vrijdag 29 augustus 2014
How Green Was My Valley
Zingen
voor de koningin, emigreren naar Amerika, een vakbond oprichten, het
zijn zomaar drie spectaculaire gebeurtenissen waar in deze film op
gehint wordt, en waar we vervolgens nooit meer iets van horen. Er is
niks mis met een episodisch script, maar je zult toch ergens één van je
voorzetjes in moeten koppen. Anders krijgt de kijker last van het
cinefiele equivalent van blauwe ballen. John Ford zal wel weer bedwelmd
zijn geweest door zijn eigen Zion: de Britse eilanden. Het Welshe
paradijs wordt in deze film bedreigt door de opkomst van de
mijnindustrie. Het zijn de taferelen uit Emile Zola's Germinal. Opstand
tegen de bovenbazen, gruwelijke ongelukken en gehate stakingsbrekers.
Maar de arbeidersfamilie Morgan woont dermate groot en is dermate
gelukkig dat zelfs het verlies van zonen de idylle nauwelijks kan
verstoren. (Hooguit krijgt het verhaal dan een groot
zigeunertraan-gehalte.) De flitsen uit het leven worden bijeengehouden
door een nostalgische voice-over, én een schattige hoofdrol. De jongere
versie van de verteller is een guitig kereltje, die als Bambi door de
velden dartelt. (Ook hij moet ergens nog 'even' opnieuw leren lopen...)
Zijn teksten leren was weinig problematisch: 'yes, sir!' komt wel
honderd keer langs. De fraaie Welshe namen vormden wellicht een groter
probleem. Ionto, Iystyn, Angharad!
Labels:
films uit de jaren '40,
John Ford
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten