maandag 11 augustus 2014
Suspicion
Vrouwen. Ze denken gewoon
teveel na hè... Zit stil en wees mooi, zei de leraar Frans altijd. In
Hitchcock's Suspicion plukt Cary Grant het muurbloempje Joan Fontaine.
De eerste vijf minuten zijn een cursusje 'hoe versier ik een spinster.'
Antwoord: met geweld. Grant rand haar een beetje aan, gooit d'r haar in
de war, scheldt 'r uit. En zie, even later ligt ze aan haar voeten. Het
laatste zetje wordt door pa en ma gegeven die over dochterlief roddelen.
'Ze zal wel nooit aan de man komen, maar wat geeft het, ze is in elk
geval intelligent.' Dat hebben pa en ma geweten. De bril gaat af (echt!),
de boeken gaan terug in de kast. Het 'echte' leven kan geleefd worden. Eén
probleempje: Grant is een gokverslaafde narcistische playboy. Hij is
minstens zo'n gecompliceerd karakter als zijn borderliner-verovering.
(En dat zonder date-sites...) De rest van de film verzamelt Fontaine
redenen om eindelijk weg te durven gaan, maar durft dat –
vanzelfsprekend – niet. Zelfs een detective schrijfster wil niet helpen,
hoe opzichtig Fontaine ook vist. De detectiveschrijfster denkt enkel
aan zichzelf. 'O als ik nou maar geen geheimen verklap!'. Grant is
lekker evil, en heeft in tegenstelling tot in Gunga Din genoeg snappy
teksten om zijn mimiek op in te laten werken. Met 'arsenic' mag hij
ditmaal echter niet aan de slag... Het einde is één grote laffe sof.
Sommige vrouwen moeten gewoon niet trouwen, blijkbaar...
Labels:
Alfred Hitchcock,
films uit de jaren '40
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten