Met
paard en wagen langs het neonverlichte restaurant Rington's rossen,
daar waar buzzers en bliepjes de clientèle begroeten. Typisch Tati.
En dat typisch kun je weglaten. Er is ten slotte maar één type van
deze Van Gaalse man. (Wacht...) Van Tati's drie grote films (noem het gerust een
trilogie) vormt Mon Oncle het middendeel. Ook dat is eigenlijk niet
moeilijk te raden. Na het warme Les Vacances is de alleman hier half
verdwenen achter de technologische snufjes. In Play Time zou die
verdwijntruc gecompleteerd worden. Iets teveel sequenties spelen ook nu al in een Huis van de Toekomst, al is het een werk
in aanbouw. 'Tout communique!'. De fonteinen moeten nog worden
aangezwengeld, en er wil nog wel eens een leidinkje springen. (Heel
even dacht ik dat er olie in de achtertuin zou worden
gevonden.) Waar Tati's hart ligt is al in de intiteling duidelijk. Op
stedelijke wegwijsborden staat het personeel dat aan de film
meewerkte vermeld. De titel verschijnt pas in een 'petit village',
met krijt op een muurtje gekalkt. Het accordeondeuntje neuriet
nostalgisch, en Hulot kuiert van de markt naar huis. Zijn appartementje zou later door Pluk van de Petteflet worden gehuurd.
Het is Tati's Madurodam-wereld vol visuele vondsten. Stop er een
franc in, en de boel begint synchroon en uiterst precieus te bewegen.
Het best te genieten in kleine doses.
zondag 31 augustus 2014
10
10? 42! Niet als antwoord op alles,
maar het begin van alle problemen. De mid-life crisis slaat stevig
toe bij Dudley Moore. De succesvolle songwriter heeft geen rust meer
in de tenen. Tenen waarop de kleine man al jaren heeft moeten staan.
Big girl power-eega Julie Andrews kleineert 'm ook al. Moore
compenseert op herkenbare wijze, met overijverige bemoeienis en
cynische grappen. Zo belandt hij ook in bed nog in een oneindige
taaldiscussie. 'You want to argue or make love?'. 'Define broad.'
Buiten het seventies-decadente Hollywood-mansion zijn er weer andere
verleidingen en afleidingen. Joggende vrouwen! Ze rennen steeds
harder, kleden zich almaar schaarser en lijken steeds minder graag
bekeken te worden. Koekeloeren gaat beter via een telescoop. In dé
running gag van de film bestuderen de buurman en Moore elkaars
activiteiten. Buurman houdt orgies. Moore... Zie boven. Het eerste
uur wordt zo één groot schaterfeest. Moore is de man die Rowan
Atkinson altijd had willen zijn. Even sullig, maar met onbedwingbare
charmes én piano-skills. Wanneer hij eindelijk achter de barpiano
plaatsneemt voor het eerste echte liedje, konden ze mij én de
credits uitrollen. De film heeft echter nog een konijntje beloofd. Bo
Derek. Vluchten in saaie rondborstigheid. Fysieke grappen zijn zo...
lichamelijk. Niet geklaagd verder, buurmans telescoop maakt nog een
cinemagische comeback.
A Taxing Woman's Return
Maakt succes cynisch? Een vervolg op
een Disney-film is een zekerheidje, maar een tweede deel van een
arthouse-komedie? Een sequel om de centjes is dit in elk geval niet
geworden. De toon is totaal anders. Het eerste deel excelleerde in
'sympathy for the devil'. De belastinginspectrice kon het prima
vinden met de manke sjoemelaar. Die laatste is hier helaas nergens
meer te bekennen, net zoals het privé-leven van de taxing woman
afwezig is. Dat maakt haar personage onbelangrijker en platter. In
een grote broek hobbelt ze chaplinesk achter schurken aan. Op haar
entree is het zodoende lang wachten. Het eerste half uur zit vol
yakuza's, die bezig zijn vastgoed 'vrij te maken'. Als de film later
alsnog in de kantoren der bureaucratie belandt worden we even
vrolijk. Er wordt een leip liedje gezongen (Tenten!) en de camera
swingt handheld mee op avontuur. Op inspectie bij een sekte maakt de
'rondleider' een sprongetje van een afstapje. De ambtenaren kopiëren
het gedrieën perfect synchroon. De Scientology-groep houdt
biodanza-seances, en bezit een alarm waar Merzbow trots op zou zijn.
Ook deze geintjes blijven echter intermezzi. Geweld en liefdeloze
seks domineren. Richting slot vallen de afgehakte ledematen alsnog op
hun plaats. Sterven op de trappen als Cagney en Caesar. Een
bevreemdend vervolg maken, da's eigenlijk gewoon erg Japans.
Labels:
films uit de jaren '80,
Jûzô Itami
zaterdag 30 augustus 2014
The Private Life of Henry VIII
'When a hen lays an egg it's not
entirely all her own doing...' De koning en de kippetjes, het blijkt
een puzzel van kip of ei-proporties. 'You know you can't digest it',
zegt een hofdame, als de heerlijk onsmakelijke Charles Laughton weer
eens een flink stuk vlees zit te verorberen. Laughton ziet er in een
dikmaakpak Wellesiaans uit, met een vleugje extra gevaar dankzij een
Kadyrov-baard. Toch is deze Henry stiekem een geschikte kerel, en de
film een gemoedelijke gniffelkomedie. Zo poogt de koning zachtjes
door zijn paleis richting een liaison te trippelen, ware het niet dat
de garde hem overal op luid volume aankondigt! Best gewaagd voor de
tijd – er wordt hardop gepeinsd hoe de koning het in bed gaat doen
– en vooral heel humaan. Tussen de grapjes ruist er bijzonder veel
stilte op de soundtrack. Alexander Korda vindt zo ergens tijdens die
Klokhuis-sketches de mens in zijn zoektocht naar geluk. Wanneer Henry
na tal van tegenslagen dan eindelijk een exemplaar heeft gevonden dat
'm bevalt, is ie bijzonder aandoenlijk gelukkig. Enige minpuntje het
laatste half uur, waarin wat zijsporen worden ingeslagen, die enkel
bedoeld zijn om een jongere en knappere kerel nog wat screentime te
geven... Over sporen gesproken, gedurende de amor in het kippenhok
houdt de haan toch gewoon zijn pootje met sporen omhoog!? (Oude
familiegrappen...)
Labels:
Alexander Korda,
films uit de jaren '30
A Foreign Affair
'My apartment is
only a few ruins away from here.' Berlijn net na de oorlog. Eén grote
ravage. Billy Wilder maakt een verrassende Rosselini-move, en kreeg
toestemming om er een film op te nemen. We arriveren met een Amerikaanse
congres-delegatie per vliegtuig. Al vanuit de lucht is de aanblik op
Berlijn schokkend. Staat er nog iets overeind? Ook op de grond schieten
echte locaties voorbij. De Reichstag, Unter den Linden, de zwarte markt.
Het frappante aan A Foreign Affair dat Wilder in deze setting eigenlijk
een betrekkelijk standaard melodrama ensceneert. Of preciezer;
alles en iedereen beweegt, zingt en zoent volgens de aloude
Hollywood-wetten, maar tegelijkertijd is het cynisme en het fatalisme
onmiskenbaar. Echt een knappe en gewaagde truc van Wilder. 'You blow
your nose in nylon nowadays?, moppert een hoge pief tegen - what's in a name - Captain
Pringle. John Lund gedraagt zich zoals de meeste
Amerikaanse soldaten. Fijn achter de fräuleins aan. Zij zijn allang blij
zijn dat de yanks in elk geval betálen voor de geleverde gunsten. De
geruchten over misstanden hebben ook het moederland bereikt, en dus komt
een zedencomité rondsnuffelen. Jean Arthur trekt de strengste snuitjes,
en valt dus het hardst voor de corrupte captain. Maîtresse Marlene
Dietrich zag dat natuurlijk allang aankomen. 'You're so naive, you
Americans.'
Labels:
Billy Wilder,
films uit de jaren '40
Malcolm X
'We didn't land
on Plymouth Rock, Plymouth Rock landed on us!' In de zomer van Ferguson
bleek deze film voor de zoveelste keer actueel. Het politiegeweld doet
pijn aan de ogen. Malcolm X trok een lijn, en zette een grimmige stap
richting oplossing. De anti-these. Voor we post-post-koloniaal vergevend
gaan doen moeten we zelfrespect kweken. 'This isn't black supremacy,
this is black intelligence.' De man had the gift of gab. In een biopic
van bijna drieënhalf uur is er tijd voor van alles, maar juist het
grootschalige leidt tot oppervlakkigheid. Personages uit Malcolms
omgeving wisselen elkaar inwisselbaar vaak af. Een serene film die enkel
over Malcolms 'hadj' ging, dat was boeiender geweest. Het eerste uur
swingt niettemin op heerlijk ironische wijze. Zo zien 'we' 'ze' graag.
Spike Lee draaft zelf op als Malcolm's kompaan uit diens 'hustle'-fase.
Shaking it like Outkast! Des te grimmiger is de volta. Als domineeszoon
zat religie er natuurlijk altijd in, en Malcolm vond zijn eigen Haile
Selassie. De congressen van de Nation of Islam vormen Indonesische
toestanden, die je na The Act of Killing nauwelijks nog durft te
bekijken. Gelukkig volgt er nóg een reboot. Malcolm de Wijze. Het
slotwoord van niemand minder dan Mandela is een prachtig eerbetoon. Aan
zichzelf én aan een man die van Amerika de kans niet kreeg hun Mandela
te worden.
Labels:
films uit de jaren '90,
Spike Lee
vrijdag 29 augustus 2014
The Tender Trap
Een jaar of twintig na Love Affair zitten de potentiële stelletjes samen op de bank. Televisie te
kijken... Frank Sinatra heeft geeneens een piano in zijn dure
appartement staan. (Het wordt 'm terecht verweten.) De theateragent
besteedt zijn creativiteit liever aan het jongleren met zoveel mogelijk
dames. Dan staat David Wayne voor de deur, op de vlucht voor een
midlife-crisisje. Womanizer Sinatra doet alsof hij raad geeft, maar
ondertussen jinxt zijn beste vriend Franks ganse New Yorkse jetset-leven. (Het is
een wonder dat ze 'r geen ruzie over krijgen.) Ineens ontglippen de
dames de gladjakker, en neemt juist het jongste 'ding' de touwtjes
helemaal in handen. 'Je moet wel precies in het plaatje passen!'. Bazige
bitches. Werken voor die complimentjes, zul je! 'You're even attractive
in an offbeat, beat-up sort of way.' Zo is deze verder vergelijkbare
film prompt een stuk gender-gelijkwaardiger dan de sullige
kantoorklerkfantasie The Seven Year Itch. De pijn van dolende dertigers,
verpakt in een muzikale suikerspinkomedie. 'Where the blazes were you
twelve years ago?'. Celeste Holm heeft de leukste rol als platinablonde
violiste van een zekere leeftijd. Ze was eerder al onvergetelijk als
secretaresse in Road House. Daar werden grapjes gemaakt over haar
overgewicht. Toen was er niks van te zien, nu heeft ze een onderkin.
Hollywood knooooows.
Labels:
Charles Walters,
films uit de jaren '50
Love Affair
Het
begint me op te vallen hoe vaak er gemusiceerd wordt in die oude
'TCM'-films. Er staat altijd wel ergens een piano waar wat op gepingeld
wordt. (Heden ten dage staren mensen gewoon naar hun smartphone als ze even niet weten
wat te zeggen; sigaretten kun je ook al niet meer aanbieden.) Het eerste
liedje in Leo McCarey's Love Affair is fijn onfunctioneel. McCarey
maakte in zijn carrière vele komedies (onder andere met de Marx
Brothers) maar zijn eigen stempel lijkt toch om oude mensen te vragen.
De Ozu van het studio-systeem, zou je kunnen overdrijven. Fijn dus, dat
het koppeltje dat hier een liefdesaffaire beleeft grootmoeder bezoekt.
'Vertel me wat over haar', vraagt Irene Dunne. En Charles Boyer
definieert zijn oma door het over opa te hebben. Binnen wordt dit goed
gemaakt. Met dat liedje aan de piano, die rust en een opmerkelijk vrome
warmte. Na deze tussenstop (tijdens een bootreis) begint het duo
obstakels op te werpen. Alleen in romcoms testen mensen hun relatie met
'afspraakjes over zes maanden'. Gescheiden van elkaar mag Dunne op
professionelere wijze nog een liedje zingen, en dolverliefd door het
leven dwalen. Met zwoele blik opent ze in haar slaapkamer een
kledingkast. In de spiegel verschijnt stoer en fallisch de plek van het
afspraakje: De Empire State Building. Toch nog een mal gebbetje.
Labels:
films uit de jaren '30,
Leo McCarey
How Green Was My Valley
Zingen
voor de koningin, emigreren naar Amerika, een vakbond oprichten, het
zijn zomaar drie spectaculaire gebeurtenissen waar in deze film op
gehint wordt, en waar we vervolgens nooit meer iets van horen. Er is
niks mis met een episodisch script, maar je zult toch ergens één van je
voorzetjes in moeten koppen. Anders krijgt de kijker last van het
cinefiele equivalent van blauwe ballen. John Ford zal wel weer bedwelmd
zijn geweest door zijn eigen Zion: de Britse eilanden. Het Welshe
paradijs wordt in deze film bedreigt door de opkomst van de
mijnindustrie. Het zijn de taferelen uit Emile Zola's Germinal. Opstand
tegen de bovenbazen, gruwelijke ongelukken en gehate stakingsbrekers.
Maar de arbeidersfamilie Morgan woont dermate groot en is dermate
gelukkig dat zelfs het verlies van zonen de idylle nauwelijks kan
verstoren. (Hooguit krijgt het verhaal dan een groot
zigeunertraan-gehalte.) De flitsen uit het leven worden bijeengehouden
door een nostalgische voice-over, én een schattige hoofdrol. De jongere
versie van de verteller is een guitig kereltje, die als Bambi door de
velden dartelt. (Ook hij moet ergens nog 'even' opnieuw leren lopen...)
Zijn teksten leren was weinig problematisch: 'yes, sir!' komt wel
honderd keer langs. De fraaie Welshe namen vormden wellicht een groter
probleem. Ionto, Iystyn, Angharad!
Labels:
films uit de jaren '40,
John Ford
donderdag 28 augustus 2014
Les Liaisons Dangereuses
'Je
vous aime bien'. 'Het is dat dekselse 'bien' dat me de das omdoet'. De
Fransen hadden in 1789 al hun Vijftig Tinten Grijs. (En in 1959 al hun
De Overgave.) Stomvervelende, uitgebluste seksspelletjes van harteloze
mensen. Het zal door Laclos satirisch bedoeld zijn, maar in deze moderne
update van Vadim is het allemaal even stijlloos kil als ongrappig. Dat
komt ook door Vadims volslagen abjecte smaak in vrouwen, zoals al eerder
in Dieu Créa la Femme was te constateren. Allemaal diklippige
botox-poppetjes. Enkel Jeanne Moreau heeft scherpte en karakter. En zij
speelt dan ook de queen bitch. De heks met de touwtjes in handen. Zoiets
ergert me dan als brave internetmoraalridder ook weer he. Vrouwen die
vrouwen haten. Diplomaat Gerard Philippe laat zich geweldig over het
schaakstuk des levens schuiven. Een nichtje verkrachten op Jeanne's
verzoek, geen probleem. Zijzelf zet de puntjes wel even op de i. ('Vond
je het echt niet fijn?') Zij stamelt een inconvenient truth: 'ik wilde
het de eerste keer met mijn vriendje doen, maar hij heeft teveel respect
voor me, oh wat is het leven toch gecompliceerd.' Meer van zulk soort vinnigheid
had de film tot een The Opposite of Sex kunnen maken. Maar Vadim is een
simpele ziel, en in de fifties kon je met een halve bil een stuk
makkelijker scoren. De mensen een boontje, Vadim zijn loontje.
Labels:
films uit de jaren '50,
Roger Vadim
Sherman's March
Onmogelijke projecten, die hebben
mijn hart. Zeker als ze ook nog door en door subjectivistisch zijn. In
het egodocument Sherman's March vertrekt een baardige regisseur naar
South Carolina, om daar een docu over generaal Sherman te schieten.
Althans, dat is het excuus dat hij heeft bedacht. In werkelijkheid is
hij op de loop voor een depressie na een zoveelste mislukte relatie. En
het zuiden vormt zijn thuis, daar waar alle eerdere vrouwen van zijn
leven zich verzamelen. First stop: zusje. Geweldig mens, vunzig, recht
voor de raap. Onze regisseur krijgt van haar welkome lesjes in
consequent inconsequente vrouwen-logica. Zus blijkt al genoeg
kronkeltjes te bevatten voor een hele maffe documentaire, zo ergens
tussen Grey Gardens, Catfish of het fictieve – maar wat is fictie! –
David Holzman's Diary. Eén Lynchiaanse wannabe-filmster later en Sherman
is al bijna vergeten. De camera blijkt als perfect voorzetje voor een
praatje te fungeren, en wordt daarmee een moderne variant op Steinbecks
hond Charlie. De dames zetten hier hun beste afgetrainde beentje(s) voor
hoor. De aanstellerig zelfgeobsedeerde, maar ook fijn flirtende
regisseur bezoekt scharrel na scharrel en de vonken blijven dwarrelen.
Op een verlaten eiland met een naaktzonnende taalwetenchapster
bijvoorbeeld. 'For a while I thought all that mattered in life was
linguistics and sex'. 157 minuten Broken Flowers, de home video versie.
Labels:
films uit de jaren '80,
Ross McElwee
A Hard Day's Night
Wie
van de vier zou nou de meeste van al die gillende meisjes hebben
'gehad'? Ik gok vilein op de twee Beatles die inmiddels overleden zijn. Een
geluk bij een ongeluk, anders zouden ze wellicht nog opgepakt worden in
het huidige Engeland, zo samen met Cliff Richard. (Die ik hier in een
cameo meende te spotten, als trendwatcher... Maar dat was wishful
thinking natuurlijk!) De Vier mogen dan hetzelfde kapsel hebben, je
houdt ze toch verdraaid snel uit elkaar. Lennon is het irritante haantje
en de blaaskaak. Paul McCartney heeft iets koninklijk pafferigs. (Dit
was duidelijk nog niet de tijd van de sixpacks.) George en Ringo zijn
het meest sympathiek, zoals het een ritme-sectie betaamt. George heeft
een bevreemdend sensuele spiegel-scheer-scene. De Cruijffiaans rattige
Ringo is de outsider. 'You've got an inferiority complex!' 'That's why
I'm the drummer'. Net als in Yellow Submarine beleeft hij een fijn
melancholisch alleen op de wereld dwaal-momentje. Het is de enige
rustige scene in een film vol gegil. Beatlemania. Zelfs Elvis verbleekt
daarbij. Ik zou wel een half uur naar die uitzinnige meisjes kunnen
kijken... De sfeer in de tv-studio heeft ondertussen iets Frans nouvelle
vaags. Daar wordt de popcornfilm nog bijna arty. Minder geslaagd zijn de
pogingen tot komedie. Was Paul's Grandfather maar dead geweest!
Labels:
films uit de jaren '60,
Richard Lester
woensdag 27 augustus 2014
Henry V
'Self-love, my liege, is
not so vile a sin as self-neglecting.' Regisseur Kenneth “Vieze Freddy”
Branagh heeft het. Moet ook. Ambitie begint met een
Shakespeare-verfilming, waarin je zelf de hoofdrol speelt. Orson Welles
ging 'm niet voor niets voor. Toch is deze Shakespeare anders. Met
zijn mysterieuze genie-status heeft de Bard haast automatisch het imago
van outsider-auteur gekregen. Maar als ik dit zie... Een nationalistische
bejubeling van Engeland en de troon. Best agressief ook. 'Now set the
teeth and stretch the nostril wide'. En dan schijnt Brannaghs versie op
dat vlak nog aanzienlijk te zijn afgezwakt, vergeleken bijvoorbeeld met
die van Laurence Olivier. Niettemin zijn er geen slangentongen die de
titelheld in het verderf storten. Henry V's oorlog met de Fransen pakt
'goed' uit. Voor de Britten en hemzelf dan. De doden worden geteld en
vergeten. Hét kippenvel-moment is ook doodleuk de Goebbeliaanse totale
oorlog-speech van Henry. Het ochtendgloren en de slag breken aan, en te
midden van klodders spuug vuurt de koning zijn mannen aan. Zeer
meeslepend. De nachtelijke scene daarvóór, met de koning contemplatief
dwalend, mag er ook al zijn. Al blijven alle andere personages
kartonnetjes. De Fransen dragen trouwens nog wel Japans-fatalistisch
bij: 'Let life be short! Else shame will be too long!'
Labels:
films uit de jaren '80,
Kenneth Branagh
Il Generale Della Rovere
Deze Rossellini-film
werd ontwikkeld in de donkere kamer van Damokles. In de grijstinten van
de Tweede Wereldoorlog. Rossellini schoot de film pas eind jaren '50,
dus de korzelige straatratten-realiteit van zijn trits beroemdste films
is niet zo makkelijk meer op te roepen. Dus voegt hij maar wat
journaalbeelden toe, en heel soms plaatst hij zijn personages soms
gewoon vóór stokoude opnamen, een beetje zoals ze in het oude Hollywood
autoscenes verbeelden. Door deze stilering krijgt de film iets
klassieks, met dank ook aan Vittorio de Sica in de hoofdrol. De
zwendelaar leurt met neppe juwelen, bezoekt winkeltjes en bordelen en
kan het prima vinden met de nazi's in Genoa. Er zijn genoeg families die
een teken van leven willen hebben van gearresteerde verwanten. En onze
'kolonel' (Parker!) laat zich daar rijkelijk voor belonen. Het is ook
voor de grote wending al een prachtgegeven. Een foute man die zó slim
van de omstandigheden gebruik maakt dat hij nog bijna goed dreigt te
worden. In elk geval zichzelf overtuigd. Maar dan wordt er een 'echte'
verzetsheld gedood. En de Duitsers hebben wel een ideetje. Als de
geposeerde kolonel nu eens een generaal wordt. Twee druppels water
smelten samen. Het eigenbelang verdwijnt achter de rol. En het zwaard...
Dat zou toch wel een keer gaan vallen. WF Hermans als Italiaans
neorealisme.
Labels:
films uit de jaren '50,
Roberto Rossellini
Camille
Die melodramas van
Cukor zijn soms toch echt een soort Bouquet-reeks-verhaaltjes. La Dame
aux Camélias mag dan één van de beroemdste werken van Dumas zijn - en
naar men zegt dé vrouwentragedie bij uitstek - uiteindelijk is het toch
gewoon zakdoekje leggen. Wel stijlvolle kanten zakdoekjes, natuurlijk,
Cukor is een chique kerel ten slotte. Het bloemenmeisje (dat helemaal geen Camille heet) heeft haar plekje gevonden in de Parijse 'jet' set.
Dansfeestje na dansfeestje, en naar elkaar koekeloeren vanaf theaterbalkons.
Ooit was de kokette cocotte arm, nu moet ze kiezen tussen een baron en (zoals zo vaak) een James Stewart look-a-like. Robert Taylor is een
beetje te bleekjes en bleu voor de rol, maar dat past dan weer wel bij
de naderende tragedie. Greta Garbo hoest... in die zakdoekjes. In wezen
was het onlangs bekeken Three Comrades dus een variatie. Twee mannen plus
één eindigende dappere vrouw. Dan verkies ik de Duitse revolutie als
backdrop, anytime. Camille wordt figuurlijk verticaal gehouden door Garbo. Geen
overdreven toestanden, gewoon die blik en dat doorzichtige gezicht. De
vrouw van glas. Porselein fijn. Ze barst nog net niet uit in 'my heart
will go on', maar eigenlijk lijkt ze wel een beetje op Céline Dion!
Labels:
films uit de jaren '30,
George Cukor
dinsdag 26 augustus 2014
Life with Father
Het
aangenaam gemoedelijke Life with Father is een soort Mary Poppins
zonder Mary Poppins. Geldmannetje William Powell denk de zaken aardig
onder controle te hebben. Een gezin run je net als een bedrijf. Je buigt
je dus vooral over de boeken, en met het lagere personeel (of dat nou
je vrouw of je dienstmeid is) communiceer je luid en duidelijk, in
eenrichtingsverkeer. Powell – ik had 'm nog nooit in kleur gezien geloof
ik – is geknipt voor dit soort rollen. One-liner na one-liner rolt
blasfemisch soepeltjes over de lippen. Het zou overdreven zijn de film als
'gewaagd' te kwalificeren, maar je zou de bankier toch bijna een atheïst gaan
noemen. Zijn vrouw Irene Dunne kan de spot met God nog wel hebben, maar
de plaatselijke geestelijke zou toch echt te vriend moeten worden
gehouden... Van het kwartet zoontjes is de James Stewart look-a-like
(wat is die man toch vaak gekopieerd) het leukst. Tot over zijn oren
verliefd op... Elizabeth Taylor! Piepjong, maar ook dan al volledig
thuis in haar eigen trademark personage 'Oh a Yale man!' roept ze
opgewonden. Later gaat ze zomaar bij 'm op schoot zitten. 'You don't I'm
being too forward?' De lessen van vader blijken op vrouwpersonen toch
niet helemaal te werken. En vader zelf? Die wordt natuurlijk tóch nog
ingepalmd, voor Onze Lieve Vader moet uiteindelijk iedereen buigen. Dat
(dan!) nog wel.
Labels:
films uit de jaren '40,
Michael Curtiz
Broadcast News
'I
can't believe I just risked my life for a network that tests my face
with focus groups!' Perikelen op en rond de journaalredactie. Voor een
Hollywood-film is het toch lastig om daar vilein over te doen. Daarmee
zou men zichzelf in de staart bijten natuurlijk. Thuis in die fijne
micro-wereld waarin de camera regeert. De studiovloer glimt, de mensen
idem dito, al is het soms van het angstzweet. Albert “panterborsthaar” Brooks
overkomt het. De Gerri Eijkhoff-achtige oorlogsreporter mag eindelijk
een keer 'anchoren'. De langverwachte kans op money en fame. En Brooks
zóu het moeten kunnen. 'I can sing while I read'. Nee dus. Dan doet de
natuurlijke gladjakker William Hurt het beter. Hij komt over van een
sportzender, weet niks van de Werkelijke Wereld, maar functioneert
uitstekend in deze quarantaine. De film durft als gezegd niet echt cynisch te worden. Het verhaal 'vlucht' dan maar in
Hollywood-lijnen. Liefde, en de onvermijdelijke driehoeksverhouding.
Schmuck Brooks en ster Hurt strijden om Holly Hunter. Tien jaar later
zou die rol door Jennifer Jason Leigh zijn gespeeld, maar ook Hunter
stuitert onweerstaanbaar fijn in het rond, als de overijverige producer
met controledrang. (Ook taxichauffeurs moeten eraan geloven.) Dé scene
van de film het live-debuut van Hurt. Hunter fluistert over het oortje
aanwijzingen. Technologische intimiteiten. De magie van het maken.
Labels:
films uit de jaren '80,
James L. Brooks
Lost Horizon
De Oval-fase is aangebroken, denk
ik. Hoe kapotter hoe leuker. Lost Horizon is – ideaal met zo'n titel –
een verdwenen film, die enkel in een onvolledige kopie bewaard is
gebleven. De soundtrack is wel compleet, waardoor de restaurateurs zich
genoodzaakt zagen sommige scenes met setfoto's te verbeelden. Ik
verheugde me vooraf al op, en inderdaad, het is nog tof en magisch ook!
Capra's verfilming is buiten dit onbedoeld modernistische geintje verder
vrij saai. Erg 'boekig'. Veel babbelende mensen, weinig actie. Een
groepje reizigers “strandt' in een Utopia. Het staatje is een soort
Qatar, gesticht door een blanke fundamentalist. De kleurlingen halen de
natuurlijke hulpbronnen uit de grond, terwijl een kleine elite zich in
eeuwige jeugdigheid wentelt. Het feit dat de boel met goud wordt
gefinancierd maakt het toch een stuk minder utopisch dan je zou willen.
Minder zelfvoorzienend. Het landje kan dus wel wat linksige politiek
gebruiken, maar de politicus onder de gestranden laat zich bedwelmen
door de heilstaat. De andere reizigers zijn achterdochtiger, maar
krijgen weinig tijd om personages te worden. De politicus moet immers
aan de vrouw, en beleeft een fijn Walkabout-momentje. De ultieme
utopische fantasie is toch gewoon naakt rondzwemmen... Het boek was vast
wat stelliger; moeten we nu voor of tegen pacifisme zijn, Capra?
Labels:
films uit de jaren '30,
Frank Capra
maandag 25 augustus 2014
A Hatful of Rain
'Maar
ik gebruik géén heroïne!' Hét excuus van de 'junkie'. Blijft een naar woord. A
Hatful of Rain is er zélf erg van onder de indruk. Elke keer als het
woord valt, valt er een oorverdovende stilte. Er wordt in deze film van
Zinneman (immer de sociaalbewuste director) dus wel een taboetje of twee
doorbroken, maar dat gebeurt dan wel heel voorzichtig. Zo is de
'junkie' niet verslaafd geraakt uit genoegen, maar nadat hij gewond uit
de oorlog terugkwam. Zo lijkt het stiekem meer een medisch dan een
mentaal probleem. Spijtiger is dat de man in dit melodrama omringd wordt
door personages met wie óók wat is. Vrouw is zwanger, ongelukkig,
verliefd op de broer van het hoofdpersonage, en ondertussen een kei in
het kop in het zand steken. Diezelfde broer heeft een vadercomplexje,
géén opleiding en zit aan de drank. Op zijn werk zitten bovendien wel
heel veel dames alleen aan de bar een drankje te drinken... (Nog zo'n
taboe waar de film gewiekst langs flaneert.) In deze setup is de
ééndimensionale pa degene die het vuurtje oppookt. Zijn schimmige entree
– en het ganse eerste kwart – zijn het meest geslaagd. Een stad vol
regen, doorwaakte nachten vol lange schaduwen, en een portie dealertjes
die de handjes al beginnen te laten wapperen. Als hét woord eenmaal is
gevallen merk je het echter al, de rijen gaan gesloten worden. Voor de pijn van het moeten
loslaten was de tijd nog niet rijp.
Labels:
films uit de jaren '50,
Fred Zinnemann
The Long Voyage Home
Het
is een fraai constrast. De dames op het strand, in staat van
ontkleding, sensueel tegen de bomen aanschurend, en de loerende
mannetjes op de boot. Odysseus en de Sirenen. De lokroep van de natives.
Maar de bootsjongens zijn al verloren en hoeven zichzelf niet meer vast
te binden. Vastgerot in hun 'starvation tub'. Een terugkeer naar het
'normale leven' is uitgesloten. Het is deze weemoedige lijn die de verder nogal olijke en sentimentele film op koers houdt. John Ford onder
de Ieren, het is altijd iets teveel schuddebuiken. Als een soort
overcompensatie. Zie mijn Ierse inborst eens! De zeelui (met snorren en
petten) rennen druk rond als Plop-kabouters. Hun accenten zijn helemaal
een giller. Kees van Kooten als Turks typetje is er niets bij. 'Buy the
Djevil!'. Op de boot klopt dit 'I talks the King's English' met
bijzonder veel scheepstermen nog wel. (Ooit gehoord van een fo'c'sle'?)
Maar aan land – er moet toch een haven aan worden gedaan – belanden we
in Marx Brothers-slapstick zonder one-liners. Gelukkig is er dan nog
John Wayne. Onopvallend en 'straight'. Hij is de enige zeeman die nog
weg kan. De anderen weten het, maar raken afgeleid door geneugten van de
oevers. Oude hoeren, slechte drank. 'Best thing to do with memories is
forget them.' En dan wordt het toch nog even spannend.
Labels:
films uit de jaren '40,
John Ford
Enemies: A Love Story
'The stew is finished!' 'So
am I. Financially, physically, spiritually.' Heerlijke joodse humor.
Sarcastisch en vol zelfspot. Hoe moet je ook anders na de Tweede
Wereldoorlog? 'What kind of world is this without Nazis?' Enemies A
Love Story is een zinvolle (en zingevende!) versie van Sophie's Choice.
Kleinschaliger, eerlijker, rauwer. Stomende seks om de naar Auschwitz
stomende treinen te vergeten. Ondertussen bruist de couleur locale
fenomenaal. (Al moet hier meteen worden gemopperd dat de film niet
ontkomt aan een zekere goudbruine nostalgie, met oude hitjes op de
juiste momenten.) Vergeet die opmerking meteen, want het kruispunt
waarop de schmuck Ron Silver zich bevindt, is er indringend genoeg voor.
Drie wijken, drie vrouwen. Drie pleisters voor die oorlogswonden. Zoals
elke man neigt de broodschrijver naar de vrouw waarmee hij de grootste
highs beleeft. Lena Olin is de Gatsby-drama queen. De 'mooiste vrouw van
New York' (aldus een rabbi!) maar – ja ja ja – zoveel weerhaakjes.
Thuis op Coney Island zit 'een peasant', een Pools meisje dat ijverig
Joods probeert te worden. Een knappe, nagenoeg stille rol van Margaret
Sophie Stein. Haar verrassende oerschreeuw richting slot is hét moment
van de film. Enter Anjelica Huston, de wandelende ondode. Zij is die
hele godverdomse oorlog in één persoon verenigd.
Labels:
films uit de jaren '80,
Paul Mazursky
zondag 24 augustus 2014
These Three
Wyler's bewerking
van een gewaagd toneelstuk leent zich goed voor moeilijkdoenerij. Ik
zou best een feministische, marxistische of juridisch-sociologische
interpretatie van de film willen lezen. De feministen zullen 'op zeker'
ontevreden zijn. Waar het oorspronkelijke toneelstuk de lesbische liefde
als thema heeft, moest dat ten tijde van de Hayes Code ingeruild worden
voor overspel. Met een man. Dat betekent een gangbare
driehoeksverhouding waarin twee dames wedijveren om één betrouwbare,
intelligente en stabiele man... De twee dames runnen een dorpsschooltje,
en het is daar dat een verwaand kind begint leugens te verspreiden: de
leraressen doen het met dezelfde man! (In het toneelstuk is de leugen
dus 'met elkaar'.) Dat het kind uit een steenrijk milieu komt zorgt voor
wat klassenstrijd. De leraressen verwijten het haar voogd. 'Jij hebt je
nooit over je hachje hoeven bekommeren.' Sociologisch gezien is de
daaropvolgende rechtszaak interessant. Ook in de thirties dus al. En ook
hier wint het geld. De waarheid valt te kopen. Tussen dit gewauwel door
is These Three een gesmeerd melodrama, zoals aan Wyler wel is
toevertrouwd. Al blijft het spijtig dat de focus duidelijk niet teveel
op de vriendschap van de twee dames mocht liggen. Straks was die leugen
géén leugen...
Labels:
films uit de jaren '30,
William Wyler
Birdy
The Bird People in America... Altijd al een vreemde vogel geweest, die
Nicolas Cage. In Birdy speelt hij de lastige 'straight' rol. Daar zit ie
dan, in een duivenpak, met zijn maat Matthew Modine. En wij moeten
geloven dat Cage dat allemaal prima vindt. Eerst stond ie nog onder de
brug met meisjes te vogelen, nu is hij beste vrinden met de grootste
Asperger van Philly. Double dates gaan helemaal de mist in met de
birdman erbij! De film vergeet hun vriendschap echt gewicht te geven.
Het blijven vaak malle avonturen in lievige vignetten-flasbacks. In het
'nu' van de film heeft Cage meer reden om zich om Modine te bekommeren.
Beiden hebben in Vietnam veel pluimen gelaten. Cage loopt rond als The
Man Without a Past, Modine is het bange vogeltje. Het zwijgen versus het
lijden wordt in de inrichting rap intens. Is Cage zélf misschien ook
gek? Is zijn hele reddingsoperatie inbeelding, gefaciliteerd door de
dokter? (Shutter Island!) Als op zijn gekte in die flashbacks nou 'ns
wat meer was gehint, dan was de spierballen-afronding ook niet nodig.
Vietnam hadden we niet hoeven zien. Maar de bandages gaan gelukkig
nergens af. Modine is er voor de totale ontmaskering van een mens.
Visueel verbluffend verbeeld. Naakt en roze, broedend op dat kamertje.
(En waarom ik me in dit stukje door Cage laat kooien is een
interessante...)
Labels:
Alan Parker,
films uit de jaren '80
Othello
'Men
should be what they seem.' Zoals bij elke Shakespeare-verfilming heb ik
de neiging eerst maar eens op de oude bard te focussen. Ga ik 'm
eindelijk appreciëren? Het wordt godbetert toch eens tijd. Ach... Het
blijft voor mij schipperen tussen slaapverwekkend woordgegoochel en
briljante beledigingen. Het boek was beter. En dat voor een
toneelschrijver. In Welles' Othello viel me vooral op dat de slang
Shakespeare's favoriete bijbelpersonage moet zijn. Wezens met een
gespleten tong die het slechte in anderen aanwakkeren. De gluiperd Iago
wordt hier vertolkt door een Rutger Hauer-menneke. De schurk blijft
ondanks zijn gewiekste praatjes wat op de achtergrond, want een
Welles-film zal altijd een Welles-film zijn. In blackface en met
krulletjes heeft hij wat weg van Wilfred Tsonga. Ondanks zijn
gebruikelijke pompeuze zelf is Welles ook weer verdraaid charmant.
'I have but an hour of love to spend with thee.' De rest van de cast is
puur aangever in deze paranoia-trip. Desdemona wordt puur wit zwijgend
object, tegenover de zwart malende Moor. Het laatste kwartier is het
best. Daar komt ook Welles voorliefde voor Duits expressionisme om de
hoek piepen. Othello en de camera zien alle hoeken van het scherm. 'Be
not afraid though you do see me weaponed. This is my journey's end.'
Labels:
films uit de jaren '50,
Orson Welles
zaterdag 23 augustus 2014
Atanarjuat
'Als de steen te zwaar is, doe dan
gewoon alsof het een vrouwenkont is.' Spirituele wijsheden van de
Inuits. Een volkje zo rauw als de eindeloze hoeveelheden vlees die ze
naar binnen schuiven. In de cinema-historie komen ze er bekaaid af.
Behalve Nanook from the North kom je ze zelden tegen. (Dit in
tegenstelling tot de indianen.) Juist daarom is het jammer dat ook
Atanarjuat nostalgisch gestemd is. Ik had best iets moderners willen
zien. Maar goed, voor je arthouse-blasé kunt worden moet je de
'song of your people' zingen. Atanarjuat is een volledig eigen
productie, en dat merk je in alles. Compromisloos primitief. Complex
ook, want het kost in dit epos wel een goed uur om in te haken. Er is
iets met een vloek, geruzie om vrouwen. En overspel blijft zo lastig
geheim als je met zijn allen in een tent ligt. Hoofdpersonage is de
immer grijnzende 'fast runner' met metal-mat Atanarjuat. De film's
mooiste momenten beleeft ie al kamperend. Hij heeft een vrouw veroverd
door zijn rivaal in een prachtig ritueel gevecht in de iglo tegen de
grond te meppen. Daarmee is de kous echter nog lang niet af, en wat
later moest de 'hardloper' minutenlang rennen voor zijn leven. Zonder
kousen of enige andere kledij! Brrrr. Die blitse Grace
Jones-zonnebrillen zou ik trouwens als souvenir wel willen kopen!
Labels:
films uit de jaren '00,
Zacharias Kunuk
The Men
Een soldaat
vecht twee oorlogen. Een op het slagveld en een terug thuis. De
intiteling zegt daarmee niets nieuws, maar ik was 'allang' blij dat het
geen échte oorlogsfilm werd. Met die titel. Toch is The Men vrij lang alsnog saai fysiek. We begeven ons in het vagevuur der veteranen. Het
hospitaal waar de 'paraplegics' zónder benen op eigen benen proberen te
staan. Net als Ashby's Coming Home filmde Fred Zinneman op een echte
locatie, maar om nu te zeggen dat de sfeer echt documentair is...
Daarvoor zijn de kerels teveel bodybuilders geworden en is de muziek van
Tiomkin te overdadig. Iemand zet ergens een radio uit en prompt neemt
de soundtrack het over! The Men is in dat ganse eerste uur (vol
work-outs) hooguit interessant in de pesterige kringgesprekken vanuit de
bedden. Jack Webb is leuk als Skate The Great-achtige intellectueel en
Richard Erdman rookt smakelijk sigaren. Maar de historische waarde zit
'm in de aanwezigheid van Marlon Brando. Zijn filmdebuut! De klasse is
meteen te zien. Niet in dat ziekenhuis, maar wél als ie eindelijk is
losgelaten, thuis met verloofde Theresa Wright. Prompt wordt de film
indringend. Brando kon één kunstje, en hij kon dat héél goed.
Opborrelende woede. De tijdbom tikt hier akelig hoorbaar, want zijn
spastische been klettert woedend op de rolstoel. De vernedering van de
ontmande man.
Labels:
films uit de jaren '50,
Fred Zinnemann
The Last Waltz
The
Band. Ik had me er eigenlijk nog nooit in verdiept. Misschien net iets
teveel de muziek van mijn ouders en hun tijd. Te generiek, in mijn
gedachten dan... Scorsese's aandacht krijg je echter niet zomaar, en The
Last Waltz is een stijlvolle concertfilm geworden. Amusant schaamteloos
ook, een soort concert for Bangladesh, maar dan zonder charity. Gewoon
ter ere van het lijden van... The Band. (Het rocksterren-leven zóu
verschrikkelijk zijn, maar de meeste aanwezigen gingen nog jáááren
door.) Blikvanger blijkt Robbie Robertson. De onbekendste superster.
Sharply dressed, chique sjaal, goeie kop. (Ergens tussen Jagger en die
Spaans-Japanse voetballer.) En soleren kan ie , al kijkt Joni
bedenkelijk als hij weer eens begint. (Zij is meer van de teksten
natuurlijk...) Met Mitchell is een van de vele beroemde 'vrinden'
genoemd. Het leukst zijn de gasten die uit de toon vallen. Neil Diamond
staat er wat onwennig bij. Robertson benadrukt aan het slot van het
nummertje dan maar even hoe goed het is. Van Morrison brult vadsig als
een slagerszoon, en glittert pijnlijk oogverblindend. De koning van dit
gebeuren is (natuurlijk) de paradijsvogel met de mafste hoed: Bob Dylan.
Hij heeft overwicht. Waar Robertson eerder door de sympathieke Levon
Helm bij een slot-roffel wordt genegeerd, dwingt Dylan het einde kordaat
af. Hij zet de punten.
Labels:
films uit de jaren '70,
Martin Scorsese
vrijdag 22 augustus 2014
Three Comrades
'Its so easy to fight on the wrong side and hurt everyone. But to fight on the right side
and hurt the few you love...' Three Comrades zou een aardige double
bill vormen met The Mortal Storm. (Ook van Borzage.) Kennelijk riep het Duitse interbellum
in Hollywood een bezwerende kalmte op. O god, laat het geen oorlog
worden. Een soort post and pre-war blues. Three Comrades combineert de
krachten van literaire kanonnen Erich Remarque en F. Scott Fitzgerald,
maar uitgezonderd wat droge grapjes (en een jazz-dansje) denk ik dat de
laatste zich gewoon heeft weggecijferd. Het resultaat is een Best Years
of Our Lives-film over – goh – drie kameraden/veteranen die terug thuis
hun draai maar niet weten te vinden. Ze hokken bij elkaar in een 'repair
shop', terwijl het land almaar meer beschadigd raakt. Misschien wel de
boeiendste periode uit de Duitse geschiedenis... Jammer genoeg is juist
de anoniemste van de drie de politiek revolutionair. De film gaat verder
vooral over Het Meisje. Zoals gewoonlijk. De degelijke James
Stewart-look-a-like van de drie 'mag haar hebben', de andere twee
faciliteren slaafs. Het meisje heeft geen toekomst (net als Duitsland,
zeg maar...) en dus is de film één lang, melancholisch afscheid. Van die
kleine kneipe tot het sanatorium. Soms wat soapy, maar net als in The
Mortal Storm is het slot indringend stil en opmerkelijk depressief.
Labels:
films uit de jaren '30,
Frank Borzage
The Spiral Staircase
Donker-serene
sprookjes-noir van Siodmak. Het begin is meteen cinemagisch. Een meisje
kijkt in de dorpsbioscoop (het lijkt meer een huiskamer) naar een
romantische 'stomme' film. De projector wordt nog handmatig
aangezwengeld, de muziek live op de piano gespeeld. Buiten blijkt
dat het meisje zélf ook niet kan spreken. Zo wordt ze de ouderwetse
heldin in een film waarin elk 'spooky' geluidje de oren doet spitsen. In
het dorpje is het bepaald niet pluis, en de moordenaar heeft het op
meisjes met een handicap voorzien. Moet ze nu wel die twee kilometer
naar huis lopen? Het Roodkapje-motief is overduidelijk. Geritsel in de
bosjes, de grote boze wolf nadert. Thuis ligt zieke grootmoeder in bed.
'Vlug, schuil onder mijn bed!' Thuis is overigens een te huiselijk woord
voor de grote gotische villa waar de rest van de film zich afspeelt.
Een ijverige cast vol Bunueleske figuren (dienstmeisjes, dokters)
bemoeit zich al dan niet goedbedoeld met het meisje. Het
Cluedo-spelletje is niet eens zo spannend. (Wie op het Freudiaanse
Roodkapje-spoor blijft weet dat de schurk een vaderlijk figuur moet
zijn.) De beklemming zit vooral in het zwijgen van het meisje. Wanneer
zal ze haar kindertijd achter zich laten? Niet meer naar zich laten
gluren, maar zichzelf in die surrealistische spiegel des levens aan durven kijken?
Labels:
films uit de jaren '40,
Robert Siodmak
Funny Girl
'People.
People who need people.' Het blijft een kippenvel-nummer. Zelfs met
tweeënhalf uur aan verschrikkelijk matige musical eromheen. Terwijl je met een beetje
sentiment in het verhaal toch helemaal kapot zou kunnen gaan; die tekst
alleen al! Funny Girl kriebelt echter op de verkeerde manieren. Zo
worden er hier weer eens schofferend veel grapjes gemaakt over
Streisands veronderstelde lelijkheid. Alsof de vrouw een carrière heeft
opgebouwd rond gejeremieer over haar neus. In werkelijkheid ziet ze er
beeldig uit, en wie zou ook iets anders verwachten in Hollywood. Als ze
nou lollig deden over haar ón-grappigheid! Dat had hier wel iets gehad.
De musical moest ten slotte over de joodse comédienne Fanny Brice gaan.
Het komedie-aspect beperkt zich 'on stage' tot lief gestuntel op
rolschaatsen en het versjteren van acts. Soort Donald Duck-niveau. Vraag
me sowieso af wat de nabestaanden van Brice ervan vonden. Zij is in
deze biopic volledig achter Barbra's gebruikelijke persona verdwenen.
Omar Sharif mag als love interest opdraven en zingt zelf(s) een liedje
mee. De slick rick heeft op een restaurant-date alvast maar een bed
klaargezet. Dat Barbra in de gangster een prins ziet wordt verder net zo
veronachtzaamd als het jankende resultaat. Een beetje meer Suspicion
was op zijn plaats geweest. 'But first be a person who needs people.'
Labels:
films uit de jaren '60,
William Wyler
donderdag 21 augustus 2014
Chariots of Fire
The
Old Boys of Old England. Jolly good chaps, toch? Chariots of Fire doet
er zo onverbloemd sentimenteel over dat het haast stoer wordt. Leve de
elite! En wat is er nu elitairder dan de Olympische amateur-gedachte. De
ultieme 'fuck you'-houding. Een gouden medaille winnen terwijl je doet
alsof je er je best niet voor hebt gedaan. Net schoolleerlingen die
pochen dat ze goede punten haalden 'zonder ervoor te leren.' Het
gymnasium-sfeertje past daar perfect bij. Een 'semite' is al een flinke
knauw voor dit smetteloze 'He's an Englishman'-conservatisme. En de jood
moet (en wíl) natuurlijk nog een stapje harder lopen. Als de film
volledig op hem had gefocust was het verhaal erg Amerikaans geweest.
Wellicht daarom dat de man zijn screentime moet delen met een vrome
Schot, de Folkert Velten van zijn tijd. Ook een buitenstaander, maar met
supranationale principes. Van een betekenisvolle dialoog tussen de twee
komt het niet. Daarvoor blijft dit teveel buitenkant. Prachtig retro
die Olympische Spelen van 1928. Vilein die Amerikaanse spierbundels –
stelletje doping-profs – maar godzijdank is daar ook Ian Holm. De
buitenstaander der buitenstaanders, hij mag niet eens op het
sportterrein komen. Holm oefent voor zijn latere rol in Esther Kahn, en
samen met Vangelis' synths trekt hij de film net over de streep.
Labels:
films uit de jaren '80,
Hugh Hudson
What Ever Happened To Baby Jane?
Aldrich lanceert
deze film met een drietrapsraket (excusez le mot). We schieten door de
jaren, en pas na twaalf ambitieuze minuten volgt de intiteling. De
eerste twee flitsen barsten al van de potentie, zoals dat gaat bij
flitsen. Een vaudeville-optreden van een verwaand kindsterretje. Je
voelt de Lindsey Lohan-taferelen alweer aankomen. 'Ik heb hier een
brief voor mijn daddy.' Het tweede intro gaat nog sterker over
Hollywood. Aldrich regisseerde eerder het heerlijk cynische
zelfbevlekkingsbloedbad The Big Knife, en de vibe is meteen weer zó.
Twee producers mokken smakelijk op de inmiddels talentloos gebleken
'kindster'. Dan zijn we 'bij' en wordt het allemaal wat saaier en
simpeler. Baby Jane is vooral een geconstrueerde acteerskanonnen-film,
in plaats van een dialogen-ding. Sunset Blvd gone horribly wrong. Bette
Davis en Joan Crawford spelen de gevallen sterren, kibbelend in hun
mansion. Crawford zit in een rolstoel (afgezaagd trauma-alert!) en is
Patti Smith-achtig fragiel. Davis maakt de film. Met een hoop schmink is
ze net een verlepte lerares Duits, of een circus-artiest van Bergman.
Zij mag twee uur lang uit haar plaat gaan. Niet onaardig, maar ik was
wel blij dat Victor Buono nog even de film inrolde. Daddy's girl versus
Momma's man. Dat vonkt meteen een stuk minder steriel.
Labels:
films uit de jaren '60,
Robert Aldrich
Places in the Heart
Terugkijkend
lijkt het onheil altijd in de lucht te hangen, als er iets vreselijk is
gebeurd. Een boek als Death in the Family van Agee gaat daar heel
indringend over. De laatste keer dat iemand weggaat, de laatste keer dat
je een gewoon huishoudelijk taakje doet, zonder je te kunnen realiseren
dat je leven dán al anders is... Want elders... In het mooiste shot uit
Places in the Heart bedekt Sally Field het eten van haar echtgenote
liefdevol met een witte doek. Hij komt wat later thuis... In het Texas
van de jaren '30 is het niet eenvoudig opnieuw te beginnen. 'Huisvrouw
is alles dat ik ooit geweest ben.' Het scenario stuurt een gewaagde oplossing.
Danny “Busta Rhymes” Glover komt aanlopen en mag uiteindelijk blijven.
Er zát een geweldige film in. De dorpsweduwe en 'de neger in de schuur'.
Een slimme kerel, met plannetjes voor een katoenplantage. Die komt er
ook, maar het was Benton (van melodrama's als Kramer vs Kramer)
blijkbaar niet genoeg. Hij drentelt bij overspel 'bij de buren'
(onwaarschijnlijk overbodige zijlijn) en stuurt ook nog een blinde (de
geweldige John Malkovich) naar de weduwe. Want twee halve mannen maken één
hele vervanger! En hoewel de huiselijkheid in losse scenes sprankelt – Field
in bad terwijl de blinde 'toekijkt'! – zijn de script-obstakels veel te
groots. Wie heeft er een tornado of de Ku Klux Klan nodig, als de storm
al van binnen woedt....
Labels:
films uit de jaren '80,
Robert Benton
woensdag 20 augustus 2014
Grand Hotel
In
het najaar maar eens checken of Wes Anderson een referentie in zijn
'Budapest-versie' heeft weten te frommelen. Het zou me niet verbazen.
Grand Hotel zwiert in thirties-stijl door een charmant
ensemble-verhaaltje. De film bestaat volledig uit nostalgische
zelfliefde, maar is in het ensemble-aspect in elk geval compromisloos.
Greta Garbo – voor mijn gevoel dé ster – moet haar screentime delen met
handenvol andere personages. Wel allemaal household names hè, want er
werd hier met geld gesmeten. Iedereen krijgt zijn momentje, inclusief de
jongens van de receptie. Enkel de sneue bell boy uit Don't Bother to Knock ontbreekt, helaas. De oude mannetjes-melancholie komt nu van
Lionel Barrymore, die zijn einde ziet naderen. Hij besluit het eens
breed te laten hangen. Eenmaal de sterretjes uit de ogen gewreven ('er
is warm én koud water in mijn hotelkamer, dag én nacht!') kan het mensen
kijken beginnen. Daar is Garbo, de diva met plankenkoorts. En nóg een
Barrymore (broer John, misschien moet Anderson eens een film over die
familie maken) als een baron met geldproblemen en superheld-aspiraties.
(Zien we het hotel ook nog even van buiten.) Joan Crawford doet
intussen Garbo nog bijna vergeten. Typiste hè...
Labels:
Edmund Goulding,
films uit de jaren '30
The Ruling Class
Deze komedie duurt zo
godsgruwelijk lang dat je bijna zou vergeten dat ie geweldig begint. In
Harold & Maude-stijl. De betere morbiditeiten. Een oude rechter
placht zichzelf 's avonds op te hangen. Wat erotic asphyxiation als
nachtmutsje. (Hij hééft een pracht van een muts op.) Julian Barnes had
het niet cynischer weten te bedenken. Natuurlijk gaat het mis, en kan
het verhaal van de familie Guerney beginnen. Door en door verrotte adel,
maar: 'behavior, which would be considered insanity in a tradesman is
looked on as mild eccentricity in a lord...' Ordet leek me altijd al
geknipt voor een parodie. En zo geschiedt. Peter O'Toole maakt een
fenomenale entree. Make-up, lang haar: een blonde Conchita Wurst in
monnikspij. Hij denkt dat hij God is en dat zullen de verbijsterde
familieleden weten ook. Als zijn gedachten hem teveel worden gaat híj
even aan het kruis hangen... Het hakken op alles profiteert ook nog van
een Aart Staartjes-butler. Maar na een uurtje of anderhalf zijn de toch
al vrij simpele grappen echt wel op, en helpt ook een striptease niet
meer. En we hebben dan nog een dik uur te gaan! De oplossing is simpel.
Elke gek in Frankrijk wil Napoleon zijn. En elke gek in Engeland? 'Zodra
hij zich weer Jack laat noemen is hij op weg naar herstel...'
Labels:
films uit de jaren '70,
Peter Medak
Lili
'I
am the puppets!' Serveersters, stagiaires, verzorgsters, dienstmeisjes,
ik vind ze (niet zo heel stiekem) altijd geweldig. Denk alleen al aan
dat meisje in Der Weisse Band. Het zal de combinatie van naïeve
wegcijfering en verlegenheid zijn. Zodra de spotlights kordaat worden
betreden haak ik af. Van goochelaars-assistentes moet ik niks hebben...
Van zo'n beetje elk van deze rollen is in het ultrakorte Lili wel een
voorbeeld te vinden. Voeg daarbij een goedkope circus-setting en, voila,
dit niemendalletje roerde me plots bijzonder sterk. Leslie Caron speelt
met een sappig accent – de allochtoon kán zich niet verschuilen – een
wees geworden tienermeisje dat bij het circus belandt. De Mireille
Mathieu look-a-like wil 'alles' doen om te blijven. Ze heeft een
kalverliefde opgevat voor de Grote Goochelaar. Het is de typische crush
van het verlegen bloempje. Volslagen onbereikbaar. Het mooie is...
Zonder dat Lili het door heeft is ze zelf ook het object van verlangen
geworden. De 'sombre' poppenspeler is de verstopper bij uitstek. Enkel
communicerend via zijn aandoenlijke alter ego's. Zo wordt de film
gaandeweg haast filosofisch over de rollen die mensen hebben in hun
leven. En welke dingen ze bij welke rol kunnen en mogen spelen. Ik
overdrijf, maar met de soms behoorlijk erotische droomsequenties is dit
een zeer galante tussen 'tafellaken en servet'-Wizard of Oz.
Labels:
Charles Walters,
films uit de jaren '50
dinsdag 19 augustus 2014
Paisan
Het
is de stoffigheid die Rosselini's oorlogsfilms zo prikkelend maakt. Het
gruis van de kapotgeschoten ruïnes, het grind van de platgewalste
paden. Paisan ligt in de lijn van Rossellini's beroemdste film, Roma Citta Aperta. Paisan is één jaar jonger, en trekt het perspectief nog
wat breder. Weg van een enkele stad, weg van een enkel volk, weg van
welk verhaal dan ook. Oorlog is oorlog. Zes segmenten lang dwingt
Rossellini ons langs pijnlijke trivialiteiten. Van de patrouille tot
Bunuelesk sardonische kloosterrust. Eerst is het gevoel nog best
sentimenteel. Een Afro-Amerikaanse soldaat wordt op de markt
'verkocht'. Italiaanse straatschoffies hebben plezier van – en ook wel
met – hem. 'Niet in slaap vallen hoor, anders steel ik je schoenen.'
Een dag later is de man inderdáád zijn schoenen kwijt. Hij reageert zijn
woede af op een volgend straatratje. Of is het gewoon dezelfde? Oorlog
verdwaast. Het krioelt van de mensen, allemaal sappelend. De soldaat
daalt met de jongen af in deze wereld van ellende. Onwezenlijk. Een
episode later kringelt een hoertje om een volgende 'Joe'. Die droomt
echter nog van een vorig Italiaans liefje. Vorig? Is het weer dezelfde?
Twee episodes die elkaar prachtig spiegelen. Oorlog neemt elke
identiteit af. Dat wordt in de allerlaatste episode nog eens even
keihard bewezen. Wat rest is stoffelijk overschot.
Labels:
films uit de jaren '40,
Roberto Rossellini
Star Trek: The Wrath of Khan
Ooit
moet je een keer een Trekkie nemen. Echt high werd ik 'r niet van. Het
is toch meer Dune of Star Wars dan ik gehoopt had. (Inclusief verloren
zoon-motiefje.) Schieten vanachter het scherm van je ruimtevaartuig.
Bijna virtueel. Wat dat betreft is het intro toepasselijk ironisch. Van
karakterologisch gebabbel komt het niet, als er een boom wordt opgezet
gaat het snel, dankzij 'Project Genesis'. De mannenfreundschaft tussen
Kirk en 'de doc' is wel aardig. Daar verkrijgt de film het verwachte
tv-serie-gevoel. We zijn in space maar we konden ook op de bank zitten
kleppen, onder het genot van een goedgerijpt 'wijntje.' Shatner heeft de
coupe en de puntige bakkebaarden van een charmezanger. Noodzakelijk,
want hij moet wedijveren met een uitzinnige Ricardo Montalban. Diens
shirt hangen open op Paul Verhoeven in Zomergasten-niveau. Zijn fittie
met Kirk behelst onder meer wat Cronenbergs gewurm. De immer
utilitaristisch redenerende Spock zorgt voor de humor, zelfs al is dat
een concept dat de Vulcans niet snappen. De liefhebbers moeten het met
één dialoogje Klingon doen. (Het lijkt me gewoon een Noord-Fins
dialect.) Waarom lieutenant Saavik (Kirstie Alley) constant 'Mister'
werd genoemd, werd me niet helemaal duidelijk... Toch nog maar wat bij
lezen op de – duh – eindeloze Wikipedia-pagina dan.
Labels:
films uit de jaren '80,
Nicholas Meyer
Dark Victory
Dat je op een feestje bent, er een
kerel naast je staat, en die zegt: 'dat schrammetje op je arm, ik zou er
eens naar laten kijken'. De dokter en de klos. In Dark Victory blijft
de neurochirurg (George Brent) maar symptomen bij (of aan) Bette Davis
ontdekken. Ze lijdt dan al aan hoofdpijnen. En aangezien een simpel
verkoudheidje in Hollywood al dodelijk is... Hoewel niemand het haar
vertelt (andere tijden) heeft ze nog tien maanden te leven. Ook een
stervende kan in Hollywood echter niet zonder 'eeuwige' romance het
tijdelijke verlaten, wat de gedachte oproept: zouden er vrouwen zijn die
met nog één jaar te gaan nog even snel een kind hebben gekregen? Het hád
hier gekund. De dokter valt voor Bette. En zij voor hem. Het geheim zit
er stilletjes tussenin. Zou mooi zijn als een en ander tot het einde was
volgehouden. Arthouse-niksen. Ik zag ook nog wel een lijntje voor me
waarin de patiënt het wél wist, maar dát dan weer haar dokter niet
vertelde. In werkelijkheid ontvouwt alles zich op voorspelbare wijze.
Kunnen wij ons concentreren op de bijrollen. Humphrey Bogart speelt een
'stable hand'. Veel hoeft hij niet te doen, maar misschien werd hij
buiten beeld gehouden wegens een hardnekkige 'bad hair day'. Zijn haar
zat nooit slechter. En dan is daar nog een héél bekende stem. De kop van
de jongeman zei me echter niets. Aftiteling. Ronald Reagan.
Labels:
Edmund Goulding,
films uit de jaren '30
maandag 18 augustus 2014
Summertime
Met
wie moeten we nu het meest medelijden hebben. De alleenstaande
middelbare man zonder liefdesleven, of zijn tegenpool, de eeuwige
'spinster'. In het laatste geval lijkt het meer een kwestie van niet
durven dan niet kunnen (krijgen). Dat is dus eigenlijk extra zonde. Je
bent het sterke geslacht of je bent het niet. Niet echt een gangbaar
onderwerp, en dat maakt deze Summertime-romance van David Lean best aardig. Het uitgangspunt mag dan dapper zijn, de uitwerking is wel
erg traditioneel. Alleen die setting al. Venetië. De stad waarin
Bouquet-reeks-droompjes tussen de zon en het eindeloze water erg
gemakkelijk bloei komen. Katherine Hepburn staat te popelen. De
secretaresse (zonder bril!) is helemaal in haar uppie op Grand Tour.
Maar achter haar Super 8-camera (helaas zien we die beelden niet)
schuilt de pijn. Hepburn heeft aan een paar blikken genoeg om een hele
wereld aan onvervulde verlangens te suggereren. Niemand om eens een
vriendelijke por te geven, op een zwerfknaapje na. Zo sip! Maar dan
verschijnt daar dus het langverwachte Clooneske espresso-wonder, en
begint het warmbloedige en sentimentele gedeelte van de film. Meteen
wordt het minder. De film durft de bindingsangsten van het
Hepburn-personage niet écht te benadrukken. Niet de intensiteit van een
Brief Encounter, dus. Wél een lieve fantasie.
Labels:
David Lean,
films uit de jaren '50
Tell Them Willie Boy Is Here
Regisseur
Polonsky moest decennialang de gevolgen van het McCarthyisme ondergaan
voor ie eindelijk deze film 'mocht' maken. Niet zo vreemd dus dat zijn
terugkeer een zeer sfeervolle parabel over uitsluiting is geworden. 'Go
back to your reservation boy'. De indianen kunnen erover meepraten.
Alleen al het feit dat jouw 'clan' door een heuse 'superintendant' wordt
'gecontroleerd'. Voor de film indringend kan worden moeten we toch
lachen om Katherine Ross. Zoals Berlusconi ooit over Obama zei: wat een
fraai brons kleurtje. Het neigt naar Victoria Beckham die te lang onder
de zonnebank heeft gelegen. Échte indianen, die zien we ook hier niet.
Willie 'Boy' wordt vertolkt door Italo Robert Blake. Na een akkefietje
neemt hij samen met zijn liefje Katherine de benen, waarna ze de rest van de
film 'Afrikaans klassiek' opgejaagd door de steppe rennen. Het plot komt
toch weer van de white boys. Sheriff Redford is er bij, zónder dat ie
Katherine mag kussen, al is hun enige scene samen wel bijzonder intiem.
Hij worstelt met de 'legacy' van pa, een thema dat Sayles ooit nog
leende voor Lone Star. De superintendant is de meest interessante rol
van de film. Susan Clark is niet alleen blank in een indianenwereld, ze
is ook intellectuele vrouw onder de schietgrage mannen, met een lichte
neiging zich te laten vernederen. Samenleven, het is en blijft lastig...
Labels:
Abraham Polonsky,
films uit de jaren '60
The Buddy Holly Story
'Well, allright!' The Buddy
Holly Story wordt hier The Gary Busey Show. En hoe! Busey doet Buddy
Holly beter dan Buddy Holly. Superslicke Elvis-dance movies en een
ongelofelijk magnetisme. Zo wordt inzichtelijk waarom het
ogenschijnlijke sulletje Buddy al die teenboppers in hysterie rockte;
zij moeten hetzelfde hebben gevoeld. Het tofste muzikale
momentje (van velen) zit meteen aan het begin. Buddy en de nog naamloze
Crickets op de rolschaatsbaan. Eerst nog een degelijk countrydeuntje.
Maar dan! Distortion! Garagerock wordt hier letterlijk en figuurlijk
uitgevonden, want het bandje oefent in een met kippenveren geïsoleerd
hok. Van dat soort details had de film er meer kunnen gebruiken, want na
de spetterende opener volgt een rise & rise-verhaal. Buddy is
aanvankelijk haast irritant compromisloos. Wat maakt een ster?
Zelfvertrouwen en néver nooit met je laten sollen. Als we deze film
moeten geloven had Buddy het allebei. Ik denk dat dat wel meeviel. De
film weigert de ironie te benadrukken dat Buddy binnen een jaar in een
degelijke showrevue eindigt. De aimabele Crickets zijn dan dus al
verdwenen. Zonder veel gedoe, want de film houdt niet van conflicten. En
The Day The Music Died? Die 'halen' we nooit. Ik zou trouwens wel eens
een Altman-achtige film over alléén die ene dag willen zien.
Labels:
films uit de jaren '70,
Steve Rash
zondag 17 augustus 2014
Mr. And Mrs. Bridge
Nogal laffe
Merchant/Ivory-productie. Zelfs het open einde moet met een mededeling
in de aftiteling worden gladgestreken. Het lijkt wel alsof de makers
zelf terugschrokken voor wat ze werkelijk wilden zeggen. We zien het
middelbare echtpaar Paul Newman en Joanne Woodward, ergens in jaren '30.
Newman is een kerel van de oude stempel. Een vrouw hoort te breien, en
meer ook niet. Naaien... Dat doen de twee ook niet meer. De film lijkt
hier wat aan te willen gaan doen. We zien shots van het tweetal in het
Louvre voor naaktportretten, en op feestjes van hipperig moderne
psychiaters (de nieuwe hype!) halen verveelde huisvrouwen nogal lustige
orientaalse beeldjes tevoorschijn. Maar dan... Gebeurt er dus niks meer
mee. Newmans rol is onwaarschijnlijk saai en eendimensionaal. De film
piekt pas als er enkele keren wat ruimte aan een onbelangrijke bijrol
wordt gegeven. Zo is de secretaresse met de onmogelijke crush op haar
baas zeer aandoenlijk (en herkenbaar...). En Mrs. Bridge, dé rol met
potentie in de film, wordt pijnlijk genoeg pas intiem als ze een
momentje met haar zóón beleeft. Moet ze toch weer de moeder zijn. Hij
staat zich te scheren (de nieuwe man in huis is gearriveerd!) en zij
doet even later haast overdreven verliefd. Maar één geslaagde
koppel-scene in twee uur. Dat is niet genoeg.
Labels:
films uit de jaren '90,
James Ivory
Easy Living
Screwballing
met Preston Sturges achter de inktpatronen. Kom maar op, en 'make it
snappy!'. Het is in deze thirties-film weer een oorverdovend dolle boel.
Als er met 'you dirty capitalist' gescholden kan worden, weet je dat
het goed zit. Bankmannetjes in de verdrukking, net na 1929 was het een
standaard thema. Vilein (maar stiekem toch respectvol) met de rijken
dollen. Het uitgangspunt is zo simpel als wat. Een bankier smijt een
bontjasje van zijn eega uit het raam. Bam, recht op de kop van de
sappelende Jean Arthur. Zij werkt als typiste bij het blaadje 'The Boys
Constant Companion', door de rijkaard later 'The Boys Constant Reminder'
genoemd. 'Mr B.' wil de verbijsterende eerlijkheid van Arthur belonen
en van het een komt het ander. Iedereen denkt dat ze zijn maîtresse is.
Dus inclusief al zijn zakenpartners. Die zien ineens mogelijkheden. De
Franse hoteleigenaar Louis Louis – tevens beste kok ter wereld – is
hierbij haantje de voorste. Als de bankier 'm nog één week heeft gegeven
om zijn schulden af te lossen, stormt hij diens kantoor uit. 'DOWN!'
roept hij tegen de minzame secretaresse, denkende dat zij een liftboy
is... Negentig minuten geschreeuwde malligheid wordt wel erg lawaaiig,
maar fraaie intermezzi zijn er ook. Zo is er een Tati-achtige sequentie
in... een 'FEBO' automatiek. Zo'n komedie blijft fresher dan de beste
nut salad.
Labels:
films uit de jaren '30,
Mitchell Leisen
Charley Varrick
Een truc om
een scene iets extra's mee te geven is de aanwezigen iets totaal
onbelangrijks te laten doen. De dialoog wordt er prompt intenser van,
omdat de kijker óók de handeling gaat zitten bestuderen. Zo wordt er
hier druk gepingpongd bijvoorbeeld. Weer elders komt een hoge pief naar
info vragen. Het vrij droge expositie-momentje wordt verluchtigd door de
zakenman een meisje op een schommel te laten duwen! Juist hóe de gladde
bankman dat doet lijkt ineens relevant. Erg galant. Allemaal zijlijnen
trouwens, maar een goede heist-film bestaat nu eenmaal uit een kluwen
van distracties. Walther Matthau, met zijn olijke Droopy-hoofd, speelt
een voormalig vliegenier die zich inmiddels in kleinschalige
bankovervallen heeft gespecialiseerd. Dit alles zogenaamd als 'crop
duster'', vanuit een stacaravan in New Mexico. Helaas zien we 'm nooit
zijn dekmantel-job uitvoeren (een van de weinige foutjes van de film)
maar zijn vliegeniersbril gaat uiteindelijk toch nog op. Tussendoor
slaan Matthau en wat kornuiten toe, in een heist die nét even teveel
geld oplevert. De bank blijkt een 'drop' (witwaspunt) en Joe Don Baker
komt het geld terughalen. Zowel hij als Matthau trekken in hun zoektocht naar
de uitweg langs een fijne seventies-collectie aan kittige dames,
alhoewel Baker stoer verkondigt: 'I'll never sleep with whores, at least
not knowingly.' Gewiekst en geslaagd.
Labels:
Don Siegel,
films uit de jaren '70
zaterdag 16 augustus 2014
She Wore a Yellow Ribbon
Back to business voor
John Ford, wat mij betreft. Ondanks het 'vrouwelijke' element in de
titel heeft deze film niets van de magie van My Darling Clementine.
Grote gedeelten van de film zijn pure rauwdouwerij. Mannetjes die
indruk op elkaar proberen te maken, en 'BOE!' tegen de indiaantjes
roepen. Lange tijd is het enige moment van zwakte het intro, waar het
Custer Massacre een namedrop krijgt. Wát er daar precies gebeurde, wordt
door de film als bekend verondersteld. Ik had geen idee. Het blijkt een
van de weinige keren dat de indianen terugsloegen. Er is dus toch een
periode in de geschiedenis waarin de indianen een soort Taliban-verzet
konden bieden. Niet dat dat lang duurde. Zou mooi zijn als ze daar eens
een film over zouden maken, vanuit het native standpunt. Hier blijven we
gewoon bij de wittemannen-cavalerie, en krijg je een koloniaal
postimperiaal ouwejongenskrentenbrood verhaaltje. John Wayne is op
leeftijd, dus speelt een man wiens einde nadert. Zijn stem blijft een
kunstwerkje, en zijn dialogen met de ronde Ierse drinkebroer Quincannon
zijn lekker sentimenteel. Het afscheid van Wayne is zelfs aandoenlijk.
Maar zijn laatste legerkunstjes aan het hoofd van de cavalerie worden
nogal chaotisch opgedist, Eigenlijk is er ook geen missie meer, er zíjn
is zowat genoeg
Labels:
films uit de jaren '40,
John Ford
Topaz
'It's more than
possible. It's true.' Hitchcock bij de spionnen. Het meest fluïde beroep
op aarde. Petten genoeg. In tijden van Koude Oorlog is de tussenpositie
helemaal de slimste. De Fransen weten er hier wel raad mee. Het geeft
Hitchcock de kans om een blik fijne Franse acteurs open te trekken
(Piccoli, Noiret) die dan wel allemaal Engels moeten spreken. Waar ze
ook zijn. De beste scenes spelen 'gewoon' in New York. De uitgestreken
Stafford schakelt een lokale 'bloemist' in om de Cubanen wat informatie
te ontfutselen. Het bloemenwinkeltje schittert in Technicolor, net zoals
New York bij nacht dat doet. Typerend voor de film vinden de meest
sfeervolle dialogen 'achter glas' plaats. (Ze zijn dus onhoorbaar én
profiteren daarvan.). De teksten die we wél horen zijn bepaald
on-spannend. Gelukkig zijn de Cubaanse schurken fijn. Vurige haardossen,
felle ogen. En dan de sigaren. Knalgroen als een bemoste tak. Ik dacht
dat die dingen bruin waren!? Als de hele bups spionnen op Cuba belandt
flitst ook Fidel nog even op kunstig verwerkte 'echte' beelden langs.
Net als hij zijn mond open wil doen, kapt de film hem hilarisch
eenvoudig af. Op naar de volgende scene! In de extended family van de
Franse spionnen dartelt trouwens ook nog Truffaut-meisje Claude Jade
rond. Dat de film het van dat soort kleine cadeautjes moet hebben is een
gevalletje 'helaas maar waar'. Wel moet gezegd dat Topaz een paar opmerkelijk gestileerde en gewel(da)dige shots bevat
Labels:
Alfred Hitchcock,
films uit de jaren '60
Beverly Hills Cop
'The
brief scenes in Maitland's art gallery are greatly enlivened by Bronson
Pinchot, whose accent should baffle linguists everywhere.' Best een
lollige film hoor, maar ik moest toch het hardst lachen om dit grapje
van de NY Times. Eddie Murphy is zélf het grootste lachebekje. Hij blijft
maar irritant hinniken. Het fasttalkin' gaat 'm beter af, en dan is ie
inderdaad gewoon The Fresh Prince of Detroit. (En later dus van Los
Angeles.) Een soort Crocodile Dundee zonder de grens over te steken.
Absolute 'No Shit Sherlock'-momentje van de film is de soundtrack. Hier
kwam dat beroemde riedeltje dus vandaan! Axel F. De titel slóeg ergens
op. Ook een paar van de minder bekende melodieën werken op geheel eigen
wijze. Alsof we in een computerspelletje als Outrun zijn belandt.
Volledig arcadehal, volledig eighties. Veel verrassingen zijn er verder
niet. De pukkelige schurk schmiert Engels (vraag me af of je kunt
bewijzen dat films met een Angelsaksische slechterik zichzelf nooit zo
serieus nemen, en ook niet zo zijn bedoeld.) Heel netjes gaat de
'leading lady' niet eens voor de kus! (Het zou toch niet komen omdat
Eddie...) De domme agenten die door Eddie mee naar de stripclub worden
gelokt krijgen het wél voor de kiezen. 'I ain't on duty so my dick can
be hard!'. De postmoderne meta-verwijzing naar Butch Cassidy is dan weer
opvallend stijlvol.
Labels:
films uit de jaren '80,
Martin Brest
vrijdag 15 augustus 2014
The Red Badge of Courage
'He had performed his
mistakes in the dark, so he was still a man.' Even korte als wijze
oorlogsfilm van stilist Huston. Hij lijkt zijn inspiratie hier bij
Eisenstein te hebben gezocht. Hoekige shots, intense close-ups, en
vreemde maar fraaie 'overlopers'. In de mooiste ervan verdwijnt het
gezicht van de Jonge Soldaat in een bladerdek. Het lijkt alsof zijn pijn
in duizend stukjes uiteen valt. Erg emotioneel. In zeventig minuten kun je
natuurlijk niet veel verhaal kwijt, maar het boekje van Stephen Crane
waarop de werd gebaseerd was dan ook puur subjectivistisch. De angst van
je eerste dag oorlog. Zal ik niet wegrennen? Ik had zowaar nog wel wat
meer voice-over willen horen, en 'de vertelstem' had ook nog wel wat
ouder gemogen. Maar ook nu is de sfeer al humaan als Oorlog en Vrede.
(We blijven zo bij de oude Russen.) Huston's realisme is piekfijn. De
koppen van de kerels in de Amerikaanse Burgerorlog zijn even hoekig als
de experimentele shots, tegelijkertijd houden ze allemaal iets naïefs.
Als de langverwachte angst heeft toegeslagen én weer is overwonnen is
het tijd voor grapjes. 'Gaten in mijn pet en broek, but there ain't no
holes in me, except the ones that was intended.' En dan de Tolstojaanse
spirituele slotgedachte. Alle vogels knipperen na het schieten één keer
met de ogen en beginnen weer te kwetteren.
Labels:
films uit de jaren '50,
John Huston
Abonneren op:
Posts (Atom)