Dit is meer een
Schlesinger-film. Ik verwachtte elk moment de entree van Julie Christie.
Heel diep gaan we niet, daarvoor is het allemaal net even te
gestileerd. Diezelfde stilering past echter wel bij de modewereld waarin
het verhaal speelt. Een lang shot van het model Faye Dunaway bloedrood
gestifte lippen is Freudiaans én Warholiaans is een hoogtepuntje. Gozers
met perfecte kapseltjes zijn er in overvloed, totdat Dunaway ze in de
war schopt dan! Ze grapt zelf over de baardige seventies-looks. 'Jullie
lijken allemaal op Jezus, hoe moeten we de echte nou herkennen!?' I
guess the Lord lives in NYC...
Labels:
films uit de jaren '70,
Jerry Schatzberg
Angela
Volwassenen
die kinderspelletjes spelen, best leuk hoor, maar bloedserieuze
kinderspelletjes zijn pas echt volwassen. Rebecca Miller is ook in haar
debuut al bijzonder goed met (jonge) vrouwen in fucked up families.
Angela's moeder... Niet te geloven. 'You're something wild', zegt een
verlekkerde barfly tegen de Marilyn Monroe-look-a-like. Haar antwoord:
'Well usually I'm housebound, it's just that I have a good week'. Geen
woord van gelogen. Ook innerlijk is ze net Marilyn. Volslagen manisch.
De combinatie met lievige pa schrijnt indringend. We kunnen er alleen
van een afstandje naar kijken. Net als Angela en haar zusje. Angela is
een jaar of tien en ze begint allerlei zaken in de smiezen te krijgen.
De toestand van ma, religie, seks. Een kruitvat van gevaar gefilterd
door een magisch denkend meisjesbrein. Ze dwingt haar zusje tot een
eindeloze reeks fysieke rituelen om de gezinsellende te bezweren. En als
dat niet helpt gaan de twee op stap. De wandeltocht bevat tal van mooie
ontmoetingen. De meest wonderlijke is wel die met de dorps-pedo. De
superreligieuze Angela ziet een goede engel in de man! Kinderlogica
huppelt mét de hak op de tak. Maar ondertussen wordt de boom almaar
wankeler en vliegen de splinters in het rond. Prachtfilm voor fans van
Lynne Ramsay. Er is maar één minpuntje: de film had net zo goed Angela
& The Boom Mics kunnen heten, want hemeltjelief, soms lijkt het wel
een making of!
Labels:
films uit de jaren '90,
Rebecca Miller
Play
Hubert Bals is echt de postume koning van de
wereldcinema, soms lijkt werkelijk elke Zuid-Amerikaanse arthouse film
uit zijn fonds gefinancierd. Alicia Scherson's debuut is fris en
vermakelijk, voor wie ten minste geen al te grote hekel aan Miranda July
heeft. Denk aan volwassenen die 'poep praten', en een hele hoop
kinderlijke naïviteit. Een Liv Tyler-achtige nana zorgt voor een oude
Hongaar, net de stervende Chavez. Buiten is het leven van de
verpleegster een vrolijk spelletje. Street Fighter II op straat! Een tas
functioneert als De Jurk van Van Warmerdam, en al doende wordt het
eenzame dienstmeisje zo met een excentrieke familie verbonden. Op een
afstandje dan, want ze stalkt net zo fanatiek als die kerel uit Gigante.
Het sippende object van interesse is verlaten door zijn geliefde vrouw.
In het café somt hij haar kwaliteiten op: 'ze verslaat me met pingpong
en schaken, en vertelt goede grappen.' Vrouwlief beleeft een tweede
jeugd, terwijl de verlaten echtgenoot als Momma's Man op zijn
slaapkamertje gaat zitten. Smoeder heeft geen tijd voor een knuffel,
want te druk met d'r bronstige alfamannetje. Het ijs breekt (of 'de
boter smelt') pas als ze aan het ontbijt een discussie opzetten over
adjectieven en werkwoorden. Leuke, milde grapjes dus. Van mij had zelfs
het 'happy end' gemogen. A man needs a maid.
Labels:
Alicia Scherson,
films uit de jaren '00
My Dream Is Yours
De
gunfactor speelt een belangrijke rol in musicals. Het anoniempje mág
een ster worden. Als er nu iemand die gun-factor ontbeert is het Doris
Day. De akelig perfect blondine is van nature echt too big to fail.
Daarom vind ik 'r pas leuk in de meer ironische bubblegum-films, als ze
allang gearriveerd is. Pillow Talk is het beste voorbeeld. My Dream Is
Yours komt nog uit de vroege fase van haar carrière. Het drama wordt
hier opzichtig uit de weggegaan, zo mag echt niemand zich afgewezen
voelen. Doris Day speelt een heuse mama met ambities. Wat er in
hemelsnaam met d'r echtgenoot is gebeurd horen we achteloos en laat in
de film, en niet eens van Day zelf. Ze is dan allang ingepalmd door een
manager (en wannabe love interest) Jack Carson. Een vrolijke goedzak die
ergens nog een aardige imitatie van de huisvrouw in de keuken geeft.
Voor Doris verkoopt hij zelfs het bont van zijn collega. 'This is the
chance of a lifetime!' 'This is the mink of my lifetime!' Memorabel is
de manier waarop hij Doris Day ontdekt, dankzij een Spotify avant la
lettre. Een jukebox met een inbelverbinding! Ook een soort partyline...
Doris zet de plaatjes op, en zingt stiekem mee. Nog net even maffer is
een plotse tekenfilmsequentie, om het kindacteurtje nog wat te doen te
geven. Wie Carson en Day ooit in paashaaspakken wil zien dansen...
Labels:
films uit de jaren '40,
Michael Curtiz
dinsdag 22 juli 2014
Neighboring Sounds
Een
film die een hele samenleving op de snijplank legt; zó op het snijvlak
van arm en rijk, vroeger en nu, wantrouwen en 'buurt empowerment'.
Brazilië is een land in transitie. De kille urbane burgermaatschappij
komt eraan, maar de oude familiebanden knellen óók. Middenin deze
bewegende wereld liggen wat appartementen van een familie. Geld gemaakt
in de suiker, nu huisjesmelkers uit de middenklasse. Neighboring Sounds
laat hún buurt in Recife zien. Vele microhistories worden zo samen één
macro-historie. En het verbluffende is, we zien de randjes van het
mozaïek niet meer. Ronde personages in korte flitsen neerzetten, dat
moet je kunnen. De depressieve moeder springt er voor mij uit. (Iemand
anders ís al gesprongen...) Wiet noch wasmachine helpen haar tegen de
grote leegte. Fysieker drama komt de buurt binnen in de vorm van een
groepje 'security guards'. Wat eerst nog een maffioos
protectie-slimmigheidje lijkt wordt een ingenieus steekspel. Neighboring
Sounds spiedt door rear windows en legt haar oor ten luister, bewust
zonder soundtrack. Dat maakt de momenten dat er wel muziek klinkt als
vanzelf significant. Eentje is volstrekt cinemagisch (de film
confronteert zichzelf met haar verbeelding), een ander is intiem. De
moeder ligt uitgeteld op de bank. Het ene kind geeft een voetmassage,
het andere stampt liefdevol op haar rug. Het is duidelijk aan de
kinderen... De volwassenen zijn verweesd.
Human Highway
What's on?
Your mind!?' Neil Young's mind staat altijd aan. Muziek maken is het
enige wat ie echt kan, maar dat maakt al die andere dingen nou net
zoveel uitdagender. Tijd voor die speelfilm dus. (Je bent popster of je
bent het niet.) Zoals dat gaat bij Neil investeerde hij vooral eigen
centjes, en had hij ook vooral zelf lol. Charme moet je de man nageven.
Zelf acteert hij bijvoorbeeld best oké als dorky automonteur. Al kwam
daar niet heel veel acteren bij kijken, auto's zijn weer een andere
hobby ten slotte. In een World of Oz-achtige droomwereld werkt hij op
een tankstationnetje. Ergens verderop staat een kernreactor te ronken
('go with the glow') en af en toe komen er radioactieve mannetjes langs.
De sfeer is vergelijkbaar met een videoclip van de Beastie Boys. Veel
meliger komen ze niet. 'Who? Who!' Een uil kijkt verschrikt op. De boel
wordt aangevuurd door Booji Boy, Devo's Bart de Graaf-achtige mascotte.
Al snel zijn de ingevingen op en stoot Neil letterlijk en figuurlijk
zijn hoofd. Het laatste half uur kunnen we daardoor definitief op die
Trans-trip. De muziekfilm-oplossing. In het diepst van zijn gedachten is
Neil een indiaan en hij zingt: 'I used to build these buildings/ I used
to walk next to you.' Als hij weer wakker wordt schreeuwt zijn maat 'I
think he's probably got a conclusion!' Een tijdelijke dan, tot het
volgende idee opborrelt.
Labels:
Dean Stockwell,
films uit de jaren '80,
Neil Young
Ida
Zit je een keer in de bios, krijg je een film
in 4:3 formaat voorgeschoteld! Ik vond het geluid ook vrij zachtjes
afgesteld. Gelukkig was de digitale projectie wel haarscherp. Fijn, want
Ida is een film die het van de cinematografie moet hebben, en daar ook
prijzen voor kreeg. Zwart-wit, dat helpt al snel. Veel lampjes in de
duisternis, en anderszins fraai gekaderde shots in het armoedige Polen
van de jaren '60. Inhoudelijk is er hier weinig nieuws onder de zon (of
beter onder sneeuw) voor de arthouse-liefhebber. Het stille religieuze
lijden van Dreyer-gezichtjes. Een Pools nonnetje wordt vóór ze haar
geloftes doet langs een tante gestuurd, die haar meedeelt dat ze joods
is. Heel erg ontdaan lijkt het meisje niet – ze heeft haar innerlijke
rust eigenlijk al gevonden – en dat maakt de dramatische tocht die volgt
eigenlijk tot een non-plot. Hoezeer het 'crossroads'-shot ook anders
suggereert. Het is tante die door het leven wankelt. Zuipend, ooit ook
gelovige, maar dan in het heil van het communisme. Ze poogt het jonge
meisje het lichamelijke leven in te loodsen, dansend op de klanken van
John Coltrane. Het kapje van de non gaat inderdaad af, maar ze houdt
haar kopje er toch bij. Het mooiste shot kan ik niet zonder spoiler
verklappen, al is de slotuitbarsting van geweld een cliché. Een lichaam
wordt een vlek op tafel. Een zonde uitgewist. Noem het een vorm van
transsubstantiatie. Mooi.
Labels:
films uit de jaren '10,
Pawel Pawlikowski
Lost and Delirious
'And
have all those gross guys groping me? I'd rather stay home and do a
maths lesson.' Ik keek 'm speciaal voor die wiskundeles natuurlijk... Of
als voorbereiding op die grote Franse lesbo-film die klaarstaat. Die zal
een stuk beter zijn. Het clichématige Lost and Delirious heeft heus
goede bedoelingen, maar het blijft toch verlekkerd steken bij
hysterische meisjes in kostschoolrokjes. Of in ondergoed. Mischa Barton
is de grootste naam, maar hier nog het kleine meisje dat op een
afstandje moet blijven. Op één gewaagde opmerking na – 'dat was het
moment dat ik iets ging voelen down below' – is ze niet involved. De
focus van het script is er ook te rommelig voor. Zo wordt het nooit:
moederloos meisje ontdekt de liefde dankzij twee lesbische kamergenotes,
maar eerder: lesbische kamergenotes gaan door het lint, omdat zij óók
moederloos zijn. Zo neigt de film naar een zeker conservatisme. Piper
Perabo speelt de duistere ontembare natuurkracht, die zelfs in een
omgeving vol docentes van de andere kant haar plekje niet weet te
vinden. Bij een ander lukt dat wel, en Jessica Pare laat zich
aanvankelijk de aandacht welgevallen. De seksscene is nogal
softpornografisch, terwijl dit toch een film over het vrouwelijk lichaam
had kunnen zijn. Na de breuk doet Perabo bijzonder melodramatische
wijzen pogingen haar geliefde terug te winnen. Maar of een KD Lang-pak
dan zo'n goed idee is? Ani DiFranco en Meshell Ndegeocello zingen mee.
Labels:
films uit de jaren '00,
Léa Pool
maandag 21 juli 2014
Stop Making Sense
Een
uur later stond ik nog te hoppen. En dat terwijl ik de film toch echt
zittend had bekeken. David Byrne is your fitness instructor! Hij rent
een halve marathon, en niet enkel en place. De opbouw van de show is
slim. 'Hi, I've got a tape I want to play.' Byrne begint solo, maar de
moves zijn er dan al. En wat een ogen! Als manga niet al bestond, was
het toen uitgevonden. Liedje na liedje krijgt Byrne steeds meer
gezelschap; ik hoopte even dat ze dat tot in het oneindige vol zouden
gaan houden. Er verschijnen een verlegen wiegende bassiste, een
overenthousiaste percussionist slash hype man, en natuurlijk de
'Talkettes'. Twee synchroon dansende donkere dames, die ook al in 20 Feet From Stardom figureerden. De eentweetjes (of tweedrietjes) tussen
Byrne en het duo zijn hilarisch. Demme deed de regie, en wisselt ook
contrasten af. Veel close-ups zodat we het proces van muziek maken haast
uit het oog verliezen. Puur bewegende lichamen. Nog wat magischer zijn
de shots van heel ver weg. De band op een rijtje. Malle poppetjes in de
ruimte. De band piekt muzikaal gezien ergens in het midden van de set
met Life During Wartime en This Must Be The Place. Van mij hadden wel
wat meer nummers van de Talking Heads mogen tinkelen als die laatste.
Richting einde vond ik het stiekem een tikje eendimensionaal worden.
Maar ach, het dikmaakpak van Byrne maakt 'm toch al tot een comic book
hero. En wij strekken (mentaal) de beentjes. Terecht legendarisch.
Sophie's Choice
Oscar bait pur sang. Pakula
voldoet hier aan alle eisen. Joden in de oorlog, een bijzondere
acteerprestatie (lees: totale transformatie) en een wending die het
mentale vakje aanvinkt. Het moment dat het flauwige hoofdpersonage
Stingo daar eindelijk achter komt is bijzonder leuk. Een minuut lang zag
ik een remake van Wes Anderson voor me. 'We were afraid something
terrible might have befallen you on your way back to the pink
plantation.'' Stingo is in de ban geraakt van Streep (als Poolse!) en
Kline. Beide zetten de powerplay aan. Het eerste uur is zo best een
meevaller, en zelfs een beetje Gatsby. Jonge knaap in de ban van groots
levende mensen. Ergens tussen manie en magie. Er is zelfs een vrolijk
ontsporende seksscene. Maar net als ik denk dat de film over het
verwerken van Oorlog en Lede gaat zónder die te tonen, krijgen we toch
de flashback. Ik vond het maar niks. Belangrijk is dat Streep deze
flashback vertelt nádat ze zich eerst in leugens heeft gewenteld. Dat
benadrukt onbedoeld het melodrama. Wie zegt dat ze het niet wederom
verzint? Zou iets kunnen zijn waar de film slim mee speelt, maar nee.
Sterker, Stingo moet wel de domste wannabe-schrijver uit de
filmgeschiedenis zijn. Wat een waardeloos observator. Alles moet hem
verteld worden, door de meest obscure bijfiguren. Zo eindigt de film met
een weeïg gevoel van tranentrekkerij en pseudo-hoop, terwijl we
eigenlijk een totale ontmaskering hebben gezien.
Labels:
Alan J. Pakula,
films uit de jaren '80
He Ran All the Way
'You
hold me so tight I can hardly breathe.' 'Well, that's the way I dance.'
Verbitterd en tragisch noirtje. Een dik uur opgekropte frustraties bij
alle betrokkenen. Dit zijn Funny Games USA avant la lettre. John
Garfield speelt een totaal mislukte sjacheraar die bij zijn dronken
hosselende moeder woont. De twee kunnen het bepaald niet met elkaar
vinden. De enige vriend van Garfield is een Poetin-schurkje. 'He was
going to do all the thinking for me'. De heist is knudde pur sang, en
Garfield zit met de gebakken peren. Of overrijpe, want een sprintje
later ligt hij in het zwembad, met het ijverige bakkersmeisje
Shelley Winters. Ik had het eerst niet zo door – ben gek op
retro-badpakken ten slotte – maar ze moet een lelijk eendje voorstellen.
Precies in het midden van de film valt het kwartje ineens. Dáárom is de
familie van het meisje zo tolerant als ze een jongen mee naar huis
neemt. Eíndelijk is er iemand! Impotentie is een Freudiaanse subtekst.
'Have you ever shot someone with your gun?' Welke virgin gaat hier 'all
the way'. De opgejaagde en paranoïde tasjesrover heeft het gezinnetje
inmiddels in hun eigen huis gegijzeld. Pa voelt zich behoorlijk in zijn
mannelijkheid aangetast. En Garfield? Die kan het alleen vinden met de
moeder des huizes. Och had hij zélf maar een goede moeder gehad, dan was
dit nooit gebeurd...
Labels:
films uit de jaren '50,
John Berry
The Hobbit: An Unexpected Journey
'So
this is the Hobbit.' Zo'n film waar veel teveel geld en belangen mee
zijn gemoeid. Na het megasucces van The Lord of the Rings kon de prequel
natuurlijk niet kleinschaliger en gewaagder worden aangepakt. En dat
terwijl het goedgemutste (of goedbebaarde) sprookjesboek De Hobbit zich
daar prima voor leent. We zullen nooit weten hoe de film er had
uitgezien als Guillermo del Toro aan boord was gebleven, maar met Peter
Jackson wordt er op veilig gespeeld. En veilig betekent hier recht richting
het brein van Starwars-jongetjes. In het begin ziet de film er zelfs
bevreemdend sci-fi uit. Geen blut und boden maar lelijke techniek.
Niemand mocht zich bekocht voelen. We starten volkomen overbodig opnieuw
met Elijah Wood en Ian Holm, alsof iedereen is vergeten dat The Hobbit
vóór de Ring begint. Zelfs Riefensthaliaanse knokscenes ontbreken in die
eerste minuten niet. De introductie der Reisgenoten is verder een
koddige toestand, in Studio 100 decors. Plopperdeplop! Wel fijn en zeer Tolkieniaans dat er wat liedjes worden gezongen. Uiteindelijk
wordt dit eerste deel van de The Hobbit pas aardig als het slappe
geacteer wordt vervangen door semi-geanimeerde personages. In de hal van
de Bergkoning werkt de boertige goblin-humor zowaar wél. En dan is daar
de entree van Gollem: de jonge dagen van de schizofreen. Toch nog een
half uurtje op het puntje van de stoel. 'Baggins! Thief!'
Labels:
films uit de jaren '10,
Peter Jackson
zondag 20 juli 2014
Belly of an Architect
Het
unieke aan Peter Greenaway is dat hij boekenwijsheid met carnal
knowledge combineert. Lichaam en geest. Weg met het dualisme. Niemand
anders dan hij weet een fictiefilm rond het nooit gebouwde oeuvre van
Etienne Louis Boullée te volbrengen. Een film die tegelijkertijd ook
weer haast misselijkmakend fysiek is. Een Amerikaan komt naar Rome om
een Boullée-tentoonstelling op te zetten. Zijn medewerkers verrassen hem
met een taart in de vorm van de Cenotaph. In een fraai viezig shot
steekt er later nog slechts een verfrommeld 1 ponds-biljet (met Newton)
uit. De bolvorm van de taart is zowel fallisch als buikig. De architect
is Italië neukend binnengekomen – 'What a way to enter Italy!' – maar
krijgt al snel last van vermoedens van overspel. En gruwelijke
maagpijnen. Het geeft Greenaway de kans om in Pasolini-stijl langs door
Rome te sjokken, om er overal verval en jaloersmakende torso's te
signaleren. Waar dat soms wat conceptueel aanvoelt, zijn de brieven die
de architect aan zijn imaginaire held schrijft een rake zet. (En dat
voor een voice-over, een wondertje!) Ze geven de film net dat
taartpuntje melancholie mee, zo tussen het gekots door. Typisch
Greenaway is de grijze hond (van Romulus en Remus) die de troep komt
'opruimen'... Als de architect eindelijk (door een sleutelgat) de
bevestiging van zijn vermoeden krijgt, pakt hij er uitgeput een zetel
bij.
Labels:
films uit de jaren '80,
Peter Greenaway
Les Plages d'Agnès
Agnès Varda is een bijzondere
vrouw, met unieke films op haar naam. Als zo iemand 80 wordt verdient ze
een feestje. Met een speech van de jarige. Aldus geschiedt in deze
cinemoires. Nu is Varda's stijl altijd al heel persoonlijk, waardoor er
een spiegeleffect optreedt. Magrittean mirrors. Varda countert haar
eigen verlegenheid met gebabbel over zichzelf. Verschuilen achter een
camera werkt zo lastig als je innerlijk oog altijd op jezelf gericht is.
Soms verliest ze de ander uit het oog, en dreigen we in narcisme te
belanden. Dan wordt het allemaal net té particulier. We moeten
bijvoorbeeld haar gezinnetje uitgebreid bewonderen. Iedereen lijdt er
ongemakkelijk onder. (Gezin in witte gewaden, buitenstaander Varda in
het zwart.) Elders als ze echt dicht bij de Harde Kern komt vlucht Varda
weg in een associatie. Weg van de worsteling met seks als twintiger,
bijvoorbeeld. Eigenlijk is ze net Frida Vogels. Vinden Varda en Vogels
vaste grond nu in hun werk, of toch in een Grote Man? Jacques Demy
vervult die rol hier. Bijna onbewust wordt de film zo toch weer een
eerbetoon aan hem. Onterecht. Wie is er nou jarig? Bovendien, Varda is
degene met films die iedereen moet zien. Haar autobiografie zit
eigenlijk gewikkeld in die fictie. Dáár is ze open. La Pointe Courte,
Sans Toit Ni Loi, Cléo.
Labels:
Agnès Varda,
films uit de jaren '00
Miami Blues
Het Jersey
Shore-mannetje (Bobby Cannavale) vond ik stiekem best vermakelijk in het
verder toch serieuze Blue Jasmine. De kerel had perfect in Miami Blues
gepast. Hier speelt de jonge Alec Baldwin eenzelfde soort patser.
(Baldwin zat trouwens ook al in Blue Jasmine!) Zo wordt de hamvraag van
Miami Blues eigenlijk of we hier te maken hebben met een film van recent
Woody-niveau, of van Woody in de eighties. Jonathan Demme produceerde
en omdat ook zijn komedies hier niet ver weg zijn geef ik Miami Blues
een klein plusje. Jennifer Jason Leigh doet haar specialiteit – een
hoertje – desperately seeking nou ja... Wat eigenlijk. Een
burgerleventje? In elk geval kan ze haar twee absolute pluspunten tonen.
(Spiegels moeten een fijn object zijn in het leven van Jennifer!) Maar
de rol die déze film maakt is van Fred Ward. Een van de smoezeligste
cops uit de filmgeschiedenis. Net mijn nonchalante, biertjesdrinkende buurman. In
Stray Dog voelt een agent zich vernederd als hij zijn dienstwapen
verliest. Hier verliest Ward zijn wapen, zijn badge, en... zijn tanden.
En Alec Baldwin is natuurlijk de dader. Miami Blues barst van het
cartooneske geweld, en komt ermee weg. De one-liners zijn nog niet eens
zó sterk, maar de koddigheid wordt consequent gortdroog volgehouden. 'I
used to rob people who robbed people.' 'Kind of like Robin Hood?'
'Except I didn't give the money to the poor people.'
Labels:
films uit de jaren '90,
George Armitage
Wild Boys of the Road
Nooit
was Hollywood zo links als in de jaren '30, althans, voordat Hayes met
zijn beruchte 'codex' kwam. Wild Boys schrikt niet terug voor bruut
geweld tegen Vadertje Staat. In een bijzonder verrassende scene komt de
politie een vluchtelingenkamp opvegen. Het gezag wordt zonder
waarschuwing op 'Palestijnse' wijze begroet. Een half uurtje filmtijd
daarvoor is alles nog vredig bij de hoofdpersonages thuis in een
smalltown. Ze kachelen met een oude bak ('Rolls Rough') langs feestjes,
er wordt gezopen, op billen gemept, en op achterbanken gezoend. Maar dan
raakt pa zijn baan kwijt. De auto wordt verkocht. 'Makes a fella feel
kinda funny.' Wat rest is de weg. Steinbeckiaanse taferelen. Als vee
richting het stoffige platteland, en later naar de grote stad. Onderweg
komen de James Cagney-achtige mannetjes – de hele film schreeuwt om zijn
entree – een toffe tomboy tegen. Ze lacht als een snuivend konijntje,
en vecht als een tijger. (Regisseur Wellman smolt ook, en trouwde met
'r...) De tweede helft is na een indringende wending – tevens het moment
dat ik me realiseerde dat ik 'm uit Scorsese's cinema-geschiedenis
kende – wat sentimenteler. Natuurlijk moest de kijker door deze
Depression tale niet volledig depressief de zaal verlaten. Ik zie goede
mogelijkheden voor een remake. De tragische driehoeksverhouding ontbeert
wat romantische sprankels, terwijl de film daar toch zo losjes over was
begonnen.
Labels:
films uit de jaren '30,
William A. Wellman
Abonneren op:
Posts (Atom)